Lucifer was de grootste der aartsengelen. Hij werd op zeker
ogenblik gegrepen door hoogmoed en wilde minstens aan God gelijk zijn. Toen God
beschikte dat Hij de mens zou scheppen als kroon op Zijn Schepping, werd
Lucifer afgunstig en kwam in protest tegen Gods Plan. God vatte het Plan om
Zijn Zoon Jezus Christus in de wereld te zenden en Hem als God-Mens geboren te
laten worden uit De Vrouw (Maria), en verkondigde aan de engelen dat ook Maria
hun Meerdere zou zijn.
Lucifer weigerde, ooit voor deze Vrouw te zullen moeten
knielen. Lucifer begon zijn eigen verlangens boven deze van God te stellen. Hij
begon zichzelf méér lief te hebben dan hij God liefhad. Hierdoor verloor zijn
hart de zuivere verbinding met het Hart van God. Lucifer sneed hierdoor
zichzelf af van de volmaakte stromen der Goddelijke Liefde, waardoor hij
geleidelijk het ware Goddelijk Leven verloor.
Hij was hierdoor ook niet langer in staat om de Goddelijke
Liefde te laten doorstromen naar de andere engelen toe. Vanaf dat ogenblik zou
Lucifer zijn vrije wil volkomen voor zijn eigen belangen gebruiken, niet meer
voor de verwezenlijking van Gods Werken. In afwijking van Gods Wet van Liefde
stapte hij ervan af, zich in Gods Plannen en Werken te laten inschakelen, en
begon hij zijn behoefte aan erkenning en macht voorrang te geven boven de
vervulling van de hem toegemeten rol binnen Gods Plannen en Werken. Dit
afstappen van de zelfverloochening en van de Liefde voor God en het geheel van
de Schepping, en dus leven vanuit de betrachting van het eigenbelang boven
alles, is wat wij kennen als 'duisternis'.
Kenmerkend voor de gesteldheden van Lucifer (na zijn
verstoting uit de Hemel 'Satan' genoemd) waren dus ongehoorzaamheid jegens Gods
Wet, zelfzucht (meer voor zichzelf en de bevrediging van eigen voorstellingen
leven dan voor de verwezenlijking van Gods Werken en Plannen), hoogmoed, zelfverheffing,
jaloersheid, een alles beheersende behoefte aan macht en erkenning, het
afzweren van alle Liefde, en een onbegrensde gedrevenheid om bewust schade en
verwoesting toe te brengen aan alle Goddelijke Werken, met inbegrip van de
mensenziel en alles wat Leven in zich draagt.
Precies deze gesteldheden tracht de satan op alle
mensenzielen over te dragen, opdat ook zij alle harmonie met de Goddelijke
Wetten zouden verliezen en ook zij, in navolging van de satan zelf, daardoor in
staat van ongenade zouden vallen. Talloze mensenzielen vallen veelvuldig voor
de nooit ophoudende bekoringen om duisternis in zich wortel te laten schieten.
Wanneer een mensenziel de gesteldheden van de satan
waarlijk wortel in zich laat schieten door veelvuldig gevolg te geven aan de
bekoringen tot handelingen, gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen
die duisternis in zich dragen, verdoemt zij zichzelf en bereidt zij voor
zichzelf daardoor een eeuwig verblijf in de hel. De ziel verdoemt zichzelf door
een veelvoud van handelingen, gedachten, gevoelens, verlangens, bestrevingen en
innerlijke gesteldheden die niet Gods Werken en Plannen helpen verwezenlijken
doch deze schade toebrengen of op zijn minst zijn gericht op de bevrediging van
eigen belangen, voorstellingen en verwachtingen in plaats van in dienst te
staan van God.
De Hemelse Meesteres zei ooit in een private Openbaring tot
Haar Myriam:
"Strijd niet tegen de duisternis,
strijd steeds voor het Licht. Hoe meer Licht, dit wil zeggen:
hoe meer Ware Liefde je in jezelf kunt ontwikkelen, des te grondiger wordt de
duisternis in jou automatisch uitgeroeid. Alleen deze houding kan de ziel van
de hel redden. De hel is de zijnstoestand waarin de ziel voor de eeuwigheid
terecht komt wanneer zij niet de volhardende wil heeft opgebracht om vruchtbaar
te zijn voor Gods Werken. Die vruchtbaarheid wordt uitsluitend bepaald door de
mate waarin de ziel Ware Liefde heeft ontwikkeld, zowel jegens al haar
medeschepselen als jegens God, Gods Werken en Plannen en Gods Voorzienigheid in
haar eigen leven.
Dit laatste betekent ook: geen verzet, geen weerstand, geen
protest, geen ontevredenheid over wat God in het leven toelaat om de ziel te
scherpen in alle deugden. De ziel die slechts alles en nog wat najaagt 'om de
hel te ontlopen', is voortdurend met zichzelf bezig: Zij tracht constant haar
eigen behoeften met betrekking tot het Eeuwig Leven te bevredigen, en vergeet
daardoor, zich volledig in te zetten voor haar medeschepselen en voor Gods
Werken. Eigenlijk interesseert haar slechts één ding: 'dat ik toch maar de hel
moge ontlopen'. Zij zorgt dus in wezen uitsluitend voor zichzelf en vervult
niet haar rol in dienst van Gods Werken".
6. Slotbeschouwing – bewustmaking van de zielen
Wanneer men rekening houdt met het feit dat de mensenziel
slechts in de wereld wordt gezonden om een leven te leiden als werktuig voor de
verwezenlijking van Gods Werken en van Zijn Heilsplan tot grondvesting van Gods
Rijk op aarde, is duidelijk dat de eeuwige bestemming na het leven op aarde
volledig wordt bepaald door de mate waarin de ziel gedurende haar hele leven,
in alle details van haar levensweg en in al haar innerlijke gesteldheden op elk
ogenblik van haar leven, daadwerkelijk deze levensopdracht heeft vervuld.
De Meesteres van alle zielen beklemtoont reeds lange tijd
dat de zielen de waarde van hun leven voor Gods Heilsplan in zeer hoge mate
kunnen beïnvloeden door veel bewuster te leven, dit wil zeggen: door minder
oppervlakkig en mechanisch doorheen de gebeurtenissen en ontwikkelingen van hun
leven te gaan. De bewustwording waarover Maria het heeft, heeft in de eerste
plaats te maken met een concrete invulling van elk detail van het leven met
bewust beleefde Liefde.
De Meesteres van alle zielen wijst erop dat vele zielen,
ondanks het feit dat zij geen doodzonden hebben begaan die voor hun medemens
opvallen, zichzelf voor de eeuwigheid verdoemen door de meest uiteenlopende
gewoonten die hen constant doen tekortschieten in de beleving van de Ware
Liefde, en dat vele andere zielen om gelijkaardige redenen voor zichzelf een
zeer lange louteringstijd in het vagevuur noodzakelijk maken. Het betreft
zielen die:
- in
hun hart veelvuldig onvrede koesteren over Gods beschikkingen ten aanzien
van hun leven, of zich veelvuldig bezondigen aan jaloersheid of afgunst,
als protest tegen de rol, de positie en de eigenschappen en omstandigheden
die God voor hen heeft voorzien omdat deze voor hen de weg van het
grootste Heil vormen. Laten wij niet uit het oog verliezen dat onvrede van
hart de gesteldheid was waaruit in Lucifer het protest tegen God en tegen
zijn eigen positie is gegroeid;
- een
leven leiden waarin de bevrediging van eigen behoeften, verlangens en
voorstellingen centraal staan;
- een
leven leiden dat in hoge mate is afgestemd op de bevrediging van materiële
behoeften en het najagen van materieel gewin in plaats van de bloei van
hun spirituele vermogens in dienst van God;
- veelvuldig
tekortschieten in de beleving van de zelfverloochenende Liefde jegens al
hun medeschepselen;
- veelvuldig
macht en erkenning najagen, belangrijk willen zijn in de ogen van hun
medemens, en/of hoogmoed koesteren in plaats van aan te nemen dat zij door
God zijn gemaakt als één klein radertje in een reusachtig netwerk met
miljarden knooppunten (alle schepselen);
- veelvuldig
duisternis en negatieve innerlijke gesteldheden koesteren, die vele
kanalen van Licht en Liefde naar medeschepselen toe verontreinigen en in
medeschepselen het geloof in, en de hoop op, een liefhebbende God
ondermijnen. Tot de meest voorkomende bronnen van zelfvernietiging in de
ziel behoren aanhoudende gesteldheden van wrok en wraakzucht, die vruchten
zijn van innerlijk protest en vaak van een verlangen om te schaden;
- veelvuldig
Werken van God (onder andere medeschepselen, die alle door God zijn
gemaakt om hun eigen rol te spelen binnen Zijn Schepping) schaden of
medeschepselen op welke wijze dan ook ontwaardigen;
- een
leven leiden met een eigen voorstellingswereld en eigen wetten, in plaats
van zich totaal en onvoorwaardelijk in dienst te stellen van Gods
Schepping, teneinde hun levensopdracht als behoedsters van de Schepping in
vertegenwoordiging van God en als spiegels van God naar hun medeschepselen
toe, te vervullen;
- de
gewoonte koesteren om tegen alle beproevingen en kruisen van hun leven te
protesteren of er onvrede over te koesteren, zodat zij niet 'aanvullen wat
aan het Lijden van Christus ontbreekt', met andere woorden: de effecten
van de Verlossingswerken van Christus niet via een liefdevolle aanvaarding
en toewijding van hun eigen kruisen in hun eigen leven tot vrucht brengen
en daardoor verzuimen, deze effecten waarlijk zelf te 'ontsluiten'. God
verwacht dit van elke ziel, want Hij laat de effecten van al Zijn Werken
bepalen door de mate waarin mensenzielen actief aan deze effecten
meewerken;
- zich
in de kern van hun hart niet richten op de verwezenlijking van Gods
Werken, en wier leven daardoor geen vruchten opbrengt voor de voltooiing
van Zijn Heilsplan. Hieronder vallen ook de zielen die hun leven leiden in
berekening, die bijvoorbeeld menen dat zij de Hemel zouden verdienen door
louter Sacramenten op te stapelen zonder dat hun hart gericht is op bloei
in de concreet toegepaste, zelfverloochenende Liefde. Zelfs een herhaalde
levensbiecht kan niet met zekerheid de verdoeming afwenden indien de
Biecht niet gepaard gaat met een oprechte inzet om radicaal alle
duisternis uit zich te verbannen want de biechteling heeft dan gebiecht
uit berekening en in de verwachting, daardoor de Eeuwige Gelukzaligheid te
verdienen en niet wegens een oprecht verlangen om zich met God te
verzoenen;
Leven in berekening vormt een zodanig gevaarlijke
zelfmisleiding, dat de Meesteres van alle zielen hierover tot Myriam de
volgende woorden sprak:
"Elke mensenziel is ertoe geroepen, God en Zijn
gesteldheden van volmaakte Liefde te vertegenwoordigen naar al haar
medeschepselen toe.
In waarheid zeg Ik je, dat één van de grootste blamages die
een mensenziel God kan aandoen, bestaat uit een houding van berekening. Berekening
is de gesteldheid waarbij een ziel niet spontaan volgens de Wet van de
Goddelijke Liefde leeft, doch al haar doen en laten oriënteert op het voordeel
of nadeel dat zij van haar handelingen en bestrevingen verwacht voor haar eigen
leven en voor de vervulling van haar eigen (vermeende) behoeften. Berekening is
daarom een vrucht van de zelfzucht, en derhalve lijnrecht tegengesteld aan de
gesteldheid van dienstbaarheid jegens Gods Werken en Plannen.
Bijgevolg is berekening bij uitstek de gesteldheid die verhindert
dat een mensenziel de opdracht en roeping vervult, die God haar voor haar leven
op aarde heeft meegegeven. Berekening scheidt dus de ziel van God af, spoort
haar ertoe aan om volkomen eigen wegen te gaan die niet door God zijn bedoeld
en die geen enkele vrucht opleveren voor Zijn Werken, en zorgt er derhalve
voor, dat de ziel in het uur van haar oordeel zonder één enkele verdienste voor
God staat.
Wanneer de gesteldheid van berekening sterk uitgesproken
werkzaam is, zien wij een mensenziel die in haar van God gekregen waardigheid
zo zwaar is afgetakeld, en die zich zo drastisch van Gods Wet heeft verwijderd,
dat zij zodanig terminaal verslaafd is aan de duisternis in al haar doen en
laten en in al haar innerlijke gesteldheden, dat zij, indien zij kennis mocht
krijgen van haar stervensuur, zij tot de voorlaatste dag van haar leven
ongebreideld haar duistere gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen zou
blijven uitwerken, op de laatste dag een levensbiecht zou spreken, en er dan
van overtuigd zou zijn dat zij volkomen schuldenvrij voor God kan verschijnen.
In waarheid zeg Ik, dat een dergelijke ziel, ondanks de
levensbiecht in haar laatste levensuren, door God veroordeeld zal worden wegens
haar gesteldheid van berekening, en zij van de Goddelijke Rechter als motivatie
voor het levensoordeel zou vernemen:
'Je hebt een leven lang jezelf gediend, niet
Mij.
Je hebt geleefd voor de bevrediging van wat je beschouwde als eigen behoeften,
niet vanuit het verlangen dat de Wet van de Ware Liefde zou worden verheerlijkt
en dat de behoeften van de Eeuwige Liefde mede via jouw inzet vervuld zouden
mogen worden.
Je hebt geleefd in de betrachting dat je slechts dingen zou ervaren die je in
je vergankelijke stoffelijke natuur als aangenaam zou ervaren, niet in de
betrachting om via spontane zelfverloochening elke ervaring op je levensweg te
omhelzen in eenheid met, en in de hartsgesteldheid van, de Kruis dragende
Christus, Mijn Zoon Die uit Liefde tot jouw Eeuwig Heil geen smaad en geen leed
heeft geschuwd.
Je hebt geleefd voor je stoffelijke natuur, niet voor het Eeuwig Leven'.
Deze ziel verandert dan slechts van gesteldheid in de
verwachting en hoop dat zij de oordelende God zou kunnen overtuigen van haar
wil om het goede te doen. Haar hart heeft nooit de intentie om zichzelf te
verloochenen en de Wet van de Ware Liefde te vervullen. Zelfs het schijnbaar
goede van haar gesteldheden in haar laatste levensuren is een uiting van
onvervalste zelfzucht, die bovendien zichzelf tracht te verbergen door
misleiding van haar leefomgeving en zelfs van God Zelf".
Indien wij de mensenziel beschouwen als een tuin, kunnen
wij het zo zien, dat God elke zielenbodem voorziet van Zijn Groei- en
Bloeiwetten, en dat de ziel op haar levensreis zowel het bij haar tuin passend
zaad alsook de nuttige hoeveelheden zon (Gods Liefde), wind (Gods Wijsheid en
de beschikkingen van Zijn Voorzienigheid) en regenwater (beproevingen) krijgt.
De levensopdracht van de ziel luidt, gedurende de haar
toegemeten tijd op aarde haar tuin zodanig te bewerken dat dit alles samen
bloemen, koren en vruchten kan opleveren voor Gods Rijk op aarde. De werktuigen
om de grond te bewerken, zijn de diverse uitingen van bewust beleefde Ware
Liefde. Zo bereidt de ziel reeds de tuin voor, die zij in het uur van haar
levensoordeel toebedeeld zal krijgen. De betrachting moet zijn, een zo rijk
mogelijke oogst voort te brengen. Bij veelvuldig tekortschieten in de beleving
van de Ware Liefde zal de ziel in het uur van haar oordeel voor Gods Troon
verschijnen als een steppe met verlaagde vruchtbaarheid, of zelfs als een
woestijn indien zij alle Leven in zich heeft verstikt door de Liefde, die
draagster is van alle Leven, te verwaarlozen.
De ziel kan zich in haar bodembewerking laten bijstaan door
de Koningin des Hemels via een vurig beleefd verbond van toewijding aan Haar.
Uiteindelijk echter, zal het gebruik van de vrije wil van de ziel zelf
doorslaggevend zijn voor de gesteldheid van de tuin die zij in het uur van haar
levensoordeel aan haar God en Rechter terug zal geven.
Myriam, Kersttijd 2018
|