12/1 Aanmoediging van de Goddelijke Wil
Beste vrienden in de Goddelijke Wil, hier zijn
aanmoedigingen uit het Boek van de Hemel, om de leringen van Jezus aan Luisa
over de Goddelijke Wil te blijven lezen, bestuderen en in praktijk brengen. De boekdelen
zitten vol verbazingwekkende beloften. Laat je niet intimideren of stoppen.
Niemand van ons is perfect, maar als we oprecht zijn over het naleven van de
leringen, zal Jezus in ons voorzien wat er in ons ontbreekt! Zeker, God kan het
koninkrijk zonder ons tot stand brengen, maar Hij WIL het met ons doen. Laten
we Hem niet teleurstellen, maar geef Hem onze eeuwigdurende fiat, nu en steeds opnieuw…
Vol 7
– 5/1/1907: Jezus tot Luisa over de ziel op het pad van
heiligheid: ´Ware en solide heiligheid bestaat in het ontvangen van alles wat
haar kan overkomen of wat ze doet, zelfs al is het een kleinigheid, als een
bijzonderheid van Goddelijke Liefde. Net zoals het zou zijn als ze voedsel lekker
of slecht vond. Een bijzonderheid van Liefde in het genieten, denkend dat het
Jezus is die dat genot in het voedsel voortbrengt, en dat Hij haar zo liefheeft
dat het haar zelfs in materiële dingen genoegen schenkt. Een bijzonderheid van Liefde
in afkeer, denkend dat Hij zoveel van haar houdt dat die afkeer voor haar teweegbrengt
om haar in versterving op Hemzelf te laten lijken, door haar Zelf een geldmuntje
te geven dat ze Hem kan aanbieden. Een bijzonderheid van Goddelijke Liefde als
ze vernederd wordt, als ze verheven wordt, als ze gezond is, als ze zwak is,
als ze arm of rijk is. Een bijzonderheid van Liefde, haar ademhaling, haar
zicht, haar spraak - alles, alles; en net zoals ze alles moet ontvangen - alles
als een bijzonderheid van Goddelijke Liefde, zo moet ze alles aan God
teruggeven als een bijzondere Liefde van haar. Ze moet dus de golf van Gods Liefde
ontvangen en moet de golf van haar Liefde aan God geven. O, wat een heiligend
bad is deze golf van Liefde! Het zuivert haar, het heiligt haar, het brengt
haar vooruit zonder dat ze het beseft; het is meer een Hemels leven dan een
aards leven.¡
Vol 24
– 23/7/1928: Jezus tot Luisa: ´Mijn dochter, de ziel die in
mijn Wil leeft, is het lichtpunt in de wereld. Net zoals een zon schijnt onder
het hemelgewelf, die de aarde bekleedt met zijn stralen, en overal doordringt,
verfraait, kleurt, de hele aarde bevrucht met zijn leven van licht, zo kan een
andere Zon, mooier en stralender, worden gezien op dat punt van de wereld - dat
wil zeggen, in de ziel waarin mijn Goddelijke Wil regeert - en haar stralen
strekken zich uit en breiden zich zozeer uit dat ze alles en iedereen omhelzen.
Hoe mooi is het om vanuit de Hemel deze lichtpunten in de diepten van de aarde
te zien! Het lijkt niet langer de aarde - maar de Hemel, want de Zon van Mijn
Fiat is aanwezig. Zijn stralen verfraaien, bevruchten en verspreiden zo'n
verscheidenheid aan Goddelijke kleuren dat ze de verscheidenheid aan
schoonheden van de Schepper overbrengen met Zijn leven van licht. Overal waar deze lichtpunten aanwezig zijn,
wordt de stroom van het kwaad gestopt; Mijn Gerechtigheid voelt zich
ontwapend door de kracht van dit licht, en verandert de gesel in genade. Deze
lichtpunten zijn de glimlach van de aarde; hun licht is de voorbode en drager
van vrede, schoonheid, heiligheid, van Leven dat nooit sterft. Ze kunnen de
gelukkige punten van de aarde worden genoemd, omdat in hun midden het licht is
dat nooit uitdooft, het leven dat altijd stijgt; terwijl waar deze lichtpunten
niet aanwezig zijn, de aarde duister is, en als er iets goeds wordt gedaan, is
het als die kleine lichtjes die geen stralen hebben, omdat de bron van het Licht
ontbreekt in dat goed, en daarom heeft het geen kracht noch deugd om uit te
breiden. En aangezien de bron ontbreekt, zijn ze onderhevig aan uitdoving en
blijft de aarde verduisterd, alsof ze in dikke duisternis is begraven, omdat de
menselijke wil de voorbode en drager is van kwaad, verstoringen, wanorde en
dergelijke.
Daarom blaast de ziel in wie Mijn Wil niet heerst, duisternis,
schaduw en rusteloosheid uit, en als ze iets goeds doet, is het een goed dat
met mist is bedekt. Haar lucht is altijd ongezond, haar vruchten onrijp, haar
schoonheid vervaagd. Het tegenovergestelde is waar voor de ziel in wie Mijn Wil
heerst: zij is de ware koningin die alles beheerst, zij geeft Vrede aan allen,
doet goed aan allen en wordt door allen verwelkomd; en hoewel ze iedereen goed
doet, heeft ze niemand nodig, omdat ze de bron van Mijn Wil bezit die alle goeds
in haar doet ontstaan.¡
|