11/4
Verrijzenis een glorierijke hoop
Gezegend Feest
van de Goddelijke Barmhartigheid, beste vrienden!
Onze Heer heeft
een grote finale gegeven aan de fragmenten over de Verrijzenis voor het octaaf
van Pasen. Ik vond deze terwijl ik de rondes van Pasen / Pinksteren aan het
bidden was. Prachtig! God zij geprezen voor wat Hij in onze tijd doet! Wat een
glorierijke HOOP hebben we, lieve vrienden! Fiat! Halleluja!
Vol 33 - 31/5/1935: Hoe de Goddelijke
kracht geen grenzen kent. Zekerheid van de komst van het Koninkrijk van de
Goddelijke Wil. Hoe Verlossing en het Koninkrijk onafscheidelijk zijn.
Luisa: Ik ben in de armen van mijn
beminnelijke Jezus die mij zo omringt met Zijn Heilige Wil, dat ik niet zonder
zou kunnen leven. Ik voel het in mij, het domineert mijn hele binnenste met Zijn
zoete rijk; en met een onuitsprekelijke Liefde maakt Het Zich tot het leven van
mijn gedachte, van mijn hartslag en adem, en Het denkt, klopt, ademt samen met
mij. En het lijkt me te zeggen: Wat ben Ik blij dat je voelt, je weet, dat het
leven van je gedachten, van je hartslag, van jezelf helemaal IK BEN. Je voelt
Mij in jezelf, en Ik voel je in Mij. We zijn allebei blij, wij tweeën, dat we
één zijn. Dit is mijn Wil - dat de mens voelt en weet dat Ik er samen met haar
ben. Ik verlaag Mijzelf tot al haar handelingen, en Ik doe ze samen met haar,
om haar de gelijkenis van Mijn leven en van Mijn Goddelijke handelingen te
geven. Hoe erg doet het Mij verdriet als de mensen Mij aan de kant zetten en Mijn
heerschappij niet erkennen, en dat Ik degene ben die hun leven vormt.
Ondertussen
dacht ik bij mezelf: Het lijkt me onmogelijk dat dit Koninkrijk van de
Goddelijke Wil zal komen. Hoe kan het komen als het kwaad op zon gruwelijke
manier overvloedig aanwezig is?
Jezus: Mijn gezegende dochter, als je
eraan twijfelt, geloof en erken je Mijn macht niet, die geen grenzen kent, zodanig
wanneer Ik iets wil, Ik alles kan doen. Je moet weten dat bij het scheppen van
de mens Ons leven in hem werd geplaatst en dat hij Onze woning was. Als Wij dit
leven van Ons niet in veiligheid brengen, met zijn decorum, met zijn
heerschappij, met Onze volledige triomf, Onszelf bekendmakend, dat Wij aanwezig
zijn in deze woning, zodat de mens zich vereerd zou voelen om te worden beheerst
en bewoond door een God - als We dit niet doen, zou dat betekenen dat Onze
macht beperkt is, dat haar macht niet oneindig is, dat ze geen kracht heeft om
zichzelf te redden, en nog minder dat ze anderen kan redden. Terwijl het ware
goed integendeel, de kracht die geen grenzen kent, zichzelf eerst dient en in
veiligheid brengt, en vervolgens in anderen stroomt. Door op aarde te komen, in
lijden en sterven, kwam Ik om de mens in veiligheid te brengen, dat wil zeggen,
Mijn woning in veiligheid te brengen.
Zou het je ook
niet eigenaardig vinden dat terwijl Ik de woning aan het redden was, Ik als de
Eigenaar, de Bewoner ervan, Mijn rechten, heerschappij, en macht zou
achterlaten om Zelf in veiligheid te komen? Nee, Mijn dochter, het zou absurd
zijn en zonder de orde van Onze oneindige Wijsheid. Verlossing en het
Koninkrijk van Mijn Wil zijn één ding, onafscheidelijk van elkaar. Mijn komst
op aarde kwam om de Verlossing van de mens te vormen, en tegelijkertijd kwam
het om het Koninkrijk van Mijn Wil te vormen om Mijzelf te redden, om Mijn
rechten terug te nemen, die door gerechtigheid aan Mij als Schepper toekomen.
En in de Verlossing stelde Ik Mij bloot aan zoveel vernederingen, aan
ongehoorde pijnen, aan het sterven op het Kruis. Ik onderwierp Mij aan alles,
om Mijn woning in veiligheid te brengen en daarin alle weelde, schoonheid,
pracht te herstellen waarmee Ik het gevormd had, zodat het Mij weer waardig zou
zijn.
Toen het leek alsof alles voorbij was en Mijn vijanden
tevreden waren, want ze hadden Mijn leven genomen, riep Mijn macht die geen
grenzen kent, mijn Mensheid weer tot leven, en door te verrijzen, steeg alles
samen met Mij op - de schepselen, Mijn pijnen , het goeds dat omwille van hen werd
verkregen. En terwijl Mijn Mensheid zegevierde over de dood, zo verrees Mijn
Wil en zegevierde in de mensen, wachtend op Zijn Koninkrijk. Mijn Mensheid was
niet verrezen, als het deze macht niet had gehad, en zou de Verlossing gefaald
hebben en zou men kunnen betwijfelen of het echt het werk van een God was. Het
was Mijn Verrijzenis die Mij bekend maakte om Wie Ik was, en het zegel plaatste
over alle goeds die Ik op aarde kwam brengen. Op dezelfde manier zal Mijn
Goddelijke Wil het dubbele zegel zijn, de overdracht in schepselen van Zijn
Koninkrijk, die Mijn Mensheid bezat. Meer nog, omdat het voor de mensen was dat
Ik dit Koninkrijk van Mijn Goddelijke Wil vormde in Mijn Mensheid.
Waarom dan het Koninkrijk niet geven? Het zal hoogstens een
kwestie van tijd zijn, en voor Ons is de tijd één enkel punt; Onze kracht zal
zulke wonderen verrichten, die de mens nieuwe genade, nieuwe Liefde, nieuw Licht
schenken, dat Onze woningen Ons zullen herkennen, en zijzelf, uit hun eigen
spontane wil, Ons de heerschappij zullen geven. Zo zal Ons leven in veiligheid
worden gebracht, met zijn volledige rechten op de mens. Na verloop van tijd zal
je zien wat Mijn macht weet hoe het aan te pakken en het kan, hoe ze alles kan
overwinnen en de meest hardnekkige rebellen kan neerhalen. Wie kan ooit Mijn
kracht weerstaan, zodat met één enkele ademhaling, Ik neerhaal, Ik vernietig en
alles opnieuw doe, zo Ik het best wil?
Bid daarom, en laat je roep aanhoudend zijn: 'Moge het Koninkrijk
van Uw Fiat komen, en Uw Wil geschieden op aarde zoals in de Hemel.'
Vol 33
25/4/1938: Het teken dat de Goddelijke Wil in de ziel heerst, is de behoefte de
Goddelijke Wil onophoudelijk lief te hebben. Het grote kwaad van het goede niet
te doen in de Goddelijke Wil. De kleine vlam gevoed door het grote Licht van
God.
Luisa: Mijn
vlucht in het Goddelijke Wil blijft doorgaan en ik voel de behoefte om alles
wat de Goddelijke Wil heeft gedaan tot het mijne te maken, en daar mijn kleine
Liefde te plaatsen, mijn liefdevolle kusjes, mijn diepe aanbidding en mijn
'dankjewel' voor alles wat de Goddelijke Wil deed - alles wat ze leed voor mij
en voor allen. Toen ik het punt bereikte waarop mijn lieve Jezus werd
gekruisigd en aan het Kruis werd verheven in gruwelijke en onuitsprekelijke pijn,
met hartverscheurende tederheid en mededogen, zei Hij:
Jezus: Mijn
goede dochter! De Pijn die Mij het meest aan het Kruis genageld hield, was Mijn
vurige dorst. Ik voelde dat Ik levend brandde omdat alle vitale lichaamsvocht
door Mijn wonden was gegaan, die brandden en, zoals vele monden, Hun vreselijke
Dorst wilden lessen. Ik kon mezelf gewoon niet meer in bedwang houden, dus riep
Ik: Ik dorst! Deze IK DORST bleef en stopt nooit te zeggen: IK DORST! Ik stop
nooit met het te zeggen. Me Mijn open Wonden, met Mijn verbrande lippen herhaal
Ik altijd: IK HEB EEN BRANDENDE DORST! Geef
Me alsjeblieft een klein druppeltje van je Liefde om Mijn brandende dorst te
kalmeren.'
In alles wat de mens doet blijf Ik met Mijn open en brandende
Mond herhalen: "Laat Me drinken. Ik brand van dorst. Mijn ontwrichte en
gewonde mensheid had maar één kreet: 'Ik dorst!' Daarom, als de mens loopt,
schreeuw Ik met Mijn droge mond naar haar voetstappen: 'Geef Me je voetstappen-gedaan
uit Liefde voor Mij, om Mijn dorst te lessen.
Als ze werkt, vraag Ik om haar werk gedaan alleen uit
Liefde voro Mij, om Mijn brandende doert te lessen. Als ze spreekt, vraag Ik om
haar woorden. Als ze denkt, vraag Ik om haar gedachten als vele kleine
druppels om Mijn vurige dorst te lessen. Het was niet enkel Mijn mond die
brandde, maar Mijn hele Heilige Mensheid die de dringende behoefte had aan een
verfrissend bad voor het felle Vuur van Liefde dat in Mij brandde; en aangezien
het voor de mensen was dat Ik brandde van ondragelijke pijn, konden alleen
mensen met hun liefde Mijn vurige dorst lessen en Mijn menselijkheid een
verfrissend bad geven.
Ik liet deze kreet IK DORST in Mijn Wil en deed de toezegging
om het de mens keer op keer te laten horen om hen tot mededogen te bewegen voor
Mijn brandende dorst; om hen Mijn Bad van Liefde te geven en het hunne te
ontvangen - hoewel het slechts kleine druppels zijn om Mijn verterende dorst
te lessen. Maar wie luistert er naar Mij? Wie heeft er medelijden met Mij?
Alleen degene die in Mijn Wil leeft. Alle anderen zijn doof en vergroten zelfs
Mijn dorst met hun ondankbaarheid maken Mij rusteloos en zonder hoop op
verkwikking.
En niet alleen Mijn IK DORST, maar alles wat Ik deed en zei
in Mijn Wil, zegt egen Mijn bedroefde Moeder: Moeder, hier zijn Uw kinderen. Ik
plaats Haar aan hun zijde als hulp en Gids, om geliefd te zijn door haar
kinderen; elk moment voelt ze haar eigen Zoon dicht bij alle kinderen. O! Hoeveel
houdt ze van hen door ze haar Moederschap te geven, om Mij geliefd te maken
zoals Zij van Mij houdt. Niet alleen dit, maar door haar Moederschap aan te
bieden, biedt ze ook Perfectie aan onder de mensen, zodat ze elkaar liefhebben
met Moederliefde, wat een constante, opofferende, onzelfzuchtige Liefde is.
Maar wie ontvangt al dit Goede? Alleen degene die in Onze Fiat leeft, voelt het
Moederschap van de Koningin. Ze voedt haar kinderen met haar Moederhart, om hen
te laten zuigen en het Moederschap van haar Liefde, Haar zoetheid en alle
rijkdom van haar Moederhart te ontvangen.
Mijn dochter, iemand die Mij wil vinden - die al Ons Goede en
Mijn Moeder wil ontvangen, moet Onze Wil binnengaan en daar blijven. Onze Wil
is niet alleen Ons Leven, maar Onze Wil vormt Ons Huis rond Ons met zijn
onmetelijkheid waarin Onze Wil al Onze Handelingen, Woorden en Wezen, die
altijd handelt, bewaart.
Onze dingen komen nooit uit Onze Wil; wie Onze Wil verlangt,
kan alleen ermee samenleven, en dan bezit ze alles en wordt niets ontzegd.
Als We Onze dingen geven aan iemand die niet in Onze Wil leeft, zal ze deze
ofwel niet waarderen ofwel niet liefhebben. Ze zal het recht niet voelen om ze
tot de hare te maken, en wanneer de dingen niet worden in bezit genomen, komt
de Liefde niet tot leven, maar sterft ze.
Luisa: Hierna
vervolgde ik mijn ronde in alles wat Onze Heer op aarde deed en stopte ik in de
Handeling van de Verlossing. Wat een Triomf, wat een Glorie. De Hemel stortte
zich op aarde om een toeschouwer te zijn van zo'n grote Glorie.
Jezus: Mijn
dochter, tijdens Mijn Verrijzenis werd aan mensen het recht gegeven om in Mij
te verrijzen naar Nieuw Leven. Het was de bevestiging, het zegel van Mijn
hele leven, Mijn werk en Mijn woorden. Ik ben op aarde gekomen om aan eenieder
Mijn Verrijzenis te geven, als de hunne, om hun leven te geven en hen te laten
verrijzen in Mijn eigen Verrijzenis.
Maar wil je weten waar de echte Verrijzenis van de mens is?
Niet aan het einde van haar dagen, maar terwijl ze nog op aarde leeft. Iemand
die in Mijn Wil leeft, verrijst naar het Licht en zegt: 'Mijn nacht is
voorbij.' Ze verrijst in de Liefde van haar Schepper, zodat er geen koude of
sneeuw meer voor haar is, maar de glimlach van de Hemelse Lente. Ze verrijst
naar Heiligheid, die alle zwakheden, ellende en hartstochten in een
stroomversnelling brengt. Ze verrijst naar alles wat de Hemel is, en als ze
naar de aarde, de hemel en de zon kijkt, doet ze dat om het werk van haar
Schepper te vinden - om van de gelegenheid gebruik te maken om met Hem te
praten over Zijn Glorie en Zijn lange Liefdesverhaal.
Daarom kan iemand die in Mijn Wil leeft, zeggen, zoals de
engel tegen de H. Vrouwen zei op weg naar het Graf: 'Hij is verrezen. Hij is
hier niet meer. Iemand die in Mijn Wil leeft, kan ook zeggen: 'Mijn wil is
niet langer bij mij - hij verrijst in de Fiat.' En als de omstandigheden van
het leven, kansen en lijden de schepping omringen, alsof ze haar wil zochten,
kan ze antwoorden: 'Mijn wil is verrezen; ze ligt niet meer in mijn macht. Ik
bezit in ruil daarvoor de Goddelijke Wil, en ik wil met Zijn Licht alle dingen
om me heen bedekken - omstandigheden en lijden, om ze te maken als vele Goddelijke
veroveringen. De ziel die in Onze Wil leeft vindt Leven in de Handelingen van
haar Jezus, en zoals altijd, vindt ze in dit Leven Onze werkende, overwinnende,
zegevierende Wil. Ze geeft ons zoveel Glorie dat de Hemel het niet kan
bevatten. Leef daarom altijd in Onze Wil - verlaat ze nooit, als je Onze Triomf
en Onze Glorie wil zijn.
|