Vol
3 - 5/2/1900: Jezus: Mijn dochter, soms voelt de ziel een ontmoeting in
een deugd en raapt ze haar kracht op, de ziel overwint in die ontmoeting; en
dan wordt die deugd meer luisterrijk en geworteld in de ziel. De ziel moet
echter zeer oplettend zijn om te vermijden dat ze zelf het touw zou geven om
zich door een gebrek aan vertrouwen te laten binden; en ze zal dit doen door
zichzelf altijd binnen de Kring van Waarheid te beperken, zonder die ooit te
verlaten, wat de kennis van haar nietigheid is.
Vol
3 - 20/5/1900: Jezus: Het enige middel, en wat
absoluut noodzakelijk is, is dat de ziel haar eigen wezen ongedaan maakt en
zichzelf tot niets reduceert, net zoals ze was voordat ze werd geschapen; en als
ze eenmaal haar wezen tot niets heeft teruggebracht, moet ze het weer in God
opnemen.
Mijn dochter, alle dingen vinden hun oorsprong in
het niets. Als deze machine van het universum, die je bewondert met zijn grote
orde, vol met andere dingen was geweest voordat Ik het schiep, zou Ik mijn
scheppende hand niet hebben kunnen leggen om het zoÿn groots Meesterschap te
geven en het zo schitterend en versierd te maken. Hooguit had Ik alles wat er
had kunnen zijn ongedaan kunnen maken, om het vervolgens naar Mijn zin opnieuw
te doen. Maar we komen altijd tot dit: al Mijn werken vinden hun
oorsprong in het niets, en wanneer er een vermenging is met andere
dingen, is het niet sierlijk voor Mijn Majesteit om af te dalen en in de ziel
te werken.
Maar
wanneer de ziel zichzelf tot niets reduceert en naar Mij opstijgt, en haar
wezen in het Mijne neemt, dan handel Ik als de God die Ik ben, en vindt de ziel
Ware Rust. En hier is hoe alle deugden, van nederigheid
tot de vernietiging van zichzelf, beginnen.
Wie kan zeggen hoeveel ik begreep van wat de
gezegende Jezus mij vertelde? Oh, hoe gelukkig zou mijn ziel zijn als ik het
punt zou kunnen bereiken dat ik mijn arme wezen ongedaan zou maken om van mijn
God Zijn Goddelijk Wezen te kunnen ontvangen! O, hoe zou ik mezelf veredelen,
hoe geheiligd zou ik zijn! Maar welke dwaasheid is de mijne, waar zijn mijn
hersenen, als ik het nog steeds niet doe? Wat een menselijke ellende - in
plaats van te zoeken naar Zijn ware goed en vleugels uit te slaan naar de
Hemel, stelt mijn ziel zich tevreden met rond te krabbelen op de grond en met
leven temidden van modder en rot!
Vol
3 - 20/6/1900: Jezus: De meest volmaakte, de
meest verheven nederigheid is die van het verliezen van alle rede en van niet
te redeneren over ‘waaromÿ en ‘hoeÿ, maar van jezelf ongedaan te maken in je
eigen nietigheid. En terwijl de ziel dit doet vindt ze, zonder het te beseffen,
zichzelf opgelost in God, en dit brengt in de ziel de meest intieme Vereniging
voort, de meest volmaakte Liefde voor haar hoogste Goed. Dit echter
tot het grootste voordeel van de ziel, want door haar eigen rede te verliezen,
verwerft ze de Goddelijke rede en verliest ze elke redenering over zichzelf -
of ze nu koud of warm is, of de dingen die haar overkomen gunstig of ongunstig
zijn - ze zal geïnteresseerd zijn in een taal dat volledig Hemels en Goddelijk
is en deze taal eigen maken. Bovendien brengt nederigheid een kleed van
veiligheid in de ziel. Zodanig dat ze gehuld in dit kleed van veiligheid, de
ziel in diepe kalmte blijft, en zich verfraaid om haar Liefste Jezus te
behagen.
Vol
3 - 27/6/1900: Jezus: Mijn dochter, wat Ik van je
wil, is dat je jezelf niet meer in jezelf herkent, maar dat je jezelf alleen in
Mij herkent. Daarom zal je je niet langer herinneren, noch zal je ooit
meer de herkenning van jezelf hebben, maar je zal Mij herinneren, en
als je jezelf niet herkent, zal je de herkenning van Mij alleen verwerven.
Afhankelijk van hoeveel je zult vergeten en jezelf zult vernietigen, zal je
vooruitgang boeken in de kennis van Mij en jezelf alleen in Mij herkennen. Als
je dit alles eenmaal hebt gedaan, zal je niet langer met je verstand denken,
maar met het Mijne; je zal niet met je ogen kijken, je zal niet meer met je
mond spreken, noch zal jouw hart kloppen, noch zal je met je handen werken of
met je voeten lopen, maar zal je alles met de Mijne doen.
Om
zichzelf alleen in God te herkennen, moet de ziel in feite naar haar oorsprong
gaan en terugkeren naar haar begin - God, van wie ze kwam - en zich geheel
aanpassen aan haar Schepper. En alles wat
ze van zichzelf behoudt en dat niet in overeenstemming is met haar begin, moet
ze ongedaan maken en tot niets terugbrengen. Alleen op deze manier,
naakt en ongedaan gemaakt, kan ze terugkeren naar haar oorsprong, zichzelf
alleen in God herkennen en werken volgens het Doel waarvoor ze werd geschapen.
Dit is de reden waarom de ziel, om zich volledig in overeenstemming met Mij te
brengen, zichzelf ondeelbaar met Mij moet maken.
Vol
3 - 3/8/1900: Jezus: Mijn dochter, waarom zoek je Mij buiten
jezelf, terwijl je Mij gemakkelijker in jezelf zou kunnen vinden? Als je Mij
wilt vinden, ga dan binnen in jezelf, ga diep in je 'nietigheid' en daar,
zonder jezelf, in de kleinste kring van je 'nietigheid', zal je de fundamenten
zien die het Goddelijke Wezen in jou heeft gelegd, als evenals de fabrieken die
het in jou oprichtte. Kijk en zie.
Ik keek opnieuw en ik zag solide fundamenten en zeer
hoge muren die reikten tot aan de Hemel; maar wat me stomverbaasd maakte, was
te zien dat de Heer dit prachtige werk op mijn nietigheid had gedaan, en de
muren waren allemaal dichtgemetseld, zonder openingen. Men kon slechts één
opening in het gewelf zien, dat alleen overeenkwam met de Hemel, en in deze
opening woonde Onze Heer Jezus, op een stabiele zuil die uit de fundamenten
rees, gevormd over niets.
Jezus voegde eraan toe: De fundamenten die over
niets zijn gevormd, betekenen dat de Goddelijke hand daar handelt waar er niets
is, en het vermengt nooit Zijn werken met materiële werken. De muren
zonder openingen rondom betekenen dat de ziel geen contact mag hebben met
aardse dingen, zodanig dat er geen gevaar mag zijn dat ook maar een klein
beetje stof binnendringt, want alles is goed ommuurd. Het enig contact die deze
muren toestaan is met de Hemel - dat wil zeggen van niets naar de
Hemel, van de Hemel naar niets; en dit is de betekenis van de opening gemaakt
in het Hemelgewelf. Door de stabiliteit van de zuil is de ziel zo stabiel in
het goede dat er geen tegenwind is die haar kan bewegen. En Mijn Verblijf erop
is het zekere teken dat het verrichte werk volledig Goddelijk is.
Vol
4 - 11/11/1900: Jezus: Ach, Mijn dochter, ga
niet uit Mijn Wil, want door uit Mijn Wil te gaan, verlies je de kennis van
Mij, en als je Mij niet kent, verlies je de kennis van jezelf. In
feite kan men alleen in de weerspiegelingen van het Licht duidelijk
onderscheiden of er goud of modder is. Als alles duisternis is, kunnen objecten
gemakkelijk worden verward. Het Licht is Mijn Wil, die je de kennis van
Mij geeft, en in de weerspiegelingen van dit Licht kom je te weten wie je bent;
en bij het zien van je zwakheid, je pure nietigheid, klamp je je vast aan Mijn
armen en, verenigd met Mijn Wil, leef je met Mij in de Hemel. Maar als
je uit Mijn Wil wilt gaan, zou je eerst de ware nederigheid verliezen, en dan
zou je op aarde komen te leven en zou je gedwongen worden om het aardse gewicht
te voelen, te kreunen en te zuchten zoals alle andere ongelukkigen die buiten
Mijn Wil leven.
Vol
4 - 19/2/1902: Jezus: De aandacht van de ziel moet dus uitgaan naar het zien
van Mij en naar het zich in alles aanpassen aan de innerlijke werkingen van het
Woord; omdat wanneer Ik de ziel naar Mij toe trek, kan worden gezegd dat ze
tenminste gedurende de tijd dat Ik haar in Mijn Aanwezigheid houd, ze een
Goddelijk leven leidt. Mijn Licht is als het
penseel om mee te schilderen; Mijn deugden zorgen voor de verschillende
kleuren, en de ziel is als een canvas en ontvangt het portret van het
Goddelijke Beeld in zichzelf. Het gebeurt als met die hoge bruggen: hoe hoger
ze zijn, hoe dieper eronder een stromende regen valt. Op dezelfde
manier plaatst de ziel zich voor Mijn Aanwezigheid op de plaats die bij haar
past - dat wil zeggen, op de bodem, in haar nietigheid, zozeer zelfs dat ze
voelt dat ze vernietigd wordt; en de Godheid stort Genade in stromen over haar
uit, en bereikt het punt haar in Zichzelf onder te dompelen. Daarom
moet ze met alles tevreden zijn - tevreden zijn als Ik spreek, tevreden zijn
als Ik niet spreek. Luisa: Terwijl Hij dit zei, voelde ik me
alsof ik ondergedompeld was in God, en toen bevond ik me in mezelf.
Vol
4 - 23/3/1902: Jezus: Mijn dochter, de steun van Ware Heiligheid
ligt in de Kennis van het Zelf. En ik: 'Echt?' Jezus: Zeker,
want met de kennis van het zelf maakt men zichzelf ongedaan en steunt men
volledig op de kennis die hij van God verwerft, zodanig dat zijn werking het
Goddelijke Werkt, aangezien er niets van zijn eigen wezen overblijft. Wanneer
iemands innerlijk zich alleen met God bezighoudt en met alles wat Hem
toebehoort, deelt God Zichzelf geheel aan de ziel mee. Wanneer haar innerlijk
zich dan de ene keer met God bezighoudt, dan met andere dingen, brengt God
Zichzelf gedeeltelijk over aan de ziel.
Vol
4 - 24/12/1902: Jezus: Mijn dochter, iemand die
gelooft dat hij iets is voor Mij en voor de mensen, is niets waard. Iemand die
gelooft dat hij niets is, is alles waard.
Ten eerste, voor Mij, want als hij iets
doet, denkt hij niet dat hij het doet omdat hij het kan, met de kracht en de
capaciteit, maar eerder omdat hij van God de genade, de hulp en de Lichten
ontvangt; daarom kan worden gezegd dat hij het doet door de deugd van Goddelijke
kracht, en iemand die Goddelijke kracht heeft is reeds alles waard.
Ten tweede, ten overstaan van de mensen, omdat dit
handelen door deugd van Goddelijke kracht hem op een geheel andere manier laat
handelen, en hij doet niets anders dan het Licht van de Goddelijke kracht
uitzenden dat hij in zichzelf bevat. Op zoÿn manier dat de meest perverse
mensen, zonder te willen, de kracht van dit Licht voelen en zich onderwerpen
aan zijn wil; en daarom is hij alles waard, ook tegenover de mensen.
Maar degene die van zichzelf gelooft dat hij iets
is, is integendeel naast dat hij niets waard is, een gruwel voor Mijn
Aanwezigheid, en vanwege zijn opzichtige en bijzondere manieren - want hij
gelooft dat hij iets is en maakt grapjes over anderen - houden de mensen hem
als voorwerp van bespotting en vervolging.
Vol
4 - 5/3/1903: Omdat ik in mijn gebruikelijke toestand was,
bevond ik me samen met de gezegende Jezus, die een bundel kruisen en doornen in
Zijn armen droeg, helemaal uitgeteld. Toen ik Hem in die toestand zag, zei ik: ´Heer,
waarom vermoeit U zich zo met deze bundel in Uw armen?¡
Jezus: Mijn dochter, dit zijn de kruisen van
ontgoocheling, die Ik altijd klaar houd om de mensen te ontgoochelen.
Terwijl Hij dit zei, bevonden we ons temidden van
mensen, en zodra de gezegende Jezus zag dat iemand gehecht raakte aan
schepselen, nam Hij het kruis van vervolging uit die bundel en gaf het aan hem;
en die persoon, die zichzelf vervolgd en verguisd ziet, zal teleurgesteld zijn
en begrijpen dat dit de schepselen waren en dat alleen God het verdient om
bemind te worden. Als iemand gehecht raakt aan rijkdom, neemt Hij uit die
bundel het kruis van armoede en geeft het hem; en die persoon, die zag zijn
rijkdom was verdwenen en hij nu arm was, zal begrijpen dat alles hier beneden
rook is en dat ware rijkdom eeuwig is, en daarom zal hij zijn hart hechten aan
alles wat eeuwig is. Als iemand anders gebonden raakt aan zijn eigenwaarde, aan
kennis, zal de gezegende Jezus, met alle zoetheid, het kruis van laster en
verwarring nemen en het hem geven; en die persoon, verward en belasterd, zal
het als een masker van zichzelf verwijderen en zijn eigen nietigheid, zijn
wezen begrijpen, en zijn hele innerlijk ordenen in Gods orde, en niet langer
van zichzelf. En zo verder met alle andere kruisen.
Vol
5 - 24/3/1903: Vanmorgen, nadat ik de bitterste dagen had
doorgemaakt, kwam de gezegende Jezus en bracht tijd met me door, zodanig dat ik
dacht dat ik Hem voor altijd zou bezitten. Maar plotseling verdween Hij als een
flits. Wie kan mijn pijn beschrijven? Ik voelde dat ik gek werd; te meer,
aangezien ik er bijna zeker van was dat ik Hem niet meer zou verliezen. Terwijl
ik werd verteerd door pijn, kwam Hij als een flits terug, en met een sonore en
ernstige stem zei Jezus: Wie ben je dat je verwacht altijd bij Mij te zijn?
En ik, gek als ik was, durfde antwoorden: Ik ben
alles terwijl ik bij U ben; ik voel dat ik niets anders ben dan een wil die uit
de schoot van mijn Schepper komt, en zolang deze wil met U verenigd is, voelt
hij leven, bestaan, vrede, al zijn goeds. Zonder U voel ik deze wil zich zonder
leven, ik voel dat ik vernietigd word, ik voel me verstrooid, rusteloos. Ik kan
zeggen dat ik al het kwaad ervaar, en om leven te hebben, en zodat ik niet
verstrooid kan worden, zoekt deze wil die uit U kwam naar Uw schoot, Uw kern,
en daar wil het voor altijd blijven. Jezus leek ontroerd te zijn, maar toen
herhaalde Hij opnieuw: "Maar wie ben jij?"
Luisa: Heer, ik ben niets anders dan een
waterdruppel, en zolang deze waterdruppel in Uw zee is, lijkt het erop dat het
de hele zee is. Als het niet uit de zee komt, blijft het schoon en helder,
zodanig dat het de vergelijking met andere wateren kan doorstaan. Maar als het
uit de zee komt, zal het modderig worden, en vanwege zijn kleinheid zal het
worden verspreid. Helemaal ontroerd boog Hij zich naar me toe en omhelsde
mij.
Jezus: Mijn dochter, iemand die altijd in Mijn Wil wil zijn, houdt
Mijn Persoon in zich, en zelfs als hij uit Mijn Wil kan gaan, aangezien Ik hem
vrij in zijn wil heb geschapen, bewerkt Mijn Kracht een Wonder door hem
voortdurend de deelname aan Goddelijk Leven toe te dienen. Omwille van deze
deelname die hij ontvangt, voelt hij zo'n kracht en aantrekkingskracht van
Eenheid met Mijn Goddelijke Wil, dat zelfs als hij eruit zou willen gaan, hij
het niet zou kunnen doen. Dit is de voortdurende Deugd die uit Mij komt naar
iemand die altijd Mijn Wil doet, waarover Ik onlangs met je
sprak.
Vol 6 - 15/6/1904:
Jezus: Mijn geliefde dochter, de mens is Mij zo
dierbaar en ik hou zoveel van haar, dat als de mens het zou kunnen begrijpen,
haar hart zou barsten van Liefde. Dit is zo waar, dat Ik haar bij het
scheppen heb gemaakt als niets anders dan een klein vat gevuld met een dosis
van alle Goddelijke deeltjes, op zo'n manier dat van heel Mijn Wezen -
eigenschappen, deugden, perfecties - de ziel veel kleine deeltjes bevat,
volgens de hoedanigheid die haar door Mij werd gegeven
|