Advent week 2 : De
volheid van Gods Liefde
Maar
Ik zeg jullie dat Elia al is gekomen, ze hebben hem alleen niet herkend, en ze
hebben met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de Mensenzoon door hun toedoen
moeten lijden. (Matteüs 17:12)
De overweging van de 2de zondag van de Advent deed
ons erkennen dat de focus van het Marcusevangelie op de persoon van Jezus
Christus is gericht. Het Evangelie van vandaag vertelt ons hoe Jezus Christus,
de Mensenzoon, slecht behandeld zal worden en tot de dood toe zal lijden, net
als zijn neef Johannes de Doper. Jezus bevestigt voor ons in hoofdstuk 11:14
van het Mattheüs-evangelie, dat Johannes "de Elia is die zou
terugkeren".
Laten we ons in deze Advent laten leiden door Johannes de
Doper. Mogen wij Jezus erkennen als de geliefde Zoon van God, het Mensgeworden
Woord dat onder ons woont. Laten we eens kijken naar Johannes de Doper zoals
hij eeuwen eerder werd beschreven door de Profeet Jesaja: "‘Ik (Johannes
de Doper) ben een stem in de woestijn: ‘Maak de weg van de Heer gereed, maak recht
zijn paden!ÿ. God vertrouwt er nu op dat wij een stem zijn die ons helpt
om ons goed voor te bereiden op de geboorte van Jezus deze kerst. Mogen ook
wij, net als Johannes, door ons leven getuigen van Jezus, en ook wij Jezus
aanwijzen als "Het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt". (Johannes
1:29).
Laat het volgende citaat van de H. Augustinus een
inspiratie zijn voor ons allemaal als we de stal in Bethlehem verlaten en met
Jezus naar Jeruzalem reizen om het nieuwe leven van Pasen te beleven.
Het volgende citaat van de H. Augustinus vat voor ons het
persoonlijke belang en de diepte van liefde samen die God koestert voor ieder
van ons, zonder uitzondering.
"God houdt van ieder van ons alsof er maar één van ons
is."
De geboorte van Jezus doet ons in deze termen nadenken. De Verrijzenis
van Jezus met Pasen en Zijn Hemelvaart naar de Vader bevestigen de volheid van
Gods Liefde. - Fr Ian Wilson
12/11
Evangelie volgens H. Lucas 1:26-38
In de zesde maand zond God de Engel Gabriel naar de stad
Nazaret in Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die
Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria. Gabriel ging
haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.ÿ
Ze schrok hevig bi het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die
begroeting te betekenen had. Maar de Engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang,
Maria, God heeft je Zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en
een zoon baren, en je moet Hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en
Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal Hem de troon van
Zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal Hij Koning zijn over het volk van
Jakob, en aan Zijn Koningschap zal geen einde komen.ÿ
Maria vroeg aan de Engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb
immers nog nooit gemeenschap met een man gehadÿ. De Engel antwoordde: ‘De H.
Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw
bedekken. Daarom zal het Kind dat geboren wordt, Heilig worden genoemd en Zoon
van God. Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks
haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de
zesde maand van haar zwangerschap, want voor God is niets onmogelijkÿ. Maria
zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegdÿ. Daarna liet de Engel haar weer alleen.
H. Johannes Damascenus (c.675-749), monk,
theoloog, Kerkleraar
1ste Preek over de Tenhemelopneming van Maria
"Gezegend bent u onder de vrouwen en gezegend is de
vrucht van uw schoot" Want alle leeftijden zullen u gezegend noemen, zoals
u zei (Lc. 1:48). De dochters van Jeruzalem, dat wil zeggen, de Kerk, hebben u
gezien en uw geluk uitgeroepen. Want u bent de Koninklijke Troon waar de Engelen
bij stonden te kijken naar hun Meester en Schepper, die erop zat (Dan 7: 9) . U
bent het spirituele Eden geworden, heiliger en goddelijker dan het vorige. De
aardse Adam leefde in het eerste Eden; in u leeft de Heer die uit de Hemel kwam
(1 Kor. 15:47). De ark van Noach was een voorafbeelding van u; het redde het
zaad van de tweede schepping, want u hebt Christus gebaard, de redding van de
wereld, die de zonde onder dompelde en de vloed tot rust bracht.
U was het die de brandende braamstruik van tevoren
beschreef, die de stenen tafelen afbeeldden, waarop God schreef (Ex 31:18),
waarover de Ark van het Verbond vertelde. U bent de gouden urn, de kandelaar, en
de staf van Aäron die tot bloei kwam (Num 17:23), die duidelijk een voorbode
waren. Ik had Jacobs ladder bijna weggelaten. Net zoals Jacob de Hemel verenigd
zag met de aarde door middel van de ladder, en de Engelen die erop neerdaalden
en opstegen, en als degene die werkelijk de sterke en onoverwinnelijke is die
een symbolische strijd met hem aanging, zo werd u de middelares en ladder
waardoor God naar ons kwam en de zwakheid van ons wezen op Zich nam, het
omhelsde en het nauw met hem verenigde.
|