Geestelijke Communie (ontvangen
door een Eucharistische Engel op 1/3/2020 te Sievernich)
Gebed als voorbereiding op de Geestelijke
Communie:
Allerheiligste Drie-eenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest,
drie Personen en toch één, ik aanbid U met diepe eerbied. Allerheiligste
Drie-eenheid, bezoek nu mijn huis zoals U het huis van Abraham bezocht. Heb
medelijden met mij, een arme zondaar. Ik heb diep berouw van al mijn zonden in
gedachte, woord en daad, en het nalaten van het goede en alle overtredingen
tegen God.
Ik geloof in de Allerheiligste Drie-eenheid. Eeuwige Vader,
schenk mij de genade dat Uw Goddelijke Zoon, Jezus Christus, nu geestelijk in
mij mag komen. O Heer, wees mijn Hemelse Communie. Kom geestelijk in mij met Uw
Allerheiligste Lichaam en Uw Kostbaar Bloed. (enkele ogenblikken stilte)
Ik dank U, Heer, dat U geestelijk in mij bent gekomen.
Onze Vader - Weesgegroet - Psalm 22: Davids psalm: Mijn God,
mijn God, waarom hebt U mij verlaten? U blijft ver weg en redt mij niet, ook al
schreeuw ik het uit. Mijn God!ÿ roep ik overdag, en u antwoordt niet, ÿs
nachts, en ik vind geen rust. U bent de Heilige, die op Israëls lofzangen
troont. Op U hebben onze voorouders vertrouwd; zij hebben vertrouwd en U
verloste hen, tot U geroepen en zij ontkwamen, op U vertrouwd en zij werden
niet beschaamd.
Maar ik ben een worm en geen mens, door iedereen versmaad,
bij het volk veracht. Allen die mij zien, bespotten mij, ze schudden meewarig
het hoofd: Wend je tot de Heer! Laat Hij je verlossen, laat Hij je bevrijden,
Hij houdt toch van je?ÿ U hebt mij uit de buik van mijn moeder gehaald, mij aan
haar borsten toevertrouwd, bij mijn geboorte vingen Uw handen mij op, van de
moederschoot af bent U mijn God. Blijf dan niet ver van mij, want de nood is
nabij en er is niemand die helpt.
Een troep stieren staat om mij heen, buffels van Basan
omsingelen mij, roofzuchtige, brullende leeuwen sperren hun muil naar mij open.
Als water ben ik uitgegoten, mijn gebeente valt uiteen, mijn hart is als was,
het smelt in mijn lijf. Mijn kracht is droog als een potscherf, mijn tong
kleeft aan mijn gehemelte, U legt mij neer in het stof van de dood. Honden
staan om mij heen, een woeste bende sluit mij in, zij hebben mijn handen en
voeten doorboord.
Ik kan al mijn beenderen tellen. Zij kijken vol leedvermaak
toe, verdelen mijn kleren onder elkaar en werpen het lot om mijn mantel. Heer,
houd U niet ver van mij, mijn sterkte, snel mij te hulp. Bevrijd mijn ziel van
het zwaard, mijn leven uit de greep van die honden. Red mij uit de muil van de
leeuw, bescherm mij tegen de horens van de wilde stier. U geeft mij antwoord.
Ik zal Uw naam bekendmaken, U loven in de kring van mijn
volk. Loof Hem, allen die de Heer vrezen, breng Hem eer, kinderen van Jakob,
wees beducht voor Hem, volk van Israël. Hij veracht de zwakke niet, verafschuwt
niet wie wordt vernederd, Hij wendt Zijn blik niet van hem af, maar hoort zijn
hulpgeroep. Van U komt mijn lofzang in de kring van het volk, mijn geloften los
ik in bij wie U vrezen. De vernederden zullen eten en worden verzadigd. Zij die
Hem zoeken, brengen lof aan de Heer. Voor altijd mogen jullie leven!
Overal, tot aan de einden der aarde, zal men de Heer
gedenken en zich tot Hem wenden. Voor U zullen zich buigen alle stammen en
volken. Want het koningschap is aan de Heer, Hij heerst over de volken. Wie op
aarde in overvloed leven, zullen aanzitten en zich voor Hem buigen. Ook zullen
voor Hem knielen wie in het graf zijn neergedaald, wie hun leven niet konden
behouden. Een nieuw geslacht zal Hem dienen en aan de kinderen vertellen van de
Heer; aan het volk dat nog geboren moet worden zal het van Zijn gerechtigheid
verhalen: Hij is een God van daden.
|