Modder
droom 20/2 - Dana Coverstone
Ik zag een landschap van ijs en sneeuw, er was een dikke
mist waar je niet door kon kijken. Toen trok de mist op en zag de kuststaten in
het zuiden van het land: van Texas tot Florida. Ik zag gebouwen die leken op
kerken met kruisen en zo. Er kwam rook uit deze kerken die in deze zuiderse
staten stonden. Er waren veel mensen die oprecht luidop baden, ik kon ze horen.
Ze hadden berouw en beleden de zonden van de natie en hun eigen gebeden. Het
was als een Daniel-gebed. Ze huilden en jammerden. Ze baden voor hun
gezinsleden en familieleden die de Heer niet dienden. Ze vroegen om vergeving
om geen geschikte getuigen te zijn en om zonden te doen die ze wisten dat
verkeerd waren maar waar ze aan geketend waren.
Hoe luider ze baden en hoe vuriger ze beleden, hoe al deze
sneeuw begon te smelten. Het ijs en de sneeuw begonnen in elke staat te smelten
en ook van rond de kerk. Het begon zich te verspreiden over de hele VS en in
elke staat. Toen de sneeuw begon weg te trekken over de VS liet het grijze
modder na en je kon zeggen dat het als dood en verval was. Er was geen leven en
zeer weinig groene vegetatie. Geen bladeren aan de bomen, geel en bruin gras.
De gelovigen gingen buiten de kerken en ze knepen hun neus dicht. Ze vroegen
God waarom Hij hun gebeden niet had verhoord om het land te herstellen. Toen
ging de Hemel open en de stem van God zei: ´Werk met de modder die je hebt
gekregen.' Sommigen begonnen onmiddellijk te klagen en begonnen te spreken over
de uren dat ze hadden gebeden en dat ze verwachten om een betere teruggave te
krijgen voor hun gebeden.
Maar de stem zei opnieuw: ´Werk met de modder die je hebt
gekregen.' Toen verscheen een wolk en het was in het midden van de VS. De
gelovigen gingen naar deze wolk. De wolk leek hen te leiden naar de meest
modderige grond en waar meest verval was. Sommigen gingen weg en volgden de
wolk niet. Degenen die wegliepen, gingen voorbij de kerken. Ze lieten de andere
gelovigen, hun bijbel in de steek en zeiden: we zullen betere grond vinden en
de god die onze gebeden zal verhoren. Degenen die de wolk volgden stonden
spoedig tot hun knieën in de modder en hadden het moeilijk om vooruit te
geraken. Het was lastig, maar ze beten op hun tanden, gebruikten hun spieren om
vooruit te komen. Plotseling hoorde ik het gehuil van wolven van overal komen.
Degenen in de modder stopten en luisterden, maar niemand was bang of
panikeerde.
Ze bleven met hun ogen gericht op de wolk en bleven naar de
wolk wandelen door de modder. Op een moment waren er honderden zwarte wolven,
zoals ik had gezien in vorige dromen. De wolven probeerden door de modder te
lopen tot bij de gelovigen. Ze gromden en probeerden te bijten, maar ze leken
op het laatste moment teruggehouden te worden. Het was alsof een onzichtbaar
touw hen terugtrok. Bij sommige waren ze maar enige centimeters van de
gezichten van de gelovigen verwijderd. Maar ze bleven de groep volgen en keken
naar de wolk. De lucht was helder, maar de grond modderig. Het was asgrijs. De
mensen zagen er bezweet uit van de last om door de modder te komen. Ik zag alle
staten, en in elke staat zag ik mensen door de modder komen, de wolk volgen die
in het midden van het land lag.
De wolk bewoog niet, ze bleef hangen. Deze mensen bleven
door de modder ploeteren en de wolven mijden. Maar hoe dichter de mensen bij de
wolk geraakten, begonnen de wolven contact te maken, ze lieten bijtplekken na
op de armen en schouders van deze mensen. Maar deze mensen bleven verder gaan.
Het landschap was gevuld met wolven die ontelbaar waren. Hun ogen gloeiden
intens met rood licht. Ze werden geprikkeld door de wind, ik kon het gehuil van
de wind horen. De wind waaide door hun vacht en je kon de wind zien waaien.
Maar ze werden ook geprikkeld door mensen die maskers droegen. De maskers die
deze mensen droegen waren doodshoofden, gezichten van heksen, gezichten van
demonen. Ze stonden allen buiten de modder.
Deze mensen schreeuwden vervloekingen en godslasteringen
tegen de gelovigen in de modder. Ze noemden hen haters en onenigheid zaaiers.
Maar er waren geen specifieke leiders. Sommigen gooiden stenen en stokken. Deze
stokken leken op pijlen. Ze werden naar degenen in de modder, gegooid. Maar
degenen in de modder bleven verder gaan naar de wolk. Niettegenstaande ze nu met
meer modder bedekt waren (hun armen, hun kleding) tot aan hun nek. Deze
gelovigen in de modder trokken ook sommige zwakkere mensen bij de hand mee,
sommige zaten op de rug van andere die sterker waren. Degenen die waren gestart
in de modder, bleven in de modder.
Niemand kwam eruit. Ze keken ook naar de plaatsen rond hen
zonder modder, en realiseerden dat het gemakkelijker lopen was daar. Maar toch
bleven ze samen in de modder en gingen voorwaarts. Sommigen stopen en dachten
na om uit de modder te komen en sommigen gingen uit de modder omdat de modder
dieper werd en moeilijker was door te komen. Deze mensen werden geholpen door
degenen met de maskers. Toen deze uit de modder kwamen, kregen ze ook maskers
en vielen ook deze in de modder lastig. Ze zeiden: ´De modder is niet Gods
Plan, Hij heeft jullie bedrogen en toch volgen jullie zonder zelf na te denken.'
Toen verscheen de Christusfiguur die ik altijd in mijn
dromen heb in een wit gewaad met Engelen. Hij had een scepter in Zijn
rechterhand en Hij spreidde Zijn armen. Hij sprak en zei luid: ´Mijn wegen zijn
niet jullie wegen, jullie geestelijke benen zullen versterkt worden door
kwelling en jullie getuigenis zal de naïeve mensen en degenen die geen ontzag
voor Mij hebben, beledigen. Jullie schrap zetten zorgt voor vuur en degenen op
de weg moeten er blijven. Mijn bevel is uit hen gekomen, scheid je want het kaf
staat op hun punt verbrand te worden en hun rook zal de lucht vullen.' Op dat
moment zal ik een groene bliksem. Het zag er emerald-kleurige regen uit. Vele
donderslagen weerklonken. Het leek een lange tijd te duren.
Er waren verblindende lichtflitsen die het hele land
verlichten. Zelfs de schaduwen verdwenen. Toen de bliksemschichten vielen
bedekten de wolven hun kop in de grond en de mensen die de gelovigen last
hadden bezorgd verborgen hun gezicht van schaamte. Dan verhief de
Christusfiguur zich als in de Hemelvaart en Hij keek naar beneden. (vers waar
Hij zei: Ik zal opstijgen en zal hen tot Mij, Jezus, trekken) Hij richtte Zijn
scepter naar de aarde en riep: ´Ik kom spoedig en Mijn beloning is bij Mij.
Blijf trouw tot Ik kom.'
|