Heiligen die moesten leven zonder de H.
Eucharistie Meg Hunter-Kilber 18/3/2020 Aleteia
Deze verhalen zullen ons vasten van het lichaam
en bloed van Christus in perspectief plaatsen.
De
openbare missen zullen we niet blijven hebben en eens komt het moment dat de
openbare eredienst zal afgeschaft worden. Of het nu door een pandemie is of
andere redenen.
Maar als
openbare missen worden afgelast, gaan de private mis door en is het lichaam van
Christus in staat om de genaden van die missen te ontvangen, vooral wanneer we geestelijke
communie hebben.
Maar
hoe kunnen wij die afhankelijk zijn van de sacramenten een crisis overleven als
we gescheiden zijn van de H. Mis? Welnu, er zijn genoeg Heiligen (en nog
miljoenen Christenen) die soortgelijke ervaringen hebben gehad en hebben,
maanden en jaren van overleven zonder de Sacramenten. Als we deze beschouwen,
kunnen we de kracht krijgen om te volharden.
Hoewel
niet Heilig verklaard, leefden duizenden en duizenden Japanse Christenen bijna
250 jaar zonder priesters. Ze doopten hun kinderen in het geheim, gaven de leer
door in gefluisterde lessen, baden voor afbeeldingen van de OLVrouw en het Kind
Jezus die waren vermomd om eruit te zien als boeddhistische afbeeldingen. In
1858 nam Japan eindelijk Christelijke missionarissen terug op, die 10.000
verborgen Christenen vonden die op hen wachtten. Stel je voor dat je wordt
opgevoed met de bijna zekerheid dat je nooit van je leven de H. Mis zou
bijwonen, omdat je alleen van de Eucharistie weet omdat de grootmoeder van je
grootmoeder ooit naar de H. Mis ging. Het relativeert onze problemen.
De Heiligen
van het 19e-eeuwse Korea bevonden zich in een vergelijkbare situatie. Nadat het
Evangelie voor het eerst werd gepredikt door Dienaar van God Yi Beok en zijn
metgezellen in 1784, werd de Kerk tot 1795 volledig gerund door leken. Op dat
moment werd de Zalige James Zhou Wen-Mo arriveerde en 4.000 katholieken
ontdekte, van wie er maar één ooit een Priester had gezien. Wen-Mo diende zes
jaar als enige Priester in heel Korea, tot aan zijn martelaarschap. De volgende
36 jaar waren er opnieuw geen H. Missen in Korea totdat een kleine groep Franse
priesters arriveerde in 1836 - en twee jaar later werden vermoord.
Isaac
De H.
Isaac Jogues (1607-1646) is voorbereid op mogelijke marteling en martelaarschap
toen hij naar Noord-Amerika reisde om de indianen te evangeliseren. Maar als Priester
had hij niet verwacht dat hij de Eucharistie zou worden ontnomen - totdat zijn
handen werden ontsierd door zijn ontvoerders. Destijds kon een Priester die
zijn duim of wijsvinger miste de H. Mis niet vieren, dus vanaf het moment van
zijn verwonding tot zijn terugkeer naar Frankrijk 17 maanden later (nadat hij
aan zijn Mohawk-ontvoerders was ontsnapt), was Pr Jogues niet in staat om te
biechten, de H. Mis te vieren of zelfs de H. Mis bij te wonen. Hij kreeg een
speciale dispensatie en mocht de H. Mis opnieuw vieren, ondanks de toestand van
zijn handen, en vroeg toestemming om na zijn herstel naar Amerika terug te
keren. Hij werd niet lang na zijn terugkeer vermoord, maar zijn moordenaar had
later berouw en werd gedoopt met de naam "Isaac Jogues". (zie zijn
levensverhaal na dit artikel)
Victoire Raphaël
Zalige
Victoire Rasoamanarivo (1848-1894) was een Malagassische edelvrouw en was bekeerd
tot het Katholicisme. Als leider in de Kerk in Madagaskar, toen de Fransen in
1883 uit Madagaskar werden verdreven, lieten de vertrekkende Priesters de zorg
voor de kerk in haar handen, samen met Zalige Raphaël Rafiringa, een
Malagassische religieuze broeder. Bijna drie jaar lang leidden Victoire en
Raphaël de 21.000 leken-Katholieken in Madagaskar en brachten ze elke zondag
samen voor gemeenschappelijk gebed, hoewel er geen Priesters waren om de H. Mis
te vieren. Victoire legde uit: Ik plaats in mijn gedachten de missionarissen
die de H. Mis opdroegen, en geestelijk woon ik alle H. Missen bij die over de
hele wereld worden opgedragen." Drie jaar later verwelkomde een levendige
gemeenschap die honger had naar de Eucharistie hun Priesters - allemaal veel
dankbaarder voor de H. Mis dan vóór hun drie jaar zonder de mis.
Mark
Heilige
Mark Ji TianXiang (1834-1900) was een opiumverslaafde. Omdat zijn Priester de
aard van verslaving niet begreep, vertelde hij TianXiang dat hij niet
vrijgesproken kon worden voordat hij zijn verslaving had verslagen - wat
betekende dat hij ook geen communie kon ontvangen. Gedurende 30 jaar bleef
TianXiang het geloof beoefenen terwijl de sacramenten werden ontzegd. Het is
hem nooit gelukt om rein te worden, maar hij stierf als een martelaar en is
heilig verklaard, niet alleen voor zijn martelaarschap, maar ook voor zijn
decennialange poging om Jezus te volgen, zelfs in afwezigheid van de
sacramenten.
Laurentia Olympia
Zalige
Laurentia Herasymiv (1911-1952) bracht, net als talloze andere Katholieken in
nazi-concentratiekampen of Sovjet-goelags, de laatste maanden van haar leven
door zonder de sacramenten en in de bijna zekerheid dat ze geen gelegenheid zou
hebben voor viaticum of een laatste biecht. Zuster Laurentia en de Zalige
Olympia Bida werden gearresteerd wegens weigering de Oekraïense Grieks-Katholieke
Kerk te verlaten voor de Orthodoxie. Olympia Bida werd naar Siberië gestuurd,
waar beiden stierven als gevolg van alles wat ze hadden geleden door toedoen
van de Communisten. Terwijl ze op sterven lag, smeekte ze om de Eucharistie en
riep in haar ijlen uit: "Jezus, ik wil niet sterven zonder jou!" Ze
stierf, zoals ze twee lange jaren had geleefd, zonder de Eucharistie, en was
volledig verenigd met Jezus.
H. Isaac Jogues Uit: jezuieten.org: werd op 10 januari 1607 in de Franse stad Orléans
geboren. Op zijn zeventiende trad hij in bij de jezuïeten te Rouen. In het
vroege voorjaar van 1636 ontving hij de priesterwijding, en op 8 april vertrok
hij uit Frankrijk op weg naar de missie in Nieuw-Frankrijk (= nagenoeg het hele
Noord-Amerikaanse continent). Op 2 juli meerde zijn schip af in de haven van
Québec. Hij was bestemd voor de Huronenmissie. Spoedig reisde hij door naar
Trois-Rivières, waar Huronen hun bont kwamen verhandelen. Hij sloot zich bij
hen aan op hun terugtocht, achthonderd kilometer landinwaarts, in kanos over
water, en soms ook over land, waarbij de vaartuigen met bagage en al boven de
hoofden moesten worden getild en enkele kilometers verder gedragen. Omdat de
inlanders zijn naam onmogelijk konden uitspreken, noemden ze hem in zijn zwarte
toog Ondessonk (= roofvogel).
Pater Jogues werd ontvangen door
pater Jean de Brébeuf. Van hem leerde hij de indiaanse taal en gebruiken. Na
enige tijd werd hij overgeplaatst naar Teanaustayé en van daar naar de
belangrijke statie van Ste-Marie. Met Pasen 1642 smaakte hij het genoegen een
groep van honderdtwintig volwassen Huronen te dopen, onder wie de grootste
vechtersbaas van de stam.
In juni van hetzelfde jaar
vergezelde hij de bonthandelaren naar Trois-Rivières om bij de jezuïeten van
Québec medebroeders te vragen voor het vele en vaak moeizame bekeringswerk. Zij
hadden niemand, behalve René Goupil een geassocieerd lid van de orde, een
zogeheten donné, een leek die geheel volgens de regel van de Orde leefde,
maar geen jezuïet was. Als jongeman had hij zich destijds in Parijs aangemeld
om jezuïet te worden, maar om gezondheidsredenen was hij weer weggestuurd. Hij
had medicijnen gestudeerd en zou van groot nut kunnen zijn bij het bestrijden
van de besmettelijke ziektes die herhaaldelijk de inlanders teisterden.
Op de terugweg naar de Ste-Marie
werd de expeditie overvallen door de Mohawk-Indianen. Een van de Fransen van
het gezelschap werd gedood. Toen pater Jogues en René Goupil te hulp schoten,
werden hun de nagels van de vingers gebeten en de vingertoppen afgekloven. Vervolgens
werden ze meegenomen naar Ossernenon (= het huidige Auriesville, New York), de
thuisbasis van de Mohawks. Onderweg vroeg René Goupil aan pater Jogues hem
alsnog in de jezuïetenorde op te nemen. Hij kende de gelofteformule nog uit het
hoofd van de tijd dat hij zich daarop had voorbereid in Parijs. En zo legde hij
in de kajak zijn geloften af in de verminkte handen van pater Jogues.
Bij aankomst in Ossernenon werden
ze tot op het blote lijf uitgekleed en moesten ze spitsroede lopen tussen de
Mohawks die met stokken stonden opgesteld, en hen probeerden te slaan waar ze
maar konden. Daarna werden ze op een schavot opgesteld en mocht iedereen met
stenen en stukken hout naar hen gooien. Na afloop moest pater Jogues de
foltering ondergaan van een vrouw die hem de linkerduim afsneed met een botte
schelp. Daarna werden ze overgebracht naar de gemeenschapstent en naakt op de
grond uitgestrekt, zodat de kinderen gloeiend houtskool op hun blote lijf
konden laten vallen. Uiteindelijk werden ze als slaven toegewezen aan het
stamhoofd en moesten ze vrouwenwerk opknappen, zoals werken op het land, water
halen en hout sprokkelen. Dit alles tot vermaak van de dorpsgenoten.
Op een goed moment was een van de
kinderen in de grote tent ziek. Spontaan maakte René Goupil een kruistekentje
over het kind. Twee strijders zagen het. Zij waren door een oude tovenaar
gewaarschuwd dat dat teken juist dood en verderf zaaide. Frater René besefte
dat hij in gevaar was, en vluchtte het bos in, naar de plek waarvan hij wist
dat pater Jogues er regelmatig ging bidden. Hij bekende wat hij gedaan had,
waarop zij samen de rozenkrans begonnen te bidden. Op hetzelfde moment kwamen
de twee strijders eraan. De één dwong René op zijn knieën, waarop de ander hem
met één houw het hoofd afsloeg: het was 29 september 1642.
Zo werd hij de eerste martelaar
van de Noord-Amerikaanse staat New York.
Pater Jogues boog zich over hem
heen, klaar om de genadeklap te ontvangen, maar wonderlijk genoeg bleef die
uit. Hij werd gemaand naar het dorp terug te keren.
Er kwam geen verandering in zijn
situatie tot september 1643. Toen werd pater Jogues meegenomen op een
handelsmissie naar het Hollandse Fort Oranje (= het huidige Albany). De
Hollanders hadden al eerder geprobeerd hem los te krijgen tegen een flinke
vergoeding, maar dat hadden de Indianen steeds geweigerd. Nu kwam een Hollandse
kapitein hem te hulp. Hij verborg de Franse priester in zijn schip en betaalde
aan de Mohawks een schadevergoeding. Zes weken hield de pater zich verborgen in
het ruim van het schip. Tenslotte zagen de Hollanders kans hem over te brengen
naar de grote havenstad Nieuw-Amsterdam (= het huidige New York).
Op 5 november werd hij in staat
gesteld een schip te nemen naar Europa. Via Cornwall, Engeland, bereikte hij
tenslotte op kerstavond Bretagne. Het eerste wat hij deed was een kerk zoeken
om er de mis bij te wonen. Vervolgens meldde hij zich bij zijn medebroeders in
Rennes. Die waren er trots op een martelaar in hun midden te hebben. Via de
koningin van Frankrijk moest de paus eraan te pas komen om hem toestemming te
geven met verminkte handen de mis op te dragen. Hij kon immers niet zoals
destijds voorgeschreven de hostie vasthouden tussen duim en wijsvinger. De
paus liet in een brief weten: Het zou beschamend zijn, als een martelaar van
Christus werd verboden zijn heilig bloed te drinken.
Zijn hart was bij de missie. Na
een kort bezoek aan zijn moeder in Orléans nam pater Jogues in juni weer de
boot naar Nieuw-Frankrijk en in juli nam hij te Trois-Rivières alweer deel aan
de vredesbesprekingen tussen de Fransen en de Irokezen. Er kwam weliswaar een
vredesverdrag, maar dat moest ook door de Mohawks ondertekend worden. Met twee
Mohawks en vier Algonquin-Indianen werd Pater Jogues aangewezen om de Mohawks
op te zoeken. Hij kende immers de situatie en zou diplomatieke onschendbaarheid
genieten. Onderweg deden ze Fort Oranje aan waar pater Jogues de losprijs kon
vergoeden die de Holanders destijds voor hem aan de Mohawks hadden betaald.
Tenslotte arriveerde hij bij de hoofdman, nu niet als zwartrok, maar gekleed
als Fransman. De vredesvoorwaarden werden geaccepteerd. Op 3 juli was hij terug
in Québec.
In de veronderstelling dat de
Mohawks milder gestemd waren, nu ze zich bij de vrede hadden aangesloten, vroeg
hij aan zijn oversten toestemming om onder hen missie te gaan bedrijven. Dat
mocht. In september was hij met enkele Huronen en Jean de la Lande onderweg
naar het gebied van de Mohawks. De la Lande was een donné, afkomstig uit
Dieppe. In 1642 was hij vanuit Frankrijk overgestoken en bleek een kundig en
handig bosbouwer; intelligent en dapper. Hij had zich uit eigen beweging
aangemeld om pater Jogues te vergezellen. Deze had hem in alle ernst en
openheid gewezen op de grote risicos die aan deze missie verbonden waren. Het
had hem niet afgeschrikt; integendeel. Hij nam de verminkte handen van pater
Jogues in de zijne en zwoer plechtig hem overal te vergezellen, zelfs als dat
zou leiden tot marteldood.
Op 27 september 1646 vertrok het
gezelschap uit Trois-Rivières. Maar al spoedig kwam het bericht dat de Mohawks
weer op het oorlogspad waren. Er was namelijk weer een besmettelijke ziekte
uitgebroken, en de Mohawks dachten dat die veroorzaakt werd door het
relatiegeschenk dat de vredesdelegeatie van pater Jogues destijds had
meegebracht: een kist met dekens, boeken en snuisterijen. Dit bericht bracht de
Huronen zo in paniek dat zij terugkeerden naar Trois-Rivières, zodat de hele
missie nog slechts bestond uit de beide missionarissen en één indiaan. Op wraak
beluste Mohawks die in de omgeving rondtrokken, stuitten al gauw op het
driemanschap, en tot hun niet geringe blijdschap bleek een van hen de gehate
Ondessonk zelf te zijn. In triomf werden de drie meegenomen naar het dorp,
waar ze weer spitsroede moesten lopen tussen Indianen die hen van alle kanten
probeerden af te ranselen met stokken en knuppels en met messen happen vlees
uit hun lijf sneden. De volgende dag werd Ondessonk door een strijder
uitgenodigd op een feestmaal bij het dorpshoofd. Pater Jogues rook onraad, maar
kon niet weigeren. Bij het binnengaan van de gemeenschapstent werd hij
neergestoken door een indiaan. Zijn hoofd werd afgehakt en zijn lijk
triomfantelijk door het dorp gesleept. Dat alles gebeurde op 18 oktober 1646.
Jean de la Lande werd op het hart
gedrukt zijn wigwam niet te verlaten. Zo lang hij daar zat zou niemand hem iets
doen. Maar De la Lande vroeg zich intussen af wat er met het lijk van Pater
Isaac Jogues gebeurde. Dat moest dus ergens in het dorp liggen. Hij besloot van
het nachtelijk duister gebruik te maken en op zoek te gaan naar pater Jogues.
Maar hij had zijn hoofd nog niet buiten zijn wigwam gestoken of het werd
afgehakt door twee strijders die apart voor dat doel de wacht hadden gehouden.
Dat was in de vroege morgen van 19 oktober 1646.
Zij werden tezamen met de zes
andere Canadese jezuïetenmartelaren op 21 juni 1925 door paus Pius XI zalig en
op 29 juni 1930 heilig verklaard.
H. Mark Ji Tianxiang - Aleteia
H. Mark Ji Tianxiang
kon niet nuchter blijven, maar hij kon wel blijven opdagen.
H.
Mark Ji Tianxiang was een opiumverslaafde. Hij was zelfs een opiumverslaafde op
het moment van zijn dood.
Ji was
jarenlang een respectabele Christen, opgegroeid in een Christelijk gezin in het
19e-eeuwse China. Hij was een leider in de Christelijke gemeenschap, een
welgestelde arts die de armen gratis behandelde. Maar hij werd ziek met een
heftige maagaandoening en behandelde zichzelf met opium. Het was volkomen
redelijk om te doen, maar Ji raakte al snel verslaafd aan de drug, een
verslaving die als beschamend en schandelijk werd beschouwd.
Terwijl
zijn omstandigheden verslechterden, bleef Ji vechten tegen zijn verslaving. Hij
ging vaak biechten en weigerde deze kwelling die controle over hem had genomen
te omarmen. Helaas begreep de Priester aan wie hij biechtte (net als bijna
iedereen in de 19e eeuw) zijn verslaving niet als een ziekte. Aangezien Ji
dezelfde zonde bleef biechten, dacht de Priester, was dat het bewijs dat hij
geen vast voornemen had om iets te veranderen, geen verlangen om het beter te
doen.
Zonder
het besluit om zich te bekeren en niet meer te zondigen, is de biecht ongeldig.
Na een paar jaar zei Ji's biechtvader dat hij niet meer terug moest komen
totdat hij aan de vereisten voor de biecht kon voldoen. Voor sommigen was dit
misschien een uitnodiging om de Kerk in woede of schaamte te verlaten, maar
ondanks al zijn zwakheid wist Ji dat hij geliefd was door de Vader en door de Kerk.
Hij wist dat de Heer zijn hart wilde hebben, ook al zou het hem niet lukken
zijn verslaving op te geven. Hij kon niet nuchter blijven, maar hij kon wel
blijven naar de kerk gaan zonder de Sacramenten te ontvangen.
En hij
ging naar de kerk, 30 jaar lang. 30 jaar lang kon hij de Sacramenten niet
ontvangen. En 30 jaar lang bad hij dat hij als martelaar zou sterven. Het leek
Ji dat de enige manier waarop hij gered kon worden, was door middel van een
martelaarskroon.
In
1900, toen de Boxer-rebellen zich tegen buitenlanders en Christenen begonnen te
keren, kreeg Ji zijn kans. Hij werd samen met tientallen andere Christenen
opgepakt, waaronder zijn zoon, zes kleinkinderen en twee schoondochters. Velen
van degenen die met hem gevangen zaten, walgden waarschijnlijk van zijn
aanwezigheid daar onder hen, deze man die geen dag zonder opium kon. Hij zou
beslist de eerste zijn die de Heer verloochende.
Maar
hoewel Ji zijn verslaving nooit kon verslaan, werd hij uiteindelijk overspoeld
met de gratie van definitieve volharding. Geen enkele bedreiging kon hem doen
bezwijken, geen enkele marteling deed hem wankelen. Hij was vastbesloten de
Heer te volgen die hem nooit in de steek had gelaten.
Terwijl
Ji en zijn gezin naar de gevangenis werden gesleept in afwachting van hun
executie, keek zijn kleinzoon hem angstig aan. "Opa, waar gaan we
heen?" vroeg hij. "We gaan naar huis", was het antwoord.
Ji
smeekte zijn ontvoerders om hem als laatste te vermoorden, zodat niemand van
zijn familie alleen zou hoeven te sterven. Hij stond naast alle negen terwijl
ze werden onthoofd. Uiteindelijk ging hij zijn dood tegemoet terwijl hij de
litanie van de Heilige Maagd Maria zong. En hoewel hij decennia geen
Sacramenten had ontvangen, werd hij Heilig verklaard.
De H.
Mark Ji Tianxiang is een prachtige getuige van de genade van God die constant
aan het werk is op de meest verborgen manieren, van Gods vermogen om grote Heiligen
te maken van de meest onwaarschijnlijke mensen onder ons, en van de genade die wordt
uitgestort op degenen die trouw blijven wanneer het erop lijkt dat zelfs de Kerk
ze zelf wegjaagt.
Laten
we op 9 juli, het feest van de H. Mark Ji Tianxiang, zijn voorspraak vragen
voor alle verslaafden en voor al diegenen die de H. Sacramenten niet kunnen
ontvangen, opdat ze de moed mogen hebben om trouw te zijn aan de Kerk en dat ze
altijd mogen groeien in hun liefde en vertrouwen in de Heer. H. Mark Ji
Tianxiang, bid voor ons!
|