Benedetta Bianchi Porro werd
geboren in Dovadola, in de provincie Forlì, op 8 augustus 1936. Ze was de
tweede van zes kinderen van Guido Bianchi Porro en Elsa Giammarchi. Al bij
haar geboorte leed ze aan een bloeding en haar moeder gaf haar de nooddoop
met Lourdeswater. Toen ze drie maanden oud was, kreeg ze polio waardoor ze een
brace moest dragen aan haar linkerbeen en een orthopedische schoen om te
beletten dat haar rug een misvorming kreeg.
Vanaf de leeftijd van 5 jaar
begon ze een dagboek bij te houden waarin ze haar wedervaren opschreef.
Benedetta verhuisde in 1942 naar Sirmione. Gedurende haar kindertijd was haar
broeder Gabriele eens betrokken bij een vechtpartij met een jongen die haar de
kreupele noemde, en terwijl de moeders van beide jongens hen scheidden zei
ze: Hij noemde mij de kreupele wat is daar mis mee? Het is de waarheid!
In mei 1944 deed ze in de
kleine kerk van de Annunziata in Dovadola haar eerste communie. Bij die
gelegenheid kreeg ze een rozenkrans dat haar het meest lief was en ze deed ze
nooit af. Ze deed 2 weken later haar Vormsel. Op een dag, verloor ze als
universiteitsstudent haar rozenkrans en kon het gelukkig terugvinden. Haar
vreugde kon niet op: "Wat is al de rest in vergelijking met mijn kroon!
". In 1950 kondigt Paus Pius XII het Heilig Jaar af en haar tante en zij
reisden op bedevaarten naar Assisi, Rome en Loreto. Ze hield van lezen en ze
had de voorkeur voor Tolstoi omdat ze hield van Russische literatuur, en ze
las ook graag Horace en William Shakespeare.
Op de leeftijd van 13 jaar
begon ze haar gehoor te verliezen en begon er last van te hebben 15 februari
1953 . Als ze terugkomt van school, schrijft ze op een dag in haar dagboek:
«Vandaag werd ik in het Latijn ondervraagd: zo nu en dan begreep ik niet wat
de leraar me vroeg. Wat moet ik er dan van maken! Maar wat maakt het uit? Op
een dag zal ik misschien niets meer horen van wat anderen zeggen, maar ik zal
altijd de stem van mijn ziel horen: en dit is de ware gids die ik moet volgen
».
Ze had enige tijd een
orthopedisch korset moeten dragen om de vervorming van haar rug te voorkomen,
maar daar kwam nu ook een beginnende doofheid bij. Maar Benedetta maakt zich
niet zoveel zorgen. Wat is het leven geweldig», zegt ze, en maakt veel
plannen voor haar toekomst: «Ik wou dat ik iets groots kon worden ....
In oktober 1953, toen ze 17
was, verhuisde ze naar Milaan om naar de universiteit te gaan: ze koos
natuurkunde om haar vader een plezier te doen, maar ze vond de faculteit niet
leuk en veranderde na een maand om naar geneeskunde te gaan. Ze is ervan
overtuigd dat het haar roeping is om zich als arts aan anderen te wijden. In
haar studie is ze erg goed, maar de ziekte vordert onverbiddelijk.
"We hebben nog nooit een
dove dokter gezien!", roept een professor van anatomie, terwijl hij het
boekje op de grond gooit. Benedetta geeft niet op, maar doorgaan is moeilijk.
Het lijkt mij - schrijft ze - om in een oneindig en eentonig moeras te zijn
en langzaam weg te zinken.... Ze was een uitstekende student.
In 1957 bereikten haar studies
het punt dat ze zichzelf kon diagnosticeren. Ze had diffuse neurofibromatose
of de ziekte van Recklinghausen. Een zeer zeldzame en ongeneeslijke ziekte. Wegens
haar ziekte werd ze gedwongen haar studies op te geven.
Een eerste hoofdoperatie
veroorzaakt gezichtsverlamming aan de linkerkant van haar gezicht; een tweede
operatie aan de wervelkolom, in augustus 1959, verlamde haar volledig. Ze
gaat door de donkere nacht van lijden en eenzaamheid, was doodsbang voor het
spook van pijn, blindheid en doofheid, huilde om de mooiste dromen die ze
heeft zien uiteenvallen.
In mei 1962 gaat Benedetta naar
Lourdes met de witte trein UNITALSI, een langverwachte reis. "Ik hoop
deze periode van dorheid door te komen met de hulp van de Heilige Maagd die
de liefste van alle moeders is". Ze ontmoette er de 22 jarige Maria die in
een bed naast haar lag en die snikte van verdriet. Benedetta nam haar hand en
drong aan dat ze zich richtte tot de H. Maagd Maria om haar voorspraak, en
Maria genas.
Op 27 februari 1963 keerde ze
terug naar Lourdes, en voor haar was het wonder van Lourdes de ontdekking van
haar roeping: het Kruis. Vanuit de stad van de OLVrouw - schrijft ze aan een
vriendin - kunnen we opnieuw ertegenaan, met meer zachtheid, geduld en
sereniteit. En ik ben me meer dan ooit bewust geworden van de rijkdom van
mijn toestand, en ik wil niets liever dan die behouden. Dit was voor mij dit
jaar het wonder van Lourdes. Ze wist dat haar ziekte zou verergeren en dat
ze eraan zou sterven.
Jezus begint zijn weg te vinden
in Benedettas leven en ze krijgt een steeds belangrijker en kostbaarder teken van Zijn aanwezigheid, die betekenis geeft aan de
eindeloze dagen, de fysieke pijn, de duisternis en de stilte die haar
omringt: Soms bevind ik mij op de grond, onder het gewicht van een zwaar
kruis, dan roep ik Hem liefdevol en laat Hij zachtjes mijn hoofd op Zijn
schoot leggen.
Dag na dag stelt Benedetta zich
open voor de actie van genade op een pijnlijke reis van geloof en verlatenheid
die haar zuivert en haar tot een wezen maakt dat zichzelf langzaam ontdoet
van alles om een geschenk voor anderen te worden.
Velen schrijven haar of gaan
haar bezoeken, in die kamer waar ze haar offer consumeert, zichzelf
transformerend als de hostie op het altaar. Benedetta schrijft veel brieven,
beantwoordt iedereen, zo lang ze kan en met veel moeite. Haar schrijven wordt
steeds onzekerder en bevend, later met de hulp van haar moeder door middel
van een conventioneel alfabet voor doofstommen waarvan de tekens op haar
gezicht werden gevormd met de vingers van haar rechterhand, het enige deel
van haar lichaam dat gevoel had.
Haar slaapkamer wordt een
kruispunt van levens en haar bed een altaar waarrond een buitengewoon centrum
van liefde wordt gecreëerd: jongens en meisjes die niet uit medelijden naar
haar toe gaan, maar voor wat ze van Benedetta kunnen leren: een grote liefde
voor het leven. Een buitengewone les van haar geloof en moed, in haar getroffen
en vernederde vlees, in haar zwakheid: het is het 'mysterie' van Benedetta.
Eerst in een rolstoel, nu in
het bed dat mijn thuis is - schrijft ze - vond ik een grotere wijsheid dan
die van mensen. Ik ontdekte dat God bestaat en liefde, trouw, vreugde en
zekerheid is, tot het einde der eeuwen ... ». Benedetta's wereld, haar
innerlijke wereld, fascineert degenen die haar steeds vaker bezoeken. Haar
gedachten, 'gedicteerd' aan haar moeder, zijn als parels van licht die, God
in haar ziel weerspiegelen, een duizelingwekkende afgrond overkijkend, een
'andere' dimensie, onvertaalbaar, die de smaak heeft van het eeuwige. Ze
zegt: Het leven op zichzelf lijkt mij een wonder, en ik zou willen dat ik
een lofzang zou kunnen opdragen aan Wie het mij heeft gegeven... Soms vraag
ik me af of ik niet een van degenen ben aan wie veel is gegeven en veel zal
worden gevraagd....
Ze veranderde van doen in
zijn. Opgesloten in een "sterfelijke woestijn" bleef ze God
danken voor het geschenk van het leven. Voor haar was sterven leven.
Herhaaldelijk sprak ze deze en soortgelijke uitspraken uit: "Ik weet dat
we moeten sterven om anderen te helpen leven"; - "Als het graan dat
op de grond valt niet sterft, zal het geen brood en vrede geven" -
"De opstanding vloeit voort uit de dood. Het is het Paasmysterie" -
"Ik denk dat alles is als de lente die bloeit, weer bloeit en ruikt
geurig na de wintervorst ".
Benedetta zegt op 22 april
1963: In de droefheid van mijn doofheid, in de donkerste van mijn
eenzaamheid, heb ik geprobeerd sereen te blijven, zodat mijn verdriet kan
bloeien." en God zal de woestijn van haar leven echt laten bloeien.
Uit Benedetta's eigen woorden
kunnen we begrijpen hoe ze tot het concept van het leven kwam. "Ik ben
blij omdat ik begrijp dat er zonder de uitstorting van het Bloed geen
vergeving kon zijn". - "Het Kruis in het teken van God in de
mens". - "Het leven heeft maar één gezicht - LIEFDE". -
"Als we 'hongeren en dorsten' naar God, 'hongeren en dorsten' we naar
anderen". - "God geeft ons Zijn geestelijk brood door anderen. Ik
heb het ervaren. En anderen voeden zichzelf met het Levende Brood".
Ze werd "een kleine lege
tent voor de rust van haar Heer". Voor haar leven is "verwachting";
dood, "de zoetste oproep"; de ontmoeting, haar "feest".
Op 1 november 1963, droomde Benedetta
dat ze de begraafplaats van Dovadola binnenging. Daar zag ze enkel een open
graf, haar familiegraf; daarin zag ze een witte roos die straalde in een zee
van licht. Ze was verblind door de stralen en gedwongen haar ogen te sluiten.
De volgende dag vertelde ze haar droom aan haar kleine zuster Carmen en haar
vriendin Giuliana.
Benedetta was vol hoop zelfs in
de diepten van duisternis, en ze herhaalde dikwijls: Laat ons niet
twijfelen, nooit. En als dit ons maar zelfs een moment zou overkomen, zal
Jezus naar ons kijken en met liefde ons herstellen tot het leven, net zoals Hij
deed met Lazarus. Wees niet bang.
Benedetta, voelde zich soms
verloren en in de steek gelaten in tijden van lijden. Maar wanneer ze hulp
nodig had, was God er, en door de aanwezigheid en woorden van haar vrienden
en familie was het God zelf, die haar moed en kracht gaf om haar weg op
Calvarie verder te zetten.
En wanneer haar familie en
vrienden haar hulp nodig hadden, was het God zelf die door haar nederige
aanwezigheid en eenvoudige woorden troost bood en hen allen verlichtte.
Het is met zon nederigheid dat
Benedetta, haar familie en haar vrienden God toelieten te werken in hun
gebrokenheid en hun gebrokenheid te veranderen in een wederzijds kanaal van
Gods Oneindige Liefde en Barmhartigheid.
Fragmenten van innerlijkheid
die nu over de hele wereld zijn vertaald, de harten van velen hebben
ontstoken, priesters en kunstenaars, dokters, schrijvers, zieken en
gevangenen, allemaal overwonnen door haar eenvoudige en ontroerende
boodschap: zich volkomen overgeven aan God en genieten van de vreugde die
voortkomt uit deze verlatenheid.
"Benedetta's hele leven -
zegt Don Divo Barsotti - lijkt min of meer bewust gemodelleerd naar de Maagd,
die zich aan de voet van het Kruis bevindt". In feite is het
noodzakelijk om naar haar relatie met Maria te kijken om haar unieke reis van
geloof en heiligheid te kunnen begrijpen. Maria is haar lerares: zowel op de school
van de Kruisweg als op die van het Magnificat.
"Pijn is bij OLVrouw zijn
aan de voet van het Kruis", zegt ze. «Ik bid veel tot OLVrouw. Je weet
wat het is om in stilte te lijden... In beproevingen beveel ik de H. Moeder
aan die de sterkste beproevingen en ontberingen heeft meegemaakt, zodat ze
mij kan raken en in mijn hart haar Zoon kan opwekken die even levend en
waarachtig is, als voor haar".
De eerste keer ging ze naar
Lourdes om te vragen om genezing, de tweede keer om voor anderen te bidden,
want zei ze, "naastenliefde is leven in anderen". "Onze Lieve
Vrouw heeft me terugbetaald voor wat ik niet langer bezit...". In feite
heeft ze het belangrijkste bereikt: innerlijke genezing. Een ervaring die zo
transfigureert dat ze zal bevestigen: Ware vreugde gaat door het Kruis. Ik
vertel de lijdenden, de zieken graag dat als we nederig en volgzaam zijn, de
Heer grote dingen voor ons zal doen....
Door Gods genade mag Benedetta
nu haar duisternis, haar beproevingen en haar lijden zien als een uitdaging
en een kans om te groeien in haar liefde voor God en anderen. Benedetta
vernedert zich voor God en wordt een instrument in Zijn Handen, dat hoop
geeft aan iedereen om haar heen en hoop van hen ontvangt wanneer ze het nodig
heeft.
Benedetta wordt Brood gegeven
en gedeeld: door haar is het Christus Zelf, die velen over de hele wereld
"voedt" en "verkwikt". Ze kan nu vrij en onvoorwaardelijk
van zichzelf delen met anderen en haar dood is slechts het begin van een
nieuw leven in Christus.
In januari 1964 realiseert
Benedetta zich dat haar algemene toestand aanzienlijk is verslechterd: «Ik
hoop dat het niet lang meer duurt voor ik geroepen wordt», zegt ze sereen
tegen haar vrienden. De dag van de ontmoeting nadert. Op de ochtend van 23
januari 1964, ter nagedachtenis aan het huwelijk van de H. Maagd, bloeit een
witte roos buiten het seizoen in de tuin. Benedetta zegt hierover: "Het
is een zoet teken." Na de Communie en de Biecht ontvangen te hebben
sterft Benedetta met een boodschap van hoop: "Bemin het leven, want ook
ik was blij met wat God mij heeft gegeven".
20 dagen voor haar dood
Benedetta stierf in het huis
van haar ouders in Sirmione, in de provincie Brescia. Onder de talrijke
belangrijke genaden die aan haar werden toegeschreven, werd die van een jonge
Genuees, Stefano Anerdi, in aanmerking genomen als een mogelijk wonder om
haar zaligverklaring te verkrijgen.
Zoals gemeld door de krant
«L'Arena» op 7 maart 2014, kreeg Stefano Anerdi in 1986 een auto-ongeluk.
Zijn moeder, die een biografie van Benedetta had gelezen, begon een noveen om
haar te vragen over haar zoon te waken. Aan het einde van de negen dagen van
gebed kwam Stefano uit coma en was in korte tijd volledig hersteld.
Op 7 november 2018, toen hij
kardinaal Giovanni Angelo Becciu, prefect van de Congregatie voor de
Heiligenzaken, in audiëntie ontving, gaf paus Franciscus toestemming voor de
afkondiging van het decreet waarmee de genezing van Stefano Anerdi als
onverklaarbaar, onmiddellijk, blijvend
en verkregen op voorspraak van Benedetta Bianchi Porro.
Ze werd zalig verklaard op 14
september 2019 in de Kathedraal van Santa Croce in Forli, met Kardinaal
Becciu als gezant van de Paus. Haar feestdag valt op 23 januari. door:
Gianpiero Pettiti en Emilia Flocchini
sarcofaag
De sarcofaag waar de
overblijfselen van Benedetta bewaard worden. Op 22 maart 1969 werden haar
overblijfselen overgebracht van de begraafplaats naar de Benedictijnse Kerk
van de H. Andreas in Dovadola.
Ze zei: Binnen een korte tijd
zal ik niet meer zijn dan een naam; maar mijn geest zal leven, hier onder de
mijne, onder degenen die lijden, en ik zal ook niet tevergeefs hebben
geleden." door Maria Di Lorenzo
|