17e
ronde in de Goddelijke Wil - Jezus' openbare leven: het bewerken van wonderen
O Jezus, mijn kostbaar leven, ik zie dat U afscheid neemt
van Uw Moeder, maar Uw beide wilsuitingen scheiden zich niet. Terwijl U
vertrekt om Uw openbare leven helemaal alleen te beginnen, gaat U naar
Jeruzalem, waar U Uw Goddelijk Woord in de Tempel zal verkondigen en openlijk
verklaren dat U Degene bent die door de volkeren wordt verwacht, de
langverwachte Messias. Maar wat breekt het Uw Hart en bent U diep getroffen te
zien dat ze, wanneer U hen Uw Woord leert, ze in plaats van zich aan Uw voeten
te werpen om U te ontvangen als hun Hemelse Verlosser, met minachting naar U
kijken, morren terwijl U praat en zich terugtrekken, zonder U een
verblijfplaats aan te bieden, en U zo alleen achterblijft.
Door hun ondankbaarheid staat U er alleen voor, gedwongen U
terug te trekken uit de samenleving en te bedelen om brood, met 's nachts de
grond als bed en de sterrenhemel als dak. Met een ongelovige glinstering bieden
de sterren U hun gezelschap aan, terwijl U de nachten doorbrengt in tranen en
gebeden, smekend voor hen die er niet om geven U te leren kennen.
Jezus, mijn Liefste, kom in mijn armen en rust. Ik wil met
U huilen en bidden. Ik wil al mijn refreinen "ik hou van U, ik aanbid U,
ik zegen U en ik dank U" samensmelten in de smart die U doorstaat, in de
tranen die U vergiet en in de Woorden die U spreekt, die niet worden gehoord.
Ik wil mijn "ik hou van U" voor, achter en onder Uw voetstappen
plaatsen, zodat Uw voeten niet de harteloosheid van de ondankbaren [die op]
aarde rondlopen voelen, maar alleen de zachtheid van mijn Liefde. Ik wil tegen
U zeggen: "O Jezus, kijk eens hoeveel U lijdt; laat Uw Goddelijke Wil in ons
heersen en U zult niet meer lijden."
O mijn Jezus, leven van mijn arme hart, Uw Liefde is
onvermoeibaar. U keert terug naar de Tempel om Uw Goddelijke Woord aan de
menigten te leren. Terwijl de groten en de geleerden ervoor kiezen U niet te erkennen,
verzamelt zich een menigte arme, onwetende en gekwelde zielen rond U. Ze worden
aangetrokken door Uw zachte en aangename houding en door Uw betoverende stem
die hun hart diep raakt terwijl U spreekt.
Een teken van geluk komt Uw ziel binnen en is in staat om
op zijn minst degenen te troosten, te onderwijzen en te genezen die als het
uitvaagsel van de samenleving worden beschouwd. Op deze manier wordt U de Vriend,
de Leraar en de sympathieke Genezer van de armen. Voor iedereen heeft U een
troostend Woord over. U vindt het niet beneden Uw waardigheid om hun lijdende
ledematen aan te raken en ze te genezen. U gaat van de ene stad naar de andere,
en ik wil in Uw voetsporen treden en mijn "ik hou van U, ik aanbid U, ik dank U
en ik zegen U" op de straten en steden die U bezoekt, drukken. En terwijl ik U dikwijls
aan mijn hart druk, fluister ik zachtjes in uw oor: "Verleen mij het Koninkrijk
van Uw Wil. En om U ertoe te bewegen mij te geven wat ik vraag, vraag ik dit met
de Liefde van Uw eigen [Goddelijke] handelingen en werken."
Terwijl U door de straten en steden reist, kom ik een
ontroerend tafereel tegen. Ik zie U omringd door blinden, stommen, doven,
kreupelen, verlamden en melaatsen. Al die menselijke ellende doordringt Uw
Goddelijke Hart. En, O, wat beeft U! Uw Hart breekt bij het zien van de
menselijke natuur die tot zoveel ellende is verworden - dezelfde menselijke
natuur die zo mooi en volmaakt door Gods Scheppende handen werd gevormd, is nu
bijna afschuwelijk om te zien. En dit alles is te danken aan de ontaarde
menselijke wil die, met zijn ergste gevolgen, de menselijke natuur zo
ongelukkig maakt. O, mijn Liefste, ik smeek U, laat Uw Fiat in ons heersen. Als
U het wilt, kunt U met Uw Fiat het ongeluk op de vlucht jagen dat de menselijke
wil heeft voortgebracht.
En daarom laat ik mijn "Ik hou van U" stromen in
Uw handeling van het herstellen van het gezichtsvermogen van de blinde, zodat
iedereen Uw Goddelijke Wil kan zien en leren. En hoevelen zijn er blind voor Uw
Goddelijke Wil! De aarde is gevuld met zoÿn blinde zielen, daarom smeek ik U om
aan allen het zicht te geven, zodat zij Uw Allerheiligste Wil kunnen zien en bekijken.
Mijn Liefste, ik zie dat U met elke stap die U zet, degenen
geneest die gekweld zijn. Een dove wordt aan U voorgesteld en met de autoriteit
van Uw stem herstelt U zijn gehoor. Ik laat mijn woorden "ik hou van
U", vloeien in het geluid van Uw bevel en vraag U om het gehoor te
herstellen van zovelen die doof zijn voor de stem van Uw Goddelijke Wil.
U doet nog een stap en maakt de tong van een stomme los. En
hoeveel stomme zielen zijn er wier tong niet in staat is te spreken over Uw Goddelijke
Fiat! En ik, geknield aan Uw voeten, kom tot Uw knieën en, ondanks mijn
onbekwaamheid, weiger ik van hier weg te gaan tot U het wonder verricht en de
tongen van de vele stomme zielen losmaakt, zodat ze allen kunnen spreken over Uw
Aanbiddelijke Wil.
O mijn Jezus, Uw Hart ervaart een klap vanwege zo'n
menselijke ellende - allemaal het gevolg van de menselijke wil. U verricht daarom
wonderen om hen [van hun kwellingen] te bevrijden en U verkrijgt voor ons de
genade om Uw Goddelijke Wil te aanroepen zodat deze op aarde kan heersen. Zo
laat U de lamme lopen, reinigt U de melaatsen en geneest U de verlamden.
En ik, mijn Hemelse Verlosser, vergezel U altijd met mijn
"ik hou van U, ik aanbid U, ik zegen U en ik dank U." En weet U
waarom ik van U bemin en U volg? Omdat ik de benen wil strekken van degenen die
in Uw Wil mank lopen, om alle menselijke generaties te reinigen van de
melaatsheid van de menselijke wil die hen heeft misvormd naar geest en lichaam,
en om al diegenen te genezen die verlamd zijn door het misbruik van hun eigen
menselijke wil.
Mijn Liefste, de menselijke wil is de zaaier van alle
kwalen, en daarom smeek ik U om het Wonder der wonderen te verrichten: Laat Uw
Wil op aarde heersen zoals in de Hemel, zodat alle kwalen uit ons midden worden
verbannen.
18e
ronde in de Goddelijke Wil - Jezus' openbare leven: de dood van Lazarus en de
storm op zee (in overeenstemming met) de slaap van Lazarus en de slaap van
Jezus
Mijn Geliefde, terwijl U Uw openbare leven voortzet,
verkondigt U overal Uw Goddelijke Woord en troost U degenen die in ellende
verkeren. U hoort een moeder huilen terwijl ze het lichaam van haar zoon naar
het graf begeleidt, en U kunt de tranen van een huilende moeder niet weerstaan.
U nadert de kist, brengt de jongeman weer tot leven en geeft hem terug aan zijn
moeder. Mijn Liefste, moge mijn "ik hou van U" U vergezellen terwijl U
het leven herstelt van de persoon die is gestorven. Ik smeek U om de vele
zielen die dood zijn voor Uw Goddelijke Wil, tot [het] leven [van genade] te
herstellen.
Op die manier zal de Goddelijke Wil niet langer tranen
vergieten - die ook Uw tranen zijn - zoals ze eeuwenlang heeft gedaan en met
meer Liefde dan welke moeder dan ook heeft, vanwege de vele van Uw kinderen die
dood zijn geworden voor Uw Wil.
O mijn Jezus, mijn zoetste leven, Uw Liefde brengt U
overal. Geroepen om een klein meisje uit de dood op te wekken, weigert U
niet. U houdt haar bij de hand om haar op te doen staan, U zegt: "Het
meisje is niet dood, maar slaapt", en U herstelt haar tot het leven.
Mijn Liefste, hoeveel zijn er die slapen in de sluimer van
hun menselijke wil! Ik bied daarom mijn "ik hou van U” aan om de handeling
te stromen, die U uitvoert om het meisje weer tot leven te brengen. Daarbij
vraag ik U om uw rechterhand uit te strekken over alle mensen en hen terug te
brengen tot het leven van Uw Wil. Het enige wat nodig is, is de aanraking van Uw
scheppende hand – een handeling van Uw Kracht – om deze zielen te bevrijden uit
hun sluimering van de menselijke wil, en om de eerste groep van kinderen van
het Koninkrijk van Uw Goddelijke Fiat te vormen.
Mijn Barmhartige Jezus, er wacht U nog een ontroerend
tafereel: Martha en Maria Magdalena komen naar U om U te vertellen dat hun
broer Lazarus is gestorven, en ze huilen. U bent zo ontroerd dat U met hen
weent en hen vraagt U naar het graf van Lazarus te brengen. Eenmaal daar
aangekomen, beveelt U dat het graf wordt geopend. Als U ziet dat je hem al na
vier dagen niet meer kunt herkennen of benaderen vanwege de vieze stank die uit
het graf komt, huivert U, beeft U en huilt U, en met een gezaghebbende stem die
beeft vanwege Uw grote smart, roept U uit: Lazarus,
kom naar buiten!, en U wekt hem op uit de dood.
Mijn Liefste, waarom huilt U en ervaart U zoveel smart als U
Lazarus uit de dood opwekt? En Jezus, die mij tegen zich aandrukte en ik tegen Hem,
deed mij Zijn droevige hartslagen ervaren en ik hoorde Zijn stem weerklinken in
mijn hart: Mijn kleine dochter, Lazarus
vertegenwoordigde de hele mensheid die doordrenkt was van zonde en werd
teruggebracht tot een rottend lijk vanwege de menselijke wil. Hij bracht
levendig het kwaad in beeld dat de menselijke wil teweegbrengt en dat de
menselijke familie voor Mij ondraaglijk maakte om te aanschouwen. Vandaar de
vieze stank die uit zijn graf kwam en die Mij deed huilen en beven van smart.
Daarom vraag Ik je om met Mij te huilen en te bidden.
O, leven van mijn hart, ik ween met U en druk op elk van Uw
Woorden mijn "ik hou van U, ik aanbid U, Lazarus, kom naar buiten!",
om U aan te zetten deze woorden te herhalen in ieder mensenhart terwijl U
tranen stort als een gezegende dauw. U zegt: Kom uit het graf van je menselijke wil en keer terug naar het leven van
Mijn Goddelijke Wil! Want door Uw gezaghebbende stem te horen, zullen allen
opstaan om [op aarde] het Koninkrijk van Uw Fiat te vestigen.
Mijn geliefde Jezus, ik zal U geen moment verlaten. Hoewel
ik mezelf niet goed kan uitdrukken, kan ik toch tegen U zeggen: "ik hou
van U, ik hou van U", en ik verweef al Uw handelingen, werken, stappen,
woorden en tranen met mijn kleine "ik hou van U", en smeek U om op
aarde Uw heersende Fiat te vestigen.
Ik volg U nu met Uw discipelen terwijl U slaapt op de boot.
Uw slaap is een symbool van de rust die U wilt schenken aan degenen die in Uw
Goddelijke Wil zullen leven. Maar deze storm raast zo hard dat het de harten
van Uw apostelen angst aanjaagt, waardoor ze, wanneer ze U wakker maken,
uitroepen: “Meester, red ons! We gaan verdrinken!”
O mijn Jezus, deze storm vertegenwoordigt de onstuimige
menselijke wil die, door zijn onstuimige golven te verheffen in de zee van het
leven, ons dreigt te verdrinken. Mijn lieve Jezus, met mijn "ik hou van
U", verenig ik mijn stem met de apostelen die uitroepen: "Meester,
red ons! We gaan verdrinken!”
Ik smeek U, met dezelfde autoriteit waarmee U de storm, die
de apostelen overspoelde, beval om stil te zijn, beveel de storm van onze
menselijke wil om stil te zijn, zodat onze menselijke wil verzoend mag worden
met Uw Goddelijke Wil en rust vindt in de veilige armen van Uw Allerhoogste
Fiat!
|