De pest besmette en doodde miljoenen mensen
10/2010 uit: historischnieuwsblad.nl
Een straf van God
Door: Luc Panhuysen
In de 14e E verloor
Europa 1/3de van zijn bevolking aan de pest. De ziekte begon in Italië en klom
vanuit de teen van de laars omhoog naar de dichtbevolkte gebieden in het
noorden. Miljoenen mensen raakten besmet. De Europeanen reageerden op de
doodsdreiging door te bidden, zich af te zonderen of te feesten.
In november 1347 voer een vloot
van twaalf galeien de haven van Messina binnen. De schepen waren afkomstig van
de Krim, een belangrijke tussenstop in de zijde- en specerijenroute die het Verre
Oosten verbond met Europa. De sjouwers op de kade merkten iets vreemds op aan
de inkomende vloot. Normaliter worden galeien voortgedreven door de spierkracht
van roeiers, maar deze schepen voeren enkel op hun kleine driehoekzeilen. Aan
boord was nauwelijks leven zichtbaar. Toen de sjouwers aan boord gingen om de
lading aan wal te brengen, sloeg hun een weerzinwekkende stank in het gezicht.
Het merendeel van de bemanningen bleek dood of was stervende. De opvarenden
hadden dikke gezwellen onder hun armen, zwart als pek.
De autoriteiten van Messina roken
onraad en reageerden verstandig. Geen van de galeien werd uitgeladen; de
spookvloot werd de haven uit gewerkt, de open zee in. Het was echter te laat:
de havenarbeiders namen de ziekte mee de stad in. Binnen een week begon de
sterfte, een week later met honderden gevallen tegelijk. Sommige inwoners
vluchtten naar het nabijgelegen stadje Catania; de meesten vouwden de handen en
knielden voor het kruis. Er werd een massale processie georganiseerd, waarin de
gelovigen met een icoon van de Heilige Maagd de getroffen stad zouden
binnenkomen. Op de grens van Messina weigerde plotseling het paard dat de icoon
vervoerde. Met recht werd dit opgevat als een slecht voorteken. Als de Maagd al
niet meer naar Messina wilde, wat hadden de inwoners er dan nog te zoeken?
Binnen een maand maakte het antwoord op die vraag zichzelf kenbaar: het graf.
De Messinezen stierven bij duizenden, de inwoners van Catania spoedig ook. De
Zwarte Dood had zijn entree gemaakt in Europa.
Italië was het eerste Europese
land dat door de Zwarte Dood werd aangetast. Begin januari 1348 klom de ziekte
via de handelsroutes razendsnel van de teen van de laars langs de schacht
omhoog. Eerst Napels, daarna Rome, Pisa, Florence, Venetië. De inslag van de
Zwarte Dood in Florence was een voorbode van wat de rest van Europa te wachten
stond. Deze stad van een slordige 100.000 inwoners was groot geworden door zijn
kooplieden en bankiers, en telde, dankzij haar rijkdom, de schitterendste
pleinen en paleizen. Het was een stad van levensgenieters en trots
patriottisme, maar in een paar maanden tijd was Florence veranderd in een
spookstad waarin overlevenden hun lot bejammerden.
Een beroemde inwoner, de dichter
en schrijver Giovanni Boccaccio, heeft de gebeurtenissen beschreven. De ziekte,
aldus Boccaccio, begon ‘met gezwellen in de liesstreek of onder de oksels, die
soms de omvang kregen van een appel of een ei, en bij de een talrijker waren
dan bij de ander. In de volksmond werden deze zwellingen karbonkels genoemd.
Vanuit die twee plaatsen zaaiden de dodelijke builen zich uit over het hele
lichaam, zodat armen en dijen en andere lichaamsdelen overdekt raakten met
zwarte of asgrauwe vlekken. Binnen drie dagen na het verschijnen van de
beschreven symptomen bliezen de meesten, zonder enige vorm van koorts of andere
begeleidende verschijnselen, hun laatste adem uit.’
Boccaccio beschreef hoe de
inwoners op de catastrofe reageerden. Sommigen zochten hun heil in een
ascetisch leven vol boetedoening en soberheid. Anderen deden het
tegenovergestelde en zopen tot ze erbij neervielen. Dag en nacht zwalkten deze
lieden door de steeds leger wordende stad, gingen wildvreemde huizen binnen, en
speurden naar etenswaren en wijnkelders. Weer anderen namen de vlucht; vaders
lieten gezinnen in de steek, moeders hun kinderen, kinderen hun ouders,
bedienden hun heer en meesteres. Dokters waren spoedig niet meer te vinden,
ziekenbroeders en bedieners van het laatste sacrament al evenmin, net als
trouwens doodgravers.
Gewoonlijk stierf men omringd
door familie, maar door de angst en de kaalslag stierven de zieken in stilte en
alleen. De doden werden nauwelijks meer opgeruimd. Ratten en vliegen deden de
straten ritselen en gonzen; de stank was ondraaglijk. Boccaccio was een van de
vluchtelingen. Samen met een uitgelezen gezelschap trok hij zich terug in een
buitenhuis, waar men elkaar amuseerde met het vertellen van verhalen. De
quarantaine hielp, Boccaccio heeft zijn verblijf kunnen navertellen in de Decamerone.
De Zwarte Dood is de naam voor
een uitzonderlijk hevige uitbraak van een ziekte die gewoonlijk de pest wordt
genoemd. Het was niet de eerste pandemie. Een eerdere had plaatsgevonden
tijdens het bewind van de Romeinse keizer Justinianus (527-565). Anders dan de
‘Justiniaanse Plaag’, die was ontstaan in het oosten van Afrika, lag het
epicentrum van de Zwarte Dood in China. De pest is een ziekte die in eerste
instantie knaagdieren treft en wordt verspreid door een bacil, de Yersinia
pestis, die zich ophoudt in de bloedbaan. De bacil verspreidt zich via
vlooien die zich aan het bloed van de knaagdieren te goed doen.
Zodra deze vlo, de Xenopsylla
cheopis, de bacil binnenkrijgt, voltrekt zich een effect dat zeer
bevorderlijk is voor een snelle verspreiding van de ziekte. De bacil blokkeert
namelijk de slokdarm, waardoor de vlo bevangen raakt door een onverzadigbare
dorst. De vlo weet niks beters te doen dan bijten, en omdat zijn bek nog vol
zit met onverteerd, besmet bloed resulteert iedere beet in een injectie van de
pestbacil. Wanneer het knaagdier sterft moet de vlo, door de omstandigheden
weinig kritisch, omzien naar een nieuwe gastheer, desnoods een mens. De hoge
snelheid waarmee de Zwarte Dood om zich heen greep was voor een belangrijk deel
te wijten aan de wanhoop waarmee de uitgedroogde Xenopsylla zijn
dorst probeerde te lessen. Maar uiteindelijk zou de vlo sterven aan
ondervoeding.
Er bestonden drie varianten van
de Zwarte Dood. De bekendste was eigenlijk de minst dodelijke: de bubonische of
builenpest. Deze variant verspreidt zich door het lichaam via de lymfeklieren;
vandaar dat de builen of bubonen zichtbaar werden in de oksels, nek en liezen.
In tegenstelling tot wat Boccaccio beweerde waren er wel degelijk begeleidende
symptomen, zoals apathie, plotselinge hoge koorts, braken, ondraaglijke
hoofdpijn, duizeligheid en acute buikloop. De karbonkels waren buitengewoon
pijnlijk en produceerden soms een vreemd, gorgelend geluid. Wanneer de builen
binnen een week verdwenen, was de kans groot dat de zieke herstelde. De
mortaliteit van deze variant lag tussen de 60 en 75%.
Dodelijker was de pneumatische
pest, die ontstond in de longen. De pneumatische pest was zeer besmettelijk. De
zieke ontwikkelde een nare hoest, die bij iedere kuch een wolk van bacillen in
de rondte sproeide. Deze variant had een mortaliteit van 95 tot 100 procent.
De meest zeldzame, maar ook de
dodelijkste vorm bood geen enkele overlevingskans: de
bloedvergiftigingsvariant. Deze vorm woekerde in de bloedbaan en deed dat zo
snel dat er niet eens karbonkels konden ontstaan.
De Zwarte Dood beleefde zijn
Europese debuut in Italië, en misschien was dat land wel het meest ideale begin
voor een triomftocht. Europa had net een periode van bloei achter de rug, en
historici zijn het erover eens dat er midden veertiende eeuw sprake was van
overbevolking. Nergens zaten de mensen dichter op elkaar gepakt dan in steden,
en nergens waren meer steden te vinden dan in Italië. De beroerde hygiënische
omstandigheden van die tijd deden de rest. Alleen de hoogste adel en de rijkste
kooplieden wasten zich met enige regelmaat; de rest van de bevolking stonk een
uur in de wind. Uitwerpselen en ander afval werden in grachten, rivieren of
anders op straat gekieperd.
Overdag scharrelden op straat
varkens, ganzen en kippen rond tussen het mensenverkeer; ’s nachts kroop alles
gezellig bij elkaar. Een vlo op zoek naar een nieuwe gastheer hoefde niet eens
te springen.
14e-eeuwers begrepen weinig van
de verschrikkelijke ziekte. Zeker, er bestond een flauwe notie van de
besmettelijkheid, maar ook niet meer dan dat. In Milaan werden de deuren van
woningen waarin zich ziektegevallen openbaarden zonder pardon dichtgespijkerd
en gemarkeerd met een groot kruis. In Pistoia werden reizigers geweerd. Er was
echter geen kruid tegen gewassen. Niets hielp. In Orvieto werden
boeteprocessies gehouden. In Rome en Venetië en tal van andere steden hield de
achtergebleven geestelijkheid extra missen.
Frankrijk en Spanje werden
gelijktijdig door de Zwarte Dood getroffen, in april 1348, een paar maanden na
Italië. De besmetting van Spanje verliep mogelijk via de door Messina
afgestoten galeien uit de Krim. Het begon met Majorca, daarna Barcelona, Valencia.
Jong en oud, arm en rijk, laag- en hooggeboren – de Zwarte Dood ontzag niemand.
Het bleek dat de ziekte ook ongevoelig was voor religie. De Arabische bezetters
van Gibraltar, op dat moment belegerd door de troepen van Pedro, hadden zich om
aan de builen te ontkomen bekeerd tot het christendom. Niettemin werden ook zij
geïnfecteerd.
De pest betekende ook een
aderlating voor Frankrijk. Hoogstwaarschijnlijk kwam de pest het land in via
Marseille, waar in de eerste maand al 50.000 slachtoffers vielen. Kort daarop
bereikte de ziekte Avignon, ongetwijfeld meegereisd op de ruggen van drommen
pelgrims die het stadje aandeden. Avignon was op dat moment de residentie van
een paus. Deze paus, Clemens VI, was een intelligent man. Van meet af aan kwam
hij zijn paleis niet meer uit en liet hij vrijwel niemand toe in zijn
vertrekken. Gezeten tussen twee laaiende vuren heeft hij de hele epidemie
uitgezeten, en overleefd. De rest van Avignon was er minder goed aan toe. Een
kroniek uit die tijd rept van 120.000 slachtoffers, van wie velen kerkelijk
personeel dat de laatste sacramenten bij de stervenden was komen toedienen.
Een paar weken na Avignon was
Parijs aan de beurt, de grootste stad van Europa, bovendien gezegend met de
beroemdste universiteit. De professoren kwamen spoedig met een
wetenschappelijke verklaring voor de uitzonderlijke sterfte: alles was terug te
voeren op een zeer ongunstige conjunctie van Saturnus, Jupiter en Mars in
Aquarius op 20 maart anno 1345, dus bijna drie jaar daarvoor. Een oplossing
hadden de geleerden echter niet.
In Duitsland leidde de Zwarte
Dood eveneens tot memorabele taferelen. Nergens beantwoordde de geestelijkheid
gewetensvoller aan haar plichten dan in het Duitse Rijk. Het dodental in haar
gelederen was daar hoger dan waar ook. Overal vielen gaten in de parochies,
waarvoor vervangers ofwel overbezet waren, ofwel moeilijk te vinden, zodat veel
ongeschikte lieden moesten worden benoemd. Het gevolg was dat in deze barre
tijden, waarin de behoefte aan troost groter was dan ooit, de kerk slecht was
toegerust voor haar taak.
In 1348 ontstond een concurrerend
aanbod van troost: de flagellanten. De flagellanten trokken rond in groepen en
voerden openbare rituelen van zelfkastijding uit. De algemene overtuiging was
dat de Zwarte Dood een straf was van God. De zelfkastijding was een poging Hem
milder te stemmen. Flagellanten trokken rond in groepen van een paar honderd
mannen en vrouwen, al kon de meute ook wel tegen de duizend personen groot
zijn. Wanneer ze een dorp of stad binnenkwamen, toog men naar de kerk om de
klokken te luiden. De mannen ontblootten het bovenlijf en gingen in een cirkel
staan. Dan begon het kastijden, waarvoor ze een zweep gebruikten met drie
riemen en ijzeren kogeltjes aan de uiteinden. Onderwijl werd uit volle borst gebeden
en gezongen. Een meester-flagellant spoorde de omstanders aan hetzelfde te
doen. Zij die zich bij de flagellanten aansloten deden dat uit hoop aan Gods
toorn te ontkomen, maar verkleinden hun overlevingskansen aanzienlijk. Ze
moesten zich viermaal per etmaal tot bloedens toe bewerken, en mochten een hele
maand geen schone kleren aan, noch zich wassen.
Desondanks werd de beweging een
groot succes. De rangen der flagellanten groeiden en hun ambities groeiden mee.
Was de voorgenomen periode van kastijding eerst nog 33 dagen, naar het aantal
jaren dat Christus leefde tot aan zijn kruisdood, in het tweede jaar
verkondigden ze dat de periode was verlengd tot 33 jaar. Ze begonnen zichzelf
te zien als de heerschare van heiligen, afgedaald om de mensheid te redden. Al
in 1349 begonnen flagellanten antikerkelijke acties te ondernemen, zoals het
onderbreken van diensten. Priesters werden van het altaar gejaagd en de
kerkbezoekers werden onder druk gezet om hun ruggen te ontbloten. De beweging
trok steeds meer relschoppers aan. Midden 1349 hadden de flagellanten al
Hongarije, de Lage Landen, Duitsland en Polen op stelten gezet. Onderwijl viel
het op dat de flagellanten zelf allerminst immuun waren voor Gods straf. Ze
namen de ziekte zelfs mee van de ene stad naar de andere. Het doek viel toen
paus Clemens op 20 oktober een bul lanceerde. Van Warschau tot Sicilië
belandden flagellant-meesters op brandstapels.
Eén bevolkingsgroep werd extra
hard getroffen door de pest, en dat waren de Joden. Onder meer door toedoen van
de flagellanten werd de schuld voor de plaag in steden met grote Joodse
gemeenschappen nogal eens bij het oude volk van Israël neergelegd. Dat was
immers verantwoordelijk voor Christus’ dood en veroorzaakte ongetwijfeld ook
Gods woede. In Frankfurt werd het hele Joodse kwartier door de flagellanten
uitgemoord, in Brussel vonden zeshonderd Joden de dood.
Maar niet alle pogroms waren op
het conto van de kastijders te schrijven. In Narbonne en Carcassonne ontstond
een woeste jacht op Joden, toen het gerucht de ronde deed dat zij de
waterbronnen vergiftigden. Men vertelde dat Joden christenbaby’s consumeerden
en het onschuldige bloed gebruikten voor hun matses. Paus Clemens probeerde de
onzinnigheid van dergelijke beschuldigingen aan te tonen door erop te wijzen
dat Joden net als christenen aan de ziekte stierven.
Tegen 1351 nam het aantal doden
als gevolg van de pest af, al zou Europa tot aan het begin van de achttiende
eeuw met tussenpozen door deze ziekte worden belaagd. Er wordt nog steeds
onderzoek gedaan naar de verdwijning van de Zwarte Dood uit Europa. De meest
gangbare verklaring is dat de belangrijkste verspreider van de pest, de zwarte
rat, vrijwel uitgeroeid raakte door toedoen van de besmette vlo. Historici
denken dat de ziekte op langere termijn verdween door veranderingen in de
leefomstandigheden van de vlo en de bacil. Die zouden het gevolg kunnen zijn
van mutaties in de pestbacterie zelf of van veranderingen in de insecten- en
knaagdierenpopulaties die de bacterie bij voorkeur uitkoos als drager.
Hoe het ook zij, in de 2e
helft van de 14e E kon de mensheid enigszins van de klap bekomen, al
zou het nog tot begin 1600 duren voordat het bevolkingspeil terug was op het
niveau van 1300. In minder dan 5 jaar was 1/3de van de bevolking – tussen de 25
en 50 miljoen inwoners – verdwenen. Overal moesten de verhoudingen zich opnieuw
zetten. Minder mensen moesten het werk doen, de lonen stegen dan ook fors, niet
zelden met 25%. Arbeid werd zo duur dat boeren zich niet meer aan het land liet
binden. Hierdoor verdween het lijfeigenschap. Open gevallen plekken op de
arbeidsmarkt werden opgevuld door vrouwen, die daardoor hun positie konden
verbeteren. Zo bood de kaalslag kansen aan hen die Gods straf hadden overleefd.
Meer weten
Een aanrader is Norman Cantor, De zwarte dood; hoe de pest de wereld
veranderde (2003). Ouder zijn Philip Ziegler, The Black
Death (1970) en De waanzinnige veertiende eeuw (1978)
van Barbara Tuchman. Tuchman verweeft een persoonlijk verhaal van een
veertiende-eeuwer met het verhaal van de Zwarte Dood en de gevolgen daarvan.
Voor dit artikel is grotendeels gebruikgemaakt van het uitstekende Black
Death (2007) van Sean Martin.
Volgens de International
Herald Tribune van 31 oktober gaat het onderzoek naar de Zwarte Dood
nog altijd voort (zie www.iht.com). Het
laatste onderzoek bevestigt dat de verantwoordelijke bacil geen mysterieus
organisme is, maar de Yersinia pestis. Onderzoekers hebben DNA-materiaal uit
massagraven in Bergen op Zoom vergeleken met erfelijk materiaal uit Hereford,
Engeland. Hun conclusie is dat Europa is aangevallen door twee soorten van
Yersinia pestis. De ene kwam uit het zuiden; de slachtoffers uit Hereford zijn
door deze bacil gestorven. De opgegraven botten in Bergen op Zoom vertonen
sporen van andere bacteriën, die volgens de onderzoekers uit Noorwegen zijn
binnengekomen.
|