Vastentijd 2021
3/4 Evangelie volgens H. Marcus 16:1-7
Toen de sabbat voorbij was,
kochten Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus, en Salome geurige
olie om Hem te balsemen. Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in
de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. Ze zeiden tegen elkaar: Wie zal
voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?ÿ Maar toen ze opkeken,
zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. Toen ze
het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze
schrokken vreselijk. Maar hij zei tegen hen: Wees niet bang. U zoekt Jezus, de
man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opgewekt ui de dood, Hij is niet
hier; kijk, dat is de plaats waar Hij was neergelegd. Ga terug en zeg tegen
Zijn leerlingen en tegen Petrus: ´Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar
zullen jullie Hem zien, zoals Hij jullie heeft gezegd.¡
H. Amadeus van Lausanne (1108-1159), Cisterciënzer
monnik, daarna Bisschop
Salomo zegt dat er een tijd is
voor vreugde en een tijd voor verdriet. Verdriet is verdwenen, de tijd van
vreugde is gekomen, ware vreugde die voortkomt uit de Verrijzenis van Christus.
Voor jou verrees de overwinnaar uit
het Voorgeborchte van de Hel; Hij sloeg de bronzen poorten neer en brak de ijzeren
tralies. Hij bezette de forten van de Hel en verpletterde de drakenkop. Hij
bracht een grote slachting toe aan zijn vijanden en bond de prins van de Hel.
Hij doodde de dood en wierp de auteur van de dood in ketenen. Toen haalde Hij
de Zijnen terug uit de duisternis en brak hun kettingen. Hij verenigde de
zielen van alle rechtvaardigen met Zichzelf, wandelde in het Licht van zijn
gelaat en verheugde Zich in Zijn naam. Verheven door Zijn gerechtigheid waren
zij die door onrecht werden vernederd.
De Heer Jezus was alleen op Zijn tocht
naar het Voorgeborchte van de Hel, zoals David zong, en zei voor Hem: "Ik
ben alleen totdat Ik kom." (vgl. Psalm 140 [141]: 10) Hij was alleen toen
Hij er binnenging, maar zeker niet alleen toen Hij eruit kwam, want Hij bracht
talloze duizenden Heiligen met Zich mee. Hij viel op de aarde en stierf om veel
vrucht te dragen. Hij legde zich in de zaaitijd neer om bij de oogst het
menselijk ras te verzamelen. Want bij de doopvont, worden de zonden in onszelf
gedood en worden we wedergeboren uit Christus door de reiniging van de
wedergeboorte, opdat we mogen leven voor Hem die voor allen gestorven is.
Daarom zegt de apostel Paulus:

Overweging
Stille Zaterdag wordt dikwijls gezien
als een soort voorbereiding op Paasdag en de pracht van de Verrijzenis van de
Heer. We belijden in de geloofsbelijdenis dat 'Hij in de Hel is neergedaald',
maar we moeten de precieze betekenis van die zin begrijpen. Christus ervoer de
dood en de daarmee gepaard gaande verwoesting die de hele mensheid gemeen heeft.
Hij moest de dood ervaren om hem te vernietigen. Stille zaterdag zou ons moeten
doen stilstaan en in geest stoppen bij het graf van Christus. Het tafereel aan
de voet van het kruis moet diep in de herinnering zijn gegrift van Zijn moeder,
de beminde leerling, Maria Magdalena en haar metgezellen. Waar nu naartoe,
moeten ze zich tijdens die lange sabbat hebben afgevraagd toen ze niet in staat
waren om het graf van Christus te bezoeken.
De middeleeuwse hymne Stabat
Mater, die het verdriet van Maria uitbeeldt, vat het verdriet en de
gebrokenheid van deze dagen goed op. Terwijl we in stilte staren naar de rustplaats
van Christus in de dood in de tuin, vlakbij Golgotha, komen de woorden van de
heilige Paulus in ons op als het mysterie van Gods wegen, oh, de diepten van de
rijkdom en wijsheid van de kennis van God ! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn
oordelen en hoe ondoorgrondelijk zijn wegen!
Stabat mater dolorosa iuxta crucem
lacrimosa, dum pendebat filius. Cuius animam gementem
contristatam et dolentem pertransivit
gladius.
Naast
het kruis, met schreiende ogen, stond de moeder, diep bewogen, toen de Zoon te
sterven hing, en door haar zuchtend harte, overstelpt van wee en smarten, het zevenvoudig slagzwaard ging.
O
quam tristis et afflicta fuit illa benedicta Mater unigeniti quae maerebat et
dolebat.
Et tremebat, cum videbat nati
poenas incliti.
O
hoe droef, hoe vol van rouw, was die zegenrijkste Vrouw, Moeder van Gods ene
Zoon!
Ach,
hoe streed zij! ach, hoe kreet zij, en wat folteringen leed zij, bij 't
aanschouwen van die hoon!
Quis est homo qui non fleret, Matrem
Christi si videret in tanto supplicio?
Quis non posset contristari, piam
matrem contemplari dolentem cum filio?
Wie,
zou hier niet schreien, als hij 't grievend leed aanschouwde, dat Maria's ziel
verscheurt?
Wie
kan, zonder mee te wenen, Christus' moeder horen stenen, nu zij met haar zoon
hier treurt?
Pro peccatis suae gentis vidit
Iesum in tormentis et flagellis subditum.
Vidit suum dulcem natum moriendo
desolatum dum emisit spiritum.
Voor
de zonden van de zijnen zag zij Jezus zo in pijnen, en de wrede geselstraf,
Ze
zag haar lieve Zoon zo lijden, heel alleen de doodskamp strijden, totdat Hij
zijn geest hergaf.
Eia mater fons amoris, me sentire
vim doloris fac ut tecum lugeam.
Fac ut ardeat cor meum in amando
Christum Deum, ut sibi complaceam.
Geef,
o Moeder! bron van liefde, dat ik voel, wat U zo griefde, dat ik met U meeklaag.
dat
mij 't hart doet gloeien vanbinnen, mijn Heer en God te beminnen, dat ik Hem
alleen behaag.
Sancta mater, istud agas, crucifixi
fige plagas cordi meo valide.
Tui nati vulnerati tam dignati pro
me pati, poenas mecum divide!
Heilige
Moeder, wil mij horen, met de wonden die mij doorboren, die Hij aan het
kruishout leed.
Ach,
dat ik de pijn maar voelde, die uw lieve Zoon doorstond, toen Hij stervend voor
mij streed.
Fac me vere tecum flere, crucifixo
condolere, donec ego vixero.
Iuxta crucem tecum stare te
libenter sociare in planctu desidero.
Mocht
ik klagen al mijn dagen, en zijn plagen waarlijk dragen, tot mijn jongste
stervenssmart.
Met
U onder het kruis te wenen, mij met uw rouw te verenigen, dat verlangt mijn
zuchtend hart.
Virgo virginum praeclara, mihi iam
non sis amara, fac me tecum plangere.
Fac ut portem Christi mortem, passionis
eius sortem et plagas recolere.
Maagd
der maagden! nooit volprezen, wil voor mij niet bitter wezen, laat mij treuren
aan uw zij, Laat mij al de wrede plagen, En de dood van Christus dragen, Laat
mij sterven zoals Hij.
Fac me plagis vulnerari, cruce hac
inebriari ob amorem filii, inflammatus et accensus,
per
te virgo sim defensus In die iudicii.
Laat
zijn wonden mij doorwonden, worde ik bij zijn kruis verslonden in het bloed van
uwen Zoon. Moge ik in het vuur niet branden, O Maagd, neem mijn zaak in handen
in het oordeel voor Gods troon.
Fac me cruce custodiri, morte
Christi praemuniri, confoveri gratia.
Quando corpus morietur fac ut
animae donetur paradisi gloria. Amen. (Alleluia.)
Christus,
moge ik eens behalen, als mijn levenszon gaat dalen, door uw Moeder, palm en
prijs. En als het lichaam dan zal sterven, doe mijn ziel de glorie erven van
het hemels paradijs. Amen. (Halleluja)
Het grote drama dat we de
afgelopen week hebben meegemaakt, bereikt nu een verrassend hoogtepunt.
Zondagmorgen vroeg ontdekt de trouwe Maria Magdalena het lege graf. Zoals we
treffend hebben beschreven door de Evangelist Johannes, is ze onder haar tranen
bevoorrecht met de verschijning van de Verrezen Christus!
Alles is nu veranderd. De dood is
niet meer het laatste hoofdstuk, want de Heer is verrezen zoals Hij dikwijls
zei. De macht van dood en zonde is verbroken. De Gekruisigde heerst nu glorierijk
en voor altijd. De dood heeft geen macht meer over Hem (Romeinen 6:9).
De H. Augustinus zie over de
Verrijzenis dat de Zoon nu is teruggekeerd naar de Vader, die hij nooit heeft
verlaten. En we kunnen ons troosten dat de Redder die Zijn wonden draagt nu
aan de Rechterhand van de Vader zit, altijd voor ons ten beste spreekt.
De grote gebeurtenissen die ons nieuw leven in
Christus geven
Exodus 14:15; 15:1: De Heer zei tegen Mozes: Waarom roep je Mij te
hulp? Zeg tegen de Israëlieten dat ze verder trekken. Toen zong Mozes, samen
met de Israëlieten, dit lied ter ere van de Heer: Ik wil zingen voor de Heer,
Zijn macht en majesteit zijn groot! Paarden en ruiters wierp Hij in zee.ÿ
Romeinen 6:3-11: Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus
Jezus, zijn gedoopt in Zijn dood? We zijn door de doop in Zijn dood met Hem
begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt,
een nieuw leven te leiden. Als wij delen in Zijn dood, zullen wij ook delen in
Zijn Verrijzenis. Immers, we weten dat ons oude bestaan met Hem gekruisigd is
omdat er een einde moest komen aan ons zondige leven: we mochten niet langer
slaven van de zonde zijn. Wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde.
Wanneer wij met Christus zijn gestorven, geloven we dat we ook met Hem zullen leven,
omdat we weten dat Hij, die uit de dood is opgewekt, niet meer sterft. De dood
heeft geen macht meer over Hem. Hij is gestorven om een einde te maken aan de
zonde, voor eens en altijd; en nu Hij leeft, leeft Hij voor God. Zo moet u ook
uzelf zien: dood voor de zonde, maar in Christus Jezus levend voor God.
Psalm 117: Loof de Heer, alle volken, prijs Hem, alle naties: Zijn Liefde voor ons
is overstelpend, eeuwig duurt de trouw van de Heer. Halleluja!
Psalm 118:16-17; 22-23: De rechterhand van de Heer verheft mij, de
rechterhand van de Heer doet machtige daden. De steen die de bouwers afkeurden
is een hoeksteen geworden. Dit is het werk van de Heer, een wonder in onze
ogen.
Lucas 24:1-12: Maar
op de eerste dag der week, zeer vroeg in de morgen, gingen ze naar het graf met
de specerijen, die ze hadden bereid. Ze vonden de steen van het graf op zij
gerold; en toen ze er in waren gegaan, vonden ze het lichaam van den Heer Jezus
niet. Terwijl ze nu niet goed wisten, wat ze er van moesten denken, zie, daar
stonden twee mannen bij haar in schitterend gewaad. Toen ze hevig verschrikt
het hoofd ter aarde bogen, spraken ze tot haar: Wat zoekt gij den Levende bij
de doden? Hier is Hij niet; Hij is verrezen. Herinnert u, wat Hij tot u heeft
gezegd, toen Hij nog in Galilea was: "De Mensenzoon moet in de handen van
zondaars worden overgeleverd en gekruisigd, maar de derde dag zal Hij
verrijzen".
Nu herinnerden ze zich zijn
woorden. Ze gingen heen van het graf, en vertelden dit alles aan al de elf en
de overigen. Het waren Maria Magdalena, Johanna, en Maria van Jakobus; ook de
andere vrouwen, die bij haar waren, zeiden hetzelfde aan de apostelen. Maar ze
hielden haar woorden voor beuzelpraat, en ze geloofden haar niet. Toch stond
Petrus op, en liep naar het graf; hij bukte zich voorover, en zag alleen de
windsels liggen. Hij ging heen, verbaasd over wat er gebeurd was.
In het oudere Engelse Missaal
stond een zin die me bijzonder aansprak: de grote gebeurtenissen die ons
nieuw leven in Christus geven. Wij geloven dat in deze dagen Jezus ons
bevrijdt heeft van de macht van de dood en zelfs van de angst voor de dood, Jezus
heeft ons vergeving en vrede gebracht, Jezus heeft ons de verbazingwekkende Liefde
van God voor ons allemaal laten zien. In het grote passiegedicht, Mijn Lied is
Ongekende Liefde, stelt de dichter de vraag die er toe doet: O wie ben ik
dat mijn Heer voor mij, zich kwetsbaar opstelde en stierf?
De Goede Week herinnert ons aan
tragedie en Hoop. Vanwege deze week geloven we dat dood en verderf, kwaad en
lijden niet het laatste woord zijn: integendeel, we verkondigen de overwinning
van Liefde en Leven in God. Opnieuw spreekt Jezus dood en Verrijzenis op een
persoonlijke manier tot ons. meditatie geschreven door Kieran J. OMahony
|