Aflaat
(uit: wikipedia)
Een aflaat (indulgentia in
het Latijn) is de kwijtschelding voor God van tijdelijke straffen (penitentie)
voor zonden die, wat de schuld betreft, reeds vergeven werden. Volgens
de Katholieke leer moet elke zondaar namelijk een straf ondergaan voor zijn
zonden, om de ziel te zuiveren en de morele orde en de eer van God te
herstellen. Door het geloof in de verbondenheid van de gelovigen in Jezus,
wordt het door de kerk ook mogelijk geacht dat een ander deze straf voldoet. De
aflaat houdt in dat de kerk in naam van de goede daden van Jezus en de heiligen
deze straf laat opheffen.
Het is een praktijk in
de Katholieke Kerk die nauw verbonden is met het sacrament
van de biecht. De zonde moet namelijk
eerst zijn opgebiecht, er moet berouw zijn voor de zonde en een vast voornemen
deze niet meer te begaan. Een gelovige kan deze kwijtschelding onder bepaalde
welomschreven voorwaarden verwerven door toedoen van de Kerk.
De aflaat is gedeeltelijk of vol,
naargelang hij iemand geheel of gedeeltelijk verlost van de tijdelijke straffen
die voor de zonde verschuldigd zijn. Gelovigen kunnen ook aflaten bekomen voor
gestorvenen om hen te helpen bij het uitboeten van hun tijdelijke zondestraffen
in het vagevuur. De paragrafen 1471 tot en met 1479 van de Katechismus
van de Katholieke Kerk behandelen de leer en de praktijk van de aflaten.
Huidige regeling
1. Vereiste voorwaarden
- Om aflaten te kunnen verdienen moet men in staat
van genade zijn en
- De intentie hebben om de aflaat te verdienen.
- Algemeen beginsel is: men kan slechts eenmaal per
dag een volle aflaat verdienen, met uitzondering alleen van stervensgevaar
(zie §2, nr.6).
Het is vereist dat alle
gehechtheid aan zonde, zelfs kleine dagelijkse zonde, afwezig is. Indien
aan de laatste voorwaarde minder perfect wordt voldaan of wanneer de drie
voorgeschreven voorwaarden (d) niet vervuld zijn, zal de aflaat slechts een
gedeeltelijke zijn
- De drie gewone voorwaarden om een volle aflaat te
verdienen zijn: biechten, de H. Communie ontvangen en mondgebed
(mondeling gebed, niet inwendig alleen) tot intentie van de paus.
Voor het gebed tot
intentie van de paus volstaat men met een Onze Vader en een Weesgegroet,
of een gebed van gelijke duur.
Is voor het verdienen van
een aflaat bovendien het bezoek van een kerk of kapel voorgeschreven, dan moet
men bij dat bezoek bidden een Onze Vader en de Geloofsbelijdenis. Hierdoor
vervalt echter niet het gebed tot intentie van de paus.
Over de drie gewone
voorwaarden (biecht, communie en gebed tot intentie van de paus): de biecht kan
meerdere dagen vóór of na het voorgeschreven werk voldaan worden; maar de
communie en het gebed tot intentie van de paus horen op dezelfde dag te
geschieden als het voorgeschreven werk. Voor de biecht is tot acht dagen voor
of na een gebruikelijke termijn. Het kerkbezoek met de vereiste gebeden kan
vanaf 's middags 12 uur daags vóór de aflaatdag plaats hebben. Eén enkele sacramentele
Biecht volstaat om verschillende volle aflaten te verdienen; maar de communie
moet ontvangen worden en het gebed voor de intentie van de paus moet herhaald
worden telkens wanneer men een volle aflaat wil verkrijgen.
Gedeeltelijke en volle
aflaten kunnen altijd worden toegepast op de overledenen door een smeekgebed.
Om een aflaat verbonden aan een gebed te verdienen, volstaat het dat gebed op
te zeggen al of niet afwisselend met een andere persoon, of het mentaal te
volgen terwijl het door een ander wordt opgezegd. Het gebed moet dus door
iemand opgezegd worden, uitsluitend stil mentaal bidden volstaat niet, tenzij
het tegendeel uitdrukkelijk is vermeld. Sommige kerken bieden gelegenheid in een
bepaald tijdsbestek aflaten voor overledenen te verdienen.
Een aflaat gehecht aan het
gebruik van een godsvruchtig voorwerp verdwijnt enkel, wanneer de sacramentale volledig
vernield of verkocht is.
2. Lijst van de
belangrijkste volle aflaten
Een volle aflaat is te
verdienen voor de volgende gebeden of oefeningen:
- Gebedje "En ego" (Gebed tot de gekruisigde
Jezus) na de communie, maar alleen op de vrijdagen van vasten- en
passietijd.
- Een geestelijke oefening van ten minste drie dagen.
- Oefening van eerherstel op het feest van het H.
Hart, publiek gebeden.
- Gebed van toewijding op het feest van Christus
Koning.
- Bezoek en aanbidding van het Heilig Sacrament
gedurende een half uur.
- De pauselijke zegen, verleend door de paus,
bijvoorbeeld tijdens het Urbi et Orbi, door een bisschop, of in het
stervensuur door een priester. Bij afwezigheid van een priester verleent de
Kerk automatisch deze volle aflaat.
- Bij eerste mis, eerste communie: de betreffende
persoon en alle aanwezige gelovigen.
- Rozenhoedje: gebeden in kerk, kapel, familieverband
of religieuze communiteit.
- Lezing van de H. Schrift gedurende een
half uur.
- Het publiek bidden van het "Te Deum" op de
laatste dag van het jaar.
- Veni Creator Spiritus op 1 januari en op Pinksteren,
mits publiek gebeden.
- Op 2 augustus (Portiuncula-aflaat) bij bezoek aan
een kerk, en volgens eigen Directorium van het Bisdom.
- Kruiswegoefening. Voor wie echter de oefeningen niet
kunnen verrichten volstaat een lezing of meditatie over het lijden van
Christus gedurende een half uur.
- Bezoek van kerk of kapel op Allerzielen; alsook
bezoek van het kerkhof elke dag van het octaaf (1 tot 8
november).
- Godvruchtig bezoek van de parochiekerk, op
een patroonsfeest of op 2 augustus (Portiuncula-aflaat).
De ordinarius kan de dag veranderen. Bij het bezoek is vereist
één Onze Vader en de geloofsbelijdenis te bidden.
- Hernieuwing van de doopbeloften op de Vigilie
van Pasen en op de verjaardag van het doopsel.
- Het gebruik van een godvruchtig voorwerp (kruisje,
kroontje, medaille e.a.) door paus of bisschop gewijd, maar alleen op
het Hoogfeest van de H. Petrus en Paulus, als men de
geloofsbelijdenis bidt.
- Het volledig uitlopen van de precies voorgeschreven
route van de Stille Omgang te Amsterdam.
3. Commutatie en
dispensatie
De biechtvaders zijn
bevoegd voor hen die ze niet kunnen vervullen, zowel het voorgeschreven werk
als de vereiste voorwaarden in andere te commuteren. De plaatselijke
Ordinarissen kunnen bovendien hun eigen gelovigen op plaatsen, waar dit heel
moeilijk voor hen is, dispenseren van de biecht en het ontvangen van de
communie. Zij moeten echter berouw hebben over hun zonden en voornemens zijn,
zodra mogelijk aan die verplichting te voldoen.
4. Over de gedeeltelijke
aflaten
Bij gedeeltelijke aflaten
wordt niet meer gesproken over jaren en dagen. Als maatstaf geldt, dat de Kerk
zoveel kwijtschelding van kerkelijke straffen toevoegt als de gelovige reeds
verkrijgt overeenkomstig de voortreffelijkheid van het werk en de liefde,
waarmede het verricht wordt. Gedeeltelijke aflaten zijn aan veel
gebedsoefeningen en schietgebeden verbonden, te veel om te vermelden.
Maar iets nieuws in de nieuwe aflatencodex is, dat daar vier algemene
concessies van gedeeltelijke aflaten worden gedaan voor verschillende soorten
van godvruchtige werken, zonder verdere voorwaarden. De vier concessies zijn de
volgende:
- Een gedeeltelijke aflaat wordt verleend aan elke
gelovige die in het vervullen van zijn plichten en in het dragen van de
lasten van het leven met nederig vertrouwen zijn geest tot God verheft met
toevoeging, al is het ook alleen inwendig, van een of andere godvruchtige
aanroeping.
- Een gedeeltelijke aflaat wordt verleend aan alle
gelovigen die door de geest van geloof geleid, zichzelf of hun goederen
prijsgeven ten dienste van hun medemensen die in nood verkeren.
- Een gedeeltelijke aflaat wordt verleend aan elke
gelovige die zich in de geest van boetvaardigheid uit vrije wil onthoudt
van iets dat geoorloofd en aangenaam is.
- Een gedeeltelijke aflaat wordt toegekend aan de
gelovige die voor anderen op spontane wijze openlijk getuigenis aflegt van
zijn geloof in de concrete omstandigheden van zijn dagelijks leven (Deze
vierde concessie kwam erbij sinds 1999).
Verder kan elke gelovige
die een godvruchtig voorwerp (kruisje, rozenkrans, scapulier, medaille),
dat door een priester gewijd is, in vrome gezindheid gebruikt, een
gedeeltelijke aflaat verdienen.
Uit: prentencatechismus.org
Algemene voorwaarden
Om aflaten te kunnen verdienen moet men in staat van genade
zijn (dit wil zeggen geen zware zonden op het geweten hebben) en de intentie
hebben om de aflaat te verdienen. Algemeen beginsel is: men kan slechts een
keer per dag een volle aflaat verdienen, met uitzondering in stervensgevaar.
Het is vereist dat alle gehechtheid aan zonde, zelfs kleine
dagelijkse zonde, afwezig is. Indien aan de laatste voorwaarde minder perfect
wordt voldaan of wanneer de drie voorgeschreven voorwaarden (hieronder) niet
vervuld zijn, zal de aflaat slechts gedeeltelijk zijn.
De drie gewone voorwaarden om een volle aflaat te verdienen
zijn: biecht, communie en gebed tot intentie van de Paus. Eén biecht is
voldoende voor meerdere volle aflaten; maar met één communie en één gebed tot
intentie van de Paus kan men maar één volle aflaat verdienen.
Voor het gebed tot intentie van de Paus volstaat men met
een Onze Vader en een Weesgegroet, of een gebed van gelijke duur. Is voor het
verdienen van een aflaat bovendien het bezoek van een kerk of kapel
voorgeschreven, dan moet men bij dat bezoek een Onze Vader en de
Geloofsbelijdenis bidden. Hierdoor vervalt echter niet het gebed voor de Paus.
Deze drie gewone voorwaarden (biecht, communie en gebed
voor de Paus) kunnen meerdere dagen vóór of na het voorgeschreven werk voldaan
worden; maar het is passend, dat de communie en het gebed voor de Paus op
dezelfde dag geschieden als het voorgeschreven werk. Voor de biecht is tot acht
dagen voor of na, een gebruikelijke termijn. Het kerkbezoek met de vereiste
gebeden kan vanaf ÿs middags 12 uur daags voor de aflaatdag plaats hebben.
Gedeeltelijke en volle aflaten kunnen altijd worden toegepast op de overledenen
door een smeekgebed.
Om een aflaat verbonden aan een gebed te verdienen,
volstaat het dat gebed luidop te zeggen al of niet afwisselend met een andere
persoon, of het mentaal te volgen terwijl het door een ander wordt gezegd. Het
gebed moet dus door iemand luidop gezegd worden, enkel stil (mentaal) bidden
volstaat dus niet, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is vermeld.
Een aflaat toegekend aan het gebruik van een godsvruchtig
voorwerp (bijv. het gebruik van een rozenkrans op het feest van de HH Petrus en
Paulus, die gewijd werd door de paus of door een andere bisschop), verdwijnt
enkel wanneer dat sacramentalie volledig vernield of verkocht is.
|