Vol 30 14/12/1931:
Iemand die de Goddelijke Wil doet, wordt gedragen in de armen van Zijn
onmetelijkheid. De mens, Citadel van God. Het verschil tussen iemand die leeft in
de Goddelijke Wil en iemand die de Goddelijke Wil doet.
Luisa: Ik ben altijd terug in
de Goddelijke Wil. Het lijkt mij dat mijn kleine ziel haar vlucht neemt in Zijn
Licht, om erin te worden verteerd en mijn leven daarin te verliezen. Maar nee!
Terwijl ik verteerd word, stijg ik weer op naar Nieuwe Liefde, naar Nieuw
Licht, naar Nieuwe Kennis, naar Nieuwe Kracht, naar Nieuwe Vereniging met Jezus
en met Zijn Goddelijke Wil. O Gelukkige Verrijzenis die zoveel goeds voor mijn
ziel brengt. Het lijkt mij dat mijn ziel, in de Goddelijke Wil, altijd bezig is
met sterven, om het Ware Leven en geleidelijk de vorm te ontvangen van de
Verrijzenis van mijn wil in de Zijne.
Jezus: Mijn dochter, Onze Wil
is het voornaamste punt en de onwrikbare en onwankelbare steun van de mens. Ze
wordt gedragen in de armen van Onze Onmetelijkheid, zodanig dat er van binnen
en van buiten niets wankelt, maar alles is Solide en Onoverkomelijke Kracht is.
Daarom willen Wij dat niets anders dan Onze Goddelijke Wil wordt gedaan, om in
de diepte van haar ziel Ons Goddelijk Sacrarium te vinden, de Haard die altijd
brandt en nooit wordt gedoofd, het Licht dat de Goddelijke en Eeuwige Dag
vormt. En aangezien Onze Wil, wanneer ze heerst in de mens, alles wegneemt wat
menselijk is, gebeurt het dat ze Ons vanuit het centrum van haar ziel Goddelijke
handelingen, Goddelijke eer, Goddelijke gebeden en Liefde geeft die
onoverwinnelijke kracht en onuitsprekelijke Liefde bezitten.
Zozeer zelfs, dat als
jij in Mijn Wil, alle werken wilde omarmen van degenen die in de Hemel zijn, en
van de mensen op aarde, zodat iedereen zou kunnen vragen dat de Goddelijke Wil
op aarde zal geschieden zoals het is in de Hemel, alle werken gekenmerkt bleven
door de Grote Eer om te vragen dat Mijn Fiat het Leven van elke mens zou zijn,
en dat ze in hem zou heersen, en Onze Goddelijkheid de Grootste Eer zou
ontvangen. Dat
alle werken zouden vragen voor het Leven, het Koninkrijk van de Goddelijke Wil.
Er
wordt geen daad van genade door Ons verleend als deze niet werd ondertekend
door de Gouden Handtekening van Onze Wil. De poorten van de Hemel gaan niet
open, behalve voor iemand die Onze Wil wil doen. Onze Vaderlijke zijn niet
geneigd om de ziel in Onze Armen te nemen, om haar te laten rusten in Onze
Liefhebbende Boezem, alleen één die komt als Dochter van Onze Wil.
Hier
dan, de Grote Verscheidenheid die Ons Hoogste Wezen gebruikte bij het scheppen
van de Hemelen, de zon, de aarde enzovoort, van de manier om de mens scheppen. In
de geschapen dingen plaatste Onze Hoogste Wil genoegÿ ervan, op een manier dat
ze noch kunnen groeien, noch afnemen, hoewel Onze Wil in hen alle weelde,
schoonheid en grootsheid van de werken plaatste, die uit Onze scheppende handen
komen. Aan de andere kant, plaatste Onze Hoogste Wil in het scheppen van de
mens niet een genoegÿ, maar de Deugd om een veelvoud van werken te doen, van
stappen, van woorden, ene verschillend van de andere, omdat We Onze woonplaats
in de mens moesten houden, en daarom Onze Wil in hem domineerde en
functioneerde. Onze Wil in de mens zou belemmerd blijven als het de mens niet
de deugd zou geven om telkens nieuwe werken te doen - niet afhankelijk van het
doen van slechts één werk, of van hetzelfde woord te zeggen, of van zijn
stappen op één pad alleen. De mens werd door Ons geschapen als koning van de
Schepping, want aangezien Zijn Schepper, de Koning der koningen, in hem zou
wonen, was het goed dat hij die de woning voor Ons Goddelijk Wezen vormde, de
kleine koning zou zijn die over de dingen die door Ons werden geschapen zou heersen.
En hijzelf zou, uit liefde voor Ons, de macht hebben om niet slechts één werk
te doen, maar veel nieuwe werken - wetenschappen om nieuwe dingen te kunnen
beginnen, en ook om eer te geven aan Hij die in hem woonde en die bij hem bleef
in Intieme Conversatie, en hem veel mooie dingen zou leren, om te doen en te
zeggen.
Daarom
was Onze Liefde bij het scheppen van de mens Onoverwinnelijk, zozeer dat alle
eeuwen zou overweldigen, Liefde zou geven en om Liefde zou vragen, en in de
mens het Koninkrijk van Onze Goddelijke Wil zou vormen. We hebben geen ander
doel op het oog voor de mensen, noch andere offers, maar dat ze Onze Wil doen;
en dit om de mens het Recht te geven om koning van zichzelf te zijn en van de
geschapen dingen, en om in hem te kunnen wonen met Ons Decorum en Eer, als Onze
Citadel en Koninklijk Paleis dat aan Ons toebehoort.
Luisa: Toen ik hierna mijn
verlatenheid in de Goddelijke Wil voortzette, voegde mijn geliefde Jezus eraan
toe:
Jezus: Mijn goede dochter, je
moet weten dat Onze Wil Zijn Leven, Zijn heerschappij, Zijn woonplaats, Zijn
middelpunt in Ons Goddelijk Wezen heeft. Het vormt één geheel met Ons en Ons Leven
zelf; vanuit het middelpunt zendt het Zijn stralen uit vol van Zijn Leven die Hemel
en aarde vult. Voor iemand die leeft in Onze Wil, worden haar handelingen
gevormd in het middelpunt van Zijn Leven d.w.z. in Ons Goddelijke Wezen. Aan de
andere kant, iemand die alleen Onze Wil doet, doet ook goed, maar leeft er niet
in; haar handelingen worden gevormd in de Stralen die het uit Zijn Middelpunt uitstraalt.
Er is een verschil tussen iemand die zou kunnen handelen in het Licht dat de
zon verspreidt vanuit de kern van zijn bol, en iemand die zou kunnen opstijgen
naar zijn kern van licht.
Deze
zou de Voltooiing van haar wezen en het Verrijzen van haar wezen in dat Middelpunt
van Licht voelen, op een zodanige manier dat het moeilijk voor haar zou zijn om
zich los te maken van binnen deze Bol van Licht. Aan de andere kant, de anderen
die handelen in het Licht dat de aarde vult, voelen niet de intense kracht van
het Licht dat hen verteert, noch die van te verrijzen in hetzelfde Licht; en
hoewel ze goed doen, blijven ze zoals ze zijn. Dat is het verschil tussen
iemand die leeft in Mijn Wil en iemand die Mijn Wil doet. Daarom voor zoveel
handelingen als ze daarin doet, zo vaak verrijst ze weer tot Goddelijk Leven,
en wordt ze verteerd en sterft voor wat menselijk is. Hoe mooi zijn deze Verrijzenissen
in de ziel! Het is voldoende om te zeggen dat ze zijn gevormd door de wijsheid
en meesterschap van de Goddelijke ambachtsman, en dit zegt alles - alle Schoonheid
en al het Goede dat We in de mens kunnen doen.
|