Broederschappen
van het Koord
Broederschappen van het Koord
zijn verenigingen van Christelijke gelovigen, waarvan de leden een koord,
gordel of ceintuur dragen ter ere van een Heilige, om een speciale genade of
gunst in gedachten te houden die ze hopen te verkrijgen door zijn voorspraak.
In de vroege kerk droegen maagden
een ceintuur als teken van zuiverheid, en daarom werd het altijd beschouwd als
een symbool van kuisheid, evenals van versterving en nederigheid. Het dragen
van een koord of ceintuur ter ere van een Heilige is van zeer oude oorsprong en
we vinden de eerste vermelding ervan in het leven van de H. Monica. In de
Middeleeuwen werden ook ceinturen gedragen door de gelovigen ter ere van Heiligen,
hoewel er geen broederschappen formeel werden opgericht, en het dragen van een
ceintuur ter ere van de H. Aartsengel Michael was algemeen bekend in heel
Frankrijk. Later stelde de kerkelijke autoriteit bijzondere formules vast voor
het zegenen van ceinturen ter ere van het Kostbaar Bloed, van OLVrouw, van de
H. Franciscus en van de H. Filomena.
Broederschappen werden opgericht
in de vroege middeleeuwen en ontwikkelden zich snel vanaf het einde van de 12e
E door de opkomst van de grote kerkelijke Ordes. Het belangrijkste doel en de
plicht van deze Ordes waren vooral de beoefening van hun spiritualiteit en
werken van naastenliefde. Er zijn verschillende broederschappen van het Koord,
waarvan de leden een koord als insigne dragen, net zoals leden van andere
broederschappen een scapulier dragen. Er zijn in de Kerk drie
aartsbroederschappen en één broederschap waarvan de leden een koord of ceintuur
dragen.
Aartsbroederschap
van OLVrouw van Troost
(Dit Aartsbroederschap staat ook
bekend als de "Aartsbroederschap van de zwartleren ceintuur van de H.
Monica, H. Augustinus en H. Nicolaas van Tolentijn/Tolentino.)
De oudste en meest gevierde van
deze Broederschappen van het Koord is waarschijnlijk de "Aartsbroederschap
van de Zwartleren Ceintuur van de H. Monica, H. Augustinus en H. Nicolaas van
Tolentijn" genoemd.
Volgens een oude traditie
ontving de H. Monica in een visioen een zwartleren ceintuur van de H. Maagd,
die de weduwe verzekerde dat ze iedereen onder haar speciale bescherming zou
nemen die het ter ere van haar droeg. De H. Monica vertelde dit visioen aan de
H. Ambrosius en de H. Simplicianus. Beide
Heiligen deden daarop een leren ceintuur om, en de H. Monica zou haar zoon, de H.
Augustinus, ermee hebben omgord bij zijn doopsel. Later werd het door de
kluizenaars van de H. Augustinus aangenomen als een onderscheidend onderdeel
van hun leefregel.
Na de heiligverklaring van Nicolaas
van Tolentijn kwam het algemeen in gebruik onder de gelovigen. De titel
"consolatrix afflictorum" (Troost van de gekwelden) maakt deel uit
van de Litanie van Loreto. De oorsprong van deze voorspraak is Augustijns. De Toewijding
aan OLVrouw van Troost werd verspreid door de Augustijner monniken, en begon
met de oprichting in 1436 in Bologna, Italië, van het Broederschap van de H.
Ceintuur van OLVrouw van Troost. De titel vindt zijn oorsprong in een legende waarin
Monica, moeder van Augustinus, hulp en troost zocht in het bidden tot OLVrouw.
Maria gaf Monica haar zwarte ceintuur met de belofte dat degene die deze ceintuur
droeg haar troost en bijzondere bescherming zou ontvangen. Aan het begin van de
18e E was het de gewoonte om de laatste zegen voor de dood te vragen,
in naam van OLVrouw van Troost.
Het belangrijkste feest van deze
broederschap is de zondag in het octaaf van het feest van de H. Augustinus (28
augustus). De leden zijn verplicht een zwartleren ceintuur te dragen, dagelijks
13 Onze Vaders, Wees gegroeten en het Salve Regina te bidden, en te vasten
tijdens de vooravond van het Feest van de H. Augustinus. Voor het lidmaatschap
in deze Aartsbroederschap moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. Het
hoofdkantoor van het Aartsbroederschap is gevestigd in Rome, in de kerk van de
H. Augustinus waar het lichaam van de H. Monica ligt begraven.
H. Monica
H. Monica (van Thagaste) werd in 332 geboren in de Numidische plaats
Thagaste, gelegen in het huidige Algerije. Zij was een dochter van christelijk
ouders. Op 18-jarige leeftijd werd zij - zoals toen de gewoonte was -
uitgehuwelijkt aan Patricius. Hij hield het bij de traditionele Romeinse goden.
Van karakter was hij driftig en eigenzinnig. Pas vlak voor zijn dood in 371 zou
hij zich tot het christendom bekeren, ongetwijfeld door Monica's onophoudelijk
gebed. Monica schonk hem drie kinderen onder wie Augustinus, de latere Heilige
en Kerkvader.
Zij probeerde haar kinderen
vertrouwd te maken met de christelijke levensopvatting en de daarbij behorende
deugden. Maar juist bij Augustinus, haar meeste getalenteerde kind, moet ze
constateren dat hij het karakter van zijn vader had geërfd. Later zal
Augustinus in zijn boek 'Confessiones' (= Belijdenissen) zelf over zijn
jongelingsjaren vertellen. Tijdens zijn studies tot redenaar (destijds de baan
om hogerop te komen in de maatschappij) deed hij alles wat christenen niet
zouden moeten doen; hij ging om met slechte vrienden en zocht zijn levensgeluk
bij filosofieën die veel spectaculairder waren dan die van zijn moeder. Vooral
de boerse en rauwe verhalen uit het Oude Testament konden volgens hem nog niet
in de schaduw staan van de fijnbesnaarde gedachten van de Griekse en Romeinse
filosofen.
Monica leed daar onder. Eens
kwam er een Christelijke Bisschop op doorreis. Zij stortte haar hart bij hem
uit en bezwoer hem dat hij eens met haar zoon moest praten: hij zou de goede
antwoorden op de scherpzinnige redeneringen van haar zoon wel weten. Maar de Bisschop
had allang begrepen dat Augustinus op dat moment juist genoot van zijn
levensopvatting: daar zou zelfs een Bisschop niets aan kunnen veranderen. Door
haar aandringen zei hij tenslotte: "Een kind van zoveel tranen kan niet
verloren gaan."
Augustinus ontvluchtte zijn moeder, zijn woonplaats en zijn wereld en stak over
naar Italië om daar carrière te maken aan het keizerlijk hof als redenaar. Maar
zijn moeder kwam hem achterna, eerst naar Rome en vervolgens naar Milaan, waar
het hof van de keizer op dat moment gevestigd was en waar haar zoon intussen
leraar was geworden.
Intussen hadden al de
filosofieën waarbij Augustinus zijn levensgeluk had gezocht, hem niets
opgeleverd. Op zijn zoektocht naar een houvast in het leven ging hij regelmatig
in de Christelijke kerk naar de preken luisteren van de H. Bisschop Ambrosius.
Daar hoorde hij hoe Ambrosius juist schatten van filosofie en levensinzicht
tevoorschijn wist te halen uit de door hem zo verachte verhalen van het Oude Testament.
Uiteindelijk zal hij zich na een lang en heftig innerlijk verzet laten dopen.
Dit alles natuurlijk tot grote vreugde van zijn moeder met wie hij zich
verzoende. Nu haar hartenwens was vervuld, besloot zij naar huis in Afrika
terug te keren. Augustinus reisde met haar mee. In Rome's havenstad Ostia
overleed zij in 387. (uit heiligen.net)
H. Monica
Aartsbroederschap
van het koord van de H. Franciscus
Na zijn bekering omgordde Franciscus van Assisi zich met
een ruw koord op de manier van de armen in zijn tijd, en later kwam een wit
koord met drie knopen in de plaats en maakte deel uit van het Franciscaanse
habijt. Volgens de Franciscaanse historicus Luke Wadding, O.F.M., ontving de H.
Dominicus het koord van de H. Franciscus toen ze hun koorden verwisselden als
teken van vriendschap. Vanaf die dag droeg de H. Dominicus het altijd onder
zijn habijt uit toewijding aan zijn medeoprichter, zijn voorbeeld werd gevolgd
door veel gelovigen.
De drie knopen vertegenwoordigen de gelofte van armoede,
kuisheid en gehoorzaamheid.
H. Franciscus
Franciscus was een zoon van Petrus van Bernardone, een
welgestelde lakenkoopman uit Assisi. Zijn vader was op het moment van zijn
geboorte voor zaken in Frankrijk. Pica de Bourlemont (zijn moeder) gaf hem de
naam Giovanni (Johannes). Zijn vader maakte daar bij thuiskomst Francesco,
'Fransman', van. Het kan ook zijn dat hij die bijnaam pas later kreeg omdat
zijn vader hem meer dan eens naar Frankrijk stuurde om handel te drijven. Volgens
zijn eerste biograaf Thomas van Celano leefde Franciscus in zijn jeugdjaren
als een wildebras: hij zwierf met zijn kameraden door de stad en gaf veel geld
uit aan feestmalen en kleding. Thomas stelde dat waarschijnlijk zo voor om het
contrast met zijn bekering beter uit te laten komen. Vermoedelijk was
Franciscus echter ook in zijn jeugd al een creatief en fijngevoelig mens. Hij
wijdde zich aan de liefde, streefde ernaar tot ridder te worden geslagen en
gedroeg zich soms als minnezanger of troubadour.
Vrouwe Armoede
Na een veldslag tussen zijn geboorteplaats Assisi en de
stad Perugia in 1202 werd Franciscus krijgsgevangen. Hij was toen
ongeveer 20 jaar oud. Na een jaar kwam hij vrij maar was daarop lang en ernstig
ziek. Weer aan de beterende hand werd Franciscus bijzonder getroffen door het
leed van de melaatsen, die in zijn tijd volledig uit de samenleving werden
verstoten. Volgens zijn Testament bracht God hem in hun midden
en bewees hij hun barmhartigheid. Naar aanleiding daarvan bekeerde hij zich tot
een leven van armoede, gebed en dienstbaarheid aan de armen,
ontevreden over de leegheid van zijn leven. Later, in 1205, kreeg hij
een visioen in het kerkje van San Damiano. Hij wist zich aangesproken
door de daar afgebeelde Gekruisigde: 'Franciscus, ga en herstel mijn huis'. Hij
trok zich als een kluizenaar terug in de eenzaamheid en wijdde zich aan de
melaatsen, het herstellen van kerkjes en aan het gebed. Zelf wilde hij de
allerarmste zijn. Hij bedelde zijn dagelijks voedsel bij elkaar, daarvan delend
met anderen die nog minder hadden dan hij. Vanaf dat moment werd zijn enige
geliefde 'Vrouwe Armoede'.
Zijn vader, die van mening was dat zijn zoon tot de rang
van dorpsgek was vervallen, probeerde hem met dreiging en verleiding terug te
laten keren naar een werelds leven. Uiteindelijk legde Franciscus in
de lente van 1205 tijdens een scène op het plein bij de Bisschop zijn
kleren aan de voeten van zijn vader (die ze immers had betaald) en wijdde zich
toe aan God met de woorden: "Nu kan ik werkelijk zeggen: Onze
Vader in de hemel", waarop de bisschop zijn mantel om hem heen sloeg.
|