Dana
Coverstone - De strijd
11/9 Ik zag een groot vlak veld, maar ongeveer 1,6 km lang zag je
een heuvel zowel aan de linkerkant als de rechterkant. In het midden van dit
grote vlakke veld was een glanzende zilverkleurige streep van ongeveer 1,5 m
die het veld verdeelde. Er was veel licht. Je kon de zon niet zien maar het was
een helderblauwe lucht en het was zodanig heet dat je in de verte een
luchtspiegeling kon zien. Ik zag een groot aantal mensen, wat leek op legers.
Aan de linkerkant was een zeer, zeer duister en demonisch leger met rode
paarden, wapens en zwaar bewapend. Duidelijk klaar om oorlog te voeren.
Degenen op de paarden waren zelfverzekerd en klaar om te
vechten. Aan de andere kant was een veel kleiner leger, zowel in aantal als hoe
ze eruit zagen. Ze leken onder de indruk te zijn van het leger aan de
linkerkant. Ze konden bijna niet geloven wat ze zagen, ze waren onder de
indruk. Ze waren niet bang, maar gewoon onder de indruk en ze waren
bewegingsloos en staarden voor hen uit. Sommige van deze mensen hadden wapens,
maar ze zagen er goedkoop uit en prul. Er waren zwaarden die in twee waren,
gebroken schilden. Velen hadden er geen. Het was een allegaartje van mensen die
zeer onvoorbereid waren, vooral in vergelijking met de groep aan de linkerkant.
Ze zagen er zeer ongeorganiseerd uit. Plotseling kwam van
de heuvel achter de kleine groep een groep van 10 ruiters met paarden. Witte
paarden, en de ruiters hadden grote zwaarden, goede wapenrusting. Zelfs de
paarden waren in wapenrusting. Ze kwamen achter dit kleine leger en gingen rond
het kleine leger en ze riepen strategieën tegen het legertje: wat welke groep
moest doen. Aan de flanken, of aan links of rechts.
Sommigen moesten tegen de lijn staan zodat niemand hen zou
voorbij komen. De leider zei aan het legertje dat ze zich moesten klaar maken
en dat elk van hen nodig was in het gevecht. De leider smeekte niet, hij zei
duidelijk wat er gaande was. Hij zei: Dit is het leven, we moeten deze strijd
voeren, maak je klaar, we zullen je op weg leiden en volg gewoon. De ruiters
reden dus vooraan en gaven bevelen. Tenslotte gingen de paarden naast de lijn
staan.
De ruiters keken achterom en zeiden: Laten we gaan! De
leider riep en de ruiters chargeerden. Zij alleen gingen over de streep. De
legers vochten tegen elkaar, heel dicht opeen, bijna man tot man gevecht. Ik
hoorde de zwaarden en het geweld. Je kon de bezorgdheid in de ogen van de
leider zien, die achterom keek om te zien waar iedereen van het legertje was.
De ruiters vroegen het legertje om mee te vechten en ze zeiden: je kunt ze terugdringen,
we hebben je nodig, kom mee vechten, kom, kom. Maar niemand ging over die
streep. Ze kwamen dichtbij maar waren verlamd door het aanblik. Sommigen liepen
achterwaarts terug, nog steeds kijkend wat er vooraan gebeurde. Ze gingen de
heuvel op tot bijna aan de top en gingen daar zitten kijken naar het
strijdtoneel. De 10 witte ruiters waren zegevierend, niettegenstaande ze er moe
uitzagen. Ze bleven doorvechten en trokken zich niet terug over de streep.
Plotseling op de heuvel, achter degenen die zich hadden teruggetrokken, zag ik
een groep van 20 van de duistere krachten achter de zittenden sluipen.
Ze slopen langs de grond en hadden geen paarden bij. De
groep van zittenden had niets in de gaten en bleef kijken naar het strijdtoneel.
Deze kwade krachten hadden nieuwe zwaarden, bijlen en knuppels. Ze sloten deze
groep in. Ze vielen aan en onthoofden 5 van de zittende groep. De zittenden
beseften dat ze nagejaagd werden en liepen de heuvel af naar het legertje. Deze
mensen begonnen naar de anderen te roepen dat de vijand ook van achter kwam. Ze
waren ongewapend, ze hadden geen wapens, geen zwaarden om zich te verdedigen.
Nu gingen ze naar de anderen, of over de streep van de
slagveld of werden ze vermoord waar ze zich op de heuvel bevonden. Er waren mensen
van het legertje die zich naast de streep bevonden en enkel keken naar de
strijd. Ze zagen dat er waren die aangevallen werden van van achter, maar toch
gingen ze de streep van het slagveld niet over. Deze werden gemakkelijk gedood,
omdat ze niet naar de ruiters gingen die zich over de streep bevonden. Ze
werden in feite gedood waar ze stonden.
Ze deden niet mee aan de strijd omdat ze geen wapens
hadden. Sommigen hadden geprobeerd rond het leger te lopen, maar aan de flanken
vonden ze zichzelf omringd. Een deel van het leger van duisternis dat hen
flankeerde hen en ze trokken zich terug. De 10 ruiters waren nog altijd aan het
vechten en waren aan het winnen. Er was bloed, er was schade, maar ze bleven
verder vechten. De vijand werd teruggedreven. Het slagveld aan de rechterkant
was vol lijken.
Mensen die waren onthoofd, vertrappeld. Dat alles omdat ze
zich niet in het gevecht wilden mengen en meedoen, en omdat ze geen uitrusting
hadden, geen zwaarden. Ze waren duidelijk niet voorbereid geweest. Sommigen van
deze mensen hadden nooit de streep overschreden. De leiders op de paarden bleven
vechten alsof ze dit gevecht hadden verwacht en ze waren voorbereid. Terwijl de
anderen dood waren of buiten strijd, of stervend. Er waren maar weinig van de
goede kant die de vijand terugdrongen. En ook maar een paar van de bozen vele van de
goeden konden uitschakelen omdat ze niet klaar waren.
Dus:
velen waren niet voorbereid door gebed en een goede relatie met Jezus. Je moet
voorbereid zijn door Gods Woord, gebed. Vervolging zal degenen die niet
voorbereid zijn zullen getroffen worden. Je moet de wapenrusting van God
hebben. Word wakker, Kerk!
|