25/11 Lessen
Lucas 21:1-4: Toen Jezus opkeek, zag Hij hoe rijken hun giften in
de offerkist kwamen werpen. Hij zag ook dat een arme weduwe er twee muntjes in
gooide, en Hij zie: Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer gegeven
dan alle anderen. Want de anderen hebben iets van hun overvloed geofferd, maar
zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze nodig had voor haar
levensonderhoud.
Terwijl ik tijdens de Mis naar
deze Evangelietekst luisterde, drong het tot me door dat dit hetgeen is, wat
degenen die ernaar streven om in de Goddelijke Wil te leven, wordt gevraagd: alles
wat we hebben aan God geven, namelijk ons enige bezit - onze menselijke wil.
De analogie is treffend, want
naast de Hemelse schatkist is onze eigen wil een stinkend centje. Maar oh, wat
houden we van dat centje, en hoe bang we zijn om alles weg te geven. Vrienden,
daar moeten we nu overheen. De tijden dringt en vraagt het van ons.
Jezus leert ons in dit verhaal,
hoeveel waarde het opgeven van onze menselijke wil heeft in het Goddelijke
Plan. Denken we dat die arme weduwe na zo'n heroïsche daad zonder voorzieningen
werd achtergelaten? Natuurlijk niet! En dat is ook niet het geval voor ons
wanneer we onze wil aan God overgeven. Want in ruil daarvoor geeft Hij ons Zijn
eigen Glorierijke Wil, een deelname aan het Leven zelf van de Drie-ene God die
een oneindige hoeveelheid zegeningen en een remedie voor de kwalen heeft, niet
alleen in onze tijd, maar in alle tijden van Adam tot de laatste mens. Nu
allemaal samen: Fiat!
Vandaag stond in de Missaal dit
fragment uit een preek toegeschreven aan de H. Macarius, bisschop (mijn overwegingen
na elke alinea):
Toen God ontevreden was over de Joden, leverde hij
Jeruzalem over aan de vijand, en zij werden veroverd door degenen die hen
haatten; er waren geen offers of feesten meer. Zoals God boos was op een ziel
die zijn geboden had overtreden, gaf God Jeruzalem over aan zijn vijanden, die Jeruzalem
bedierf en totaal onteerde. Als er in een huis geen meester woont, wordt het
donker, verachtelijk, verstikt door vuiligheid en walgelijk afval. Zo is het ook
met een ziel die zijn Meester heeft verloren, die zich eens met Zijn engelen in
de ziel verheugde. Deze ziel is verduisterd door zonde, haar verlangens zijn ontaard
en ze kent niets dan schaamte.
God zij geprezen, er zijn veel Heilige
en vrome zielen in de Kerk, maar Heer, heb medelijden! Er zijn veel leken en
religieuzen die dat niet zijn, inclusief mijn zondige zelf. Als we zien dat
kerken gesloten zijn, moeten we dan niet mediteren over de spirituele redenen
waarom God het heeft toegestaan? En Hij heeft het toegestaan, daar kunnen we
zeker van zijn. Waarom?
Het bovenstaande fragment laat
duidelijk zien dat wanneer God niet tevreden over ons is, Hij het recht heeft
om onze offers en feesten - onze liturgieën - weg te nemen. Er zijn veel
precedenten in de H. Schrift en we passen ontegenzeglijk in het patroon. Maar
voordat we iemand anders aanklagen, moeten we ons eigen geweten onderzoeken en ons
afvragen hoeveel persoonlijke offers we hebben gebracht voor de geestelijkheid,
de Paus en de Kerk als geheel. De H. Maagd Maria spoort ons al decennialang aan
tot boete. Waarom? Omdat het helpt! We moeten ons afvragen hoe hard we hebben
gewerkt, niet door bedieningen, maar door opoffering. Hebben we bijgedragen aan
de opbouw van het Mystieke Lichaam van Christus, of breken we het voortdurend
af, één lid tegelijk, te beginnen bij de Paus?
Dit zijn vragen die we zullen
moeten beantwoorden als de tijd daar is. (in de Waarschuwing) Het zou beter
zijn om ze nu eerlijk te beantwoorden en te herstellen in de Goddelijke Wil
voor onze eigen tekortkomingen en die van anderen, verleden, heden en toekomst.
Dit zal oneindig veel meer doen dan enig protest of daad van ongehoorzaamheid.
God kan dit in een oogwenk oplossen als Hij ziet dat we het genoeg willen om
zelfs onze eigen wil op te geven, die de wortel is van zonde en lijden in de
wereld.
Wee het pad dat niet wordt bewandeld, of waarlangs
de stemmen van mensen niet worden gehoord, want dan wordt het de verblijfplaats
van wilde dieren. Wee de ziel als de Heer er niet in wandelt om met Zijn stem
de geestelijke beesten van de zonde te verdrijven. Wee het huis waar geen
meester woont, het veld waar geen boer werkt, het onbemande schip, door de
storm heen en weer geslingerd en zinkend. Wee de ziel zonder Christus als zijn
ware piloot; drijvend in de duisternis, geteisterd door de golven van
hartstocht, stormachtig overgeleverd aan boze geesten, het einde is
vernietiging. Wee de ziel die Christus niet heeft om haar met zorg te
cultiveren om de goede vrucht van de Heilige Geest voort te brengen. Aan
zichzelf overgelaten, wordt ze verstikt door doornen en distels; in plaats van
fruit produceert ze alleen wat geschikt is om te verbranden. Wee de ziel die
Christus niet in zich heeft; verlaten en vervuild door de smerigheid van hartstochten,
wordt het een toevluchtsoord voor alle ondeugden.
Ik durf te zeggen, een betere beschrijving van de
menselijke wil zullen we niet vinden! Elke keer dat we handelen in onze
menselijke wil, handelen we zonder Christus als onze ware piloot, zwevend in
de duisternis. We moeten onze menselijke wil, dat stinkende centje, elke keer
dat we eraan ruiken, onmiddellijk terzijde schuiven.
Als je een meer concrete beschrijving van de menselijke wil
wilt, definieert Fr. Celso het als zorgen, angst, bezorgdheid, geklaag,
negativiteit en zonde. Dat is een redelijk goede lijst. Zoals de H. Franciscus
van Assisi tegen het einde van zijn leven zei: "Broeders, laten we opnieuw
beginnen, want tot nu toe hebben we weinig of niets gedaan." Amen!
Wanneer
een boer zich voorbereidt om de grond te bewerken, moet hij geschikte kleding
aantrekken en het juiste gereedschap gebruiken. Daarom kwam Jezus Christus,
onze Hemelse Koning, om de door zonde verwoeste bodem van de mensheid te
bewerken. Hij nam een lichaam aan en gebruikte het Kruis als Zijn ploegschaar
en cultiveerde de onvruchtbare ziel van de mens. Hij verwijderde de doornen en
distels die de boze geesten zijn en trok het onkruid van de zonde eruit. Hij
wierp het stro van goddeloosheid in het vuur. En toen hij de ziel met het hout
van het Kruis had geploegd, plantte hij daarin een zeer lieftallige tuin van de
Geest, die voor Zijn Heer en God de zoetste en meest aangename vrucht van elke
soort kon voortbrengen.
Zie je wat Christus in onze tijd doet? Hij trekt het
onkruid uit zodat Hij een zoete en vruchtbare tuin kan aanleggen waarin we
samen met Hem kunnen wandelen zoals Adam deed. Maar wat een proces - en we
zitten er ongetwijfeld in! De beste manier om Jezus bij dit proces te helpen,
is niet door het onkruid van ongehoorzaamheid en protesten te cultiveren, maar
door gewoon met Jezus in de zoete tuin te wandelen, in de Goddelijke Wil te
leven, onze daden te verrichten, onze rondes te doen, eerherstel te brengen,
opnieuw te doen, te herstellen. . Dat is het plan van de Hemel, en het is het
enige dat zal werken.
Gigantische spirituele problemen vragen om gigantische
spirituele oplossingen. Laten we daarom, mijn vrienden, onze hooivorken
wegleggen en onze daden en gebeden in de Goddelijke Wil ophalen. En zoals Fr.
Celso zegt: In de goddelijke wil is het altijd Fiat - wat er ook gebeurt. Dus fiat!
|