Vol 23 - 14/12/1927
Luisa: Toen
bleef ik denken aan het Goddelijke Fiat, en ik zei tegen mezelf: Maar hoe kan
dit Koninkrijk van de Goddelijke Wil temidden van de mensen komen als de zonde
overvloedig is en niemand erover nadenkt dit Koninkrijk te willen? Integendeel,
het lijkt alsof ze nadenken over oorlogen, over revoluties, over het op zijn
kop zetten van de wereld; en het lijkt erop dat ze door woede worden verteerd
omdat ze hun perverse plannen niet volledig kunnen verwezenlijken, terwijl ze
in een hinderlaag liggen, wachtend op een gelegenheid. Verdrijft dit alles niet
de genade van een zo groot goed?
Jezus: Mijn dochter, ik heb
jou, die meer waard is dan wat dan ook; en alles terzijde schuivend, zal Ik
naar jouw waarde kijken - dat wil zeggen, de waarde van Mijn Goddelijke Wil in
jou - en Ik zal Mijn Koninkrijk te midden van de mensen plaatsen. Een mens
is waard naar de waarde die hem is toevertrouwd. Als Mijn Wil een oneindige
waarde bevat, die de hele waarde van alle mensen samen overtreft, heeft degene
die Het bezit, voor de Goddelijke Majesteit, de waarde die alles overtreft. Dus
voorlopig heb Ik jou, en dit is genoeg voor Mij om over het Koninkrijk van Mijn
Wil te beschikken. Daarom is al het kwaad van deze tijd en dat is er te veel
niet gelijk aan de grote waarde van Mijn Goddelijke Wil die alleen in één mens
werkt; en Mijn Wil zal dit kwaad gebruiken om er een grote hoop van te maken
en, met Zijn kracht, om ze van de aardbodem te verbannen.
Hetzelfde
gebeurde in de Verlossing. Het kwaad was niet van de aarde verbannen -
integendeel, het was overvloediger dan ooit; maar sinds de Soevereine Koningin
op aarde kwam - het schepsel dat een Goddelijke Wil in Zichzelf bezat, die de
hele waarde van het goede van de Verlossing omsloot - keek ik niet naar
anderen, noch naar hun kwaad, maar keek Ik naar de waarde van dit Hemelse
schepsel, wat voldoende was om op Mijn afdaling op aarde aan te dringen; en met
het oog op Haar alleen, die Onze voorrechten bezat en de waarde van een Goddelijke
en Oneindige Wil, gaf en vormde Ik het Koninkrijk van Verlossing te midden van de
mensen.
Daarom
wilde Ik, bij het ter beschikking stellen van het goede van de Verlossing, de
hele waarde ervan in Mijn Moeder vinden; Ik wilde in veiligheid, in Haar
moederlijk Hart, alle goeds plaatsen die Mijn komst op aarde temidden van de
mens zou omsluiten; en toen gaf Ik het goede toe dat de Soevereine Koningin van
de Hemel aan Mij vroeg. Ik gedroeg Me als een Prins wanneer Hij naar een
bestemming van meer veroveringen moest vertrekken: Hij kiest de meest trouwe, Hij
vertrouwt Zijn geheimen aan hem toe, Hij legt in zijn handen de hele waarde van
de uitgaven die nodig zijn voor de gewenste veroveringen; en alleen deze
vertrouwend, die weet dat Hij de hele waarde van de gewenste veroveringen
bezit, neemt Hij triomfantelijk afscheid, wetende dat de overwinning zeker is. Dat
doe Ik dus. Wanneer Ik mensen een goed wil geven, vertrouw Ik eerst een van
hen alleen, plaats Ik in haar de hele waarde van dat goed; en dan, alsof Ik
verzekerd ben, geef Ik het goede dat zij aan Mij vraagt voor de andere mensen.
Denk er daarom aan om de hele waarde die het Koninkrijk van Mijn Wil moet
bevatten in jezelf op te sluiten, en ik zal erover nadenken om al de rest te regelen
dat nodig is voor een zo groot goed.
|