Bonhoefferÿs theorie over domheid
In het donkerste hoofdstuk van de Duitse geschiedenis, in
een tijd waarin opgehitste bendes stenen in de etalages gooiden van onschuldige
winkeliers en vrouwen en kinderen in het openbaar wreed werden vernederd; begon
Dietrich Bonhoeffer, een jonge predikant, zich in het openbaar uit te spreken
tegen de wreedheden die het regime gebruikte. Na jaren van pogingen om mensen
van gedachten te doen veranderen, kwam Bonhoeffer op een avond thuis en moest
zijn eigen vader hem vertellen dat er twee mannen in zijn kamer hem stonden op te
wachten om hem mee te nemen.
In de gevangenis begon Bonhoeffer na te denken over hoe
zijn land van dichters en denkers was veranderd in een collectief van lafaards,
boeven en criminelen. Uiteindelijk concludeerde hij dat de wortel van het
probleem niet boosaardigheid was, maar domheid. In zijn beroemde brieven uit de
gevangenis betoogde Bonhoeffer dat domheid een meer gevaarlijkere vijand van
het goede is dan kwaadaardigheid, want hoewel men tegen het kwaad kan
protesteren; het kan worden ontmaskerd en voorkomen door het gebruik van
geweld, maar tegen domheid zijn we weerloos. Noch protesten, noch het gebruik
van geweld bereiken hier iets. Redenen vallen in dovemansoren.
Feiten die het vooroordeel van een dom persoon
tegenspreken, hoeven eenvoudigweg niet te worden geloofd en wanneer ze
onweerlegbaar zijn, worden ze gewoon terzijde geschoven als onbelangrijk, als
incidenteel. Bij dit alles is de domme persoon zelfvoldaan, en omdat hij snel is
geïrriteerd, wordt hij gevaarlijk door in de aanval te gaan. Om die reden is
meer voorzichtigheid geboden met het omgaan met een domme persoon dan met een
kwaadwillige.
Als we willen weten hoe we domheid kunnen overwinnen,
moeten we proberen de aard ervan te begrijpen. Zoveel is zeker, domheid is in
wezen geen intellectueel defect, maar een moreel. Er zijn mensen die
opmerkelijk intellectueel begaafd zijn en toch dom zijn, en anderen die geen
hoog intellectueel niveau hebben, toch allesbehalve dom zijn. De indruk die men
krijgt is niet zozeer dat domheid een aangeboren afwijking is, maar dat mensen
onder bepaalde omstandigheden dom worden gemaakt of beter gezegd, dit laten
gebeuren.
Mensen die in eenzaamheid leven, vertonen dit defect minder
vaak dan individuen in groepen. En zo lijkt het erop dat domheid misschien
minder een psychologisch, dan een sociologisch probleem is. Het wordt duidelijk
dat elke sterke opleving van de macht, of het nu van politieke of religieuze
aard is, een groot deel van de mensheid met domheid besmet. Bijna alsof dit een
sociologisch-psychologische wet is waarbij de macht van de ene de domheid van
de ander nodig heeft. Het proces dat hier aan het werk is, is niet dat bepaalde
menselijke capaciteiten, zoals intellect, plotseling falen. In plaats daarvan
lijkt het erop dat mensen onder de overweldigende impact van toenemende macht
hun innerlijke zelfstandigheid wordt ontnomen en min of meer bewust hun
autonome positie opgeven.
Het feit dat de domme persoon vaak koppig is, mag ons niet
verblinden voor het feit dat hij niet onafhankelijk is. In gesprek met hem
voelt men als het ware dat men helemaal niet met hem als een persoon te maken
heeft, maar met slogans, steekwoorden en dergelijke die bezit van hem hebben
genomen. Hij is betoverd, verblind en wordt misbruikt in zijn wezen. Door een
hersenloos instrument te zijn geworden, zal de domme persoon ook in staat zijn
tot elk kwaad - niet in staat om te zien dat het slecht is.
Alleen een daad van bevrijding, geen instructie, kan
domheid overwinnen. Hier moeten we in het reine komen met het feit dat een
echte innerlijke bevrijding in de meeste gevallen pas mogelijk wordt als er een
uiterlijke bevrijding aan vooraf is gegaan. Tot die tijd moeten we afzien van
alle pogingen om de domme persoon te overtuigen.
Bonhoeffer stierf als gevolg van zijn betrokkenheid bij een
complot tegen Adolf Hitler bij zonsopgang op 9 april 1945 in concentratiekamp
Flossenbuerg, slechts twee weken voordat soldaten uit de VS het kamp
bevrijdden. ´Actie komt niet voort uit het denken, maar uit een bereidheid tot
verantwoordelijkheid. De ultieme test van een morele samenleving is het soort
wereld dat ze aan haar kinderen overlaat.¡ zei Bonhoeffer ooit.
|