|

Verspreiding van het scapulier
Oude verhalen vermelden dat de
bekering van een Engelse edelman het eerste wonder was met het scapulier. Deze
man had eerst de hele streek tot zonde aangezet. De H. Simon Stock had de
bekering verkregen door zijn scapulier op de stervende te leggen. In dit wonder
zag Simon een aanleiding om het geheim aan zijn broeders te onthullen en om hun
het prachtige kleed te laten zien dat hij uit handen van Maria had ontvangen.
Hij stierf omstreeks 1265 in Bordeaux (waar een gedeelte van zijn relikwieën
zich nog steeds bevinden) en liet aan de Orde de ontvangen boodschap na
en de gegronde hoop op een beslissende snelle ontwikkeling ervan. Sinds 1281 bepalen
de Grondregels van de Karmelieten : Het scapulier zal worden bewaard en zoals
vroeger het speciale kleed van de Orde blijven.
De heilige Lodewijk, koning van
Frankrijk, had het scapulier ontvangen, maar hij droeg het in het geheim en het
beschermde hem tegen de gevaren van de zee. Hij stierf met dit gewaad aan. De
Engelse koning Edward II, die begin 14de E regeerde, ontving het
scapulier ook en de paus Johannes XXII verleende aan deze vorst een oorkonde
van goedkeuring, die de wonderbare bescherming door OLVrouw van de Berg Karmel
vermeldt. Dan waren er ook nog vele heiligen die het scapulier hebben gedragen
zoals Don Bosco, Bernadette Soubirous en ook vorige pausen. Ook Paus Johannes-Paulus
II droeg het scapulier.
De devotie van het scapulier
verspreidde zich geleidelijk aan onder de Christenen. Hier en daar gebeurden
wonderen en waren deze de beste aanbeveling. Allerlei mensen, zowel koningen
als leken, begonnen onder hun gewone kleren dit vierkant stuk stof over de
schouders te hangen. Het formaat was bij hen kleiner dan het scapulier van de
monniken.
Het Sabatijns voorrecht
Onder de talrijke geestelijke
gunsten, door de Kerk verleend aan hen die het scapulier dragen, is wel het
meest opmerkelijke : het Sabatijns voorrecht. De oorsprong ervan schuilt in
de Sabatijnse bul, die paus Johannes XXII in 1317 zou hebben uitgevaardigd,
net nadat hij een visioen had gekregen van de H. Maagd. Zij beloofde de Heilige
Vader daarbij al diegenen van het vagevuur te redden die het scapulier zouden
dragen. Om van deze nieuwe belofte te kunnen genieten moet aan twee voorwaarden
zijn voldaan. Op deze voorwaarden wordt dieper op ingegaan wat verder in deze
tekst.
De boodschap van het scapulier
Het gaat erom zielen te helpen
het eeuwig leven te bereiken en hen te redden uit de hel door hen te verenigen
met zijn Orde, waarvan de Heilige Maagd de Koningin is. Zij zal hen helpen in
de hemel te komen.
Paus Pius XII schreef in zijn
brief Neminem profecto (1950) het volgende erover : Het gaat hier niet om
iets van weinig belang, maar om door middel van de belofte van de
Allerheiligste Maagd waarover de Traditie het heeft, het eeuwig leven te
verkrijgen. Het gaat dus om een zeer belangrijke aangelegenheid en over de
manier om die zeker tot een goed einde te brengen. Het scapulier is als kleed
van de Maagd, een onderpand van de bescherming door de Moeder Gods. Hoeveel
zielen hebben, in wanhopige omstandigheden, hun hoogste bekering en hun eeuwig
heil aan het scapulier, waarmee ze bekleed waren, te danken gehad ! Hoeveel
anderen hebben te midden van gevaren van lichaam of ziel, dankzij dat
scapulier, de moederlijke bescherming van Maria gevoeld !
Zou het scapulier er niet zijn om
hen, die het vergeten, te herinneren aan de werkelijkheid van de dood ?
Daarover had paus Johannes Paulus II het in de apostolische brief Verzoening en
Boetedoening, verschenen in 1984 : De Kerk kan een doorlopende catechese de
dood, het oordeel, de hel en het paradijs niet achterwege laten.
Van de Herders van de Kerk wordt
verwacht om een catechese te geven die met zekerheid van geloof het leven na
dit huidige leven bekendmaakt en uitlegt. Achter de mysterieuze poort van de
dood strekt zich een eeuwigheid uit. Met enkel en alleen deze mogelijkheden:
1. in vreugde en in gemeenschap met God leven
2. of van pijn en afgescheiden van God leven
Alleen op die manier kan men de
precieze maat van de zonde inschatten en zich de juiste houding tot
boetedoening aanmeten en de nodige verzoening vragen.
In de RK Katechismus kan men
lezen : De leer van de Kerk bevestigt het bestaan van de hel en haar eeuwige
duur. De zielen van hen die sterven in staat van doodzonde, dalen onmiddellijk
na de dood af in de hel, waar zij de straffen van de hel, het eeuwig vuur,
ondergaan. De belangrijkste straf van de hel bestaat in het eeuwig van God
gescheiden te zijn.
Want alleen in Hem kan de mens het
leven en het geluk vinden. Hiertoe is hij immers geschapen en hiernaar streeft
hij. De uitspraken van de H. Schrift en de leer van de Kerk met betrekking tot
de hel doen een beroep op het verantwoordelijkheidsgevoel waarmee de mens
gebruik moet maken van zijn vrijheid met het oog op zijn eeuwige bestemming.
Zij zijn tegelijkertijd een
dringende oproep tot bekering : Gaat binnen door de nauwe poort; want de weg
die naar de ondergang voert, is wijd en breed en velen zijn er die hem inslaan.
Hoe nauw toch is de poort en hoe smal is de weg die voert naar het leven, en
weinigen zijn er die hem vinden (Matt. 7, 13-14).
De H. Maagd Maria heeft Simon
Stock een uitzonderlijke belofte gedaan. Zij heeft beloofd de deur van de hemel
te openen. Dit is het uiteindelijke doel en de verwezenlijking van de diepste
verlangens van de mens. Degene die bekleed zijn met haar scapulier zullen
bewaard blijven voor het eeuwige vuur, nu de Heilige Maagd Maria niet zal
toelaten dat zij in doodzonde zullen sterven. Deze zekerheid van het eeuwig
geluk is een enorme genade. Jezus toont ons het belang hiervan, wanneer Hij
zegt : Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen als dit
ten koste gaat van eigen leven ? (Mc. 8, 36)
Het geloof, beloond te worden
naar onze goede en onze slechte werken, het besef van onze eigen zwakheid, een
onverschrokken vertrouwen in Gods genade en in de almachtige bescherming van de
Heilige Maagd Maria, vormen samen de basis van de devotie van het scapulier.
Een heilsgewaad
Het scapulier is een kleed, het
is het gewaad van de Maagd.
In de Heilige Schrift is het
kleed een teken van twee dingen tegelijk :
1. de zondeval van de mens, die de genade heeft
verspeeld (Gen. 3) en die zoals in de parabel van de verloren zoon door zijn
vader werd opgewacht, niettegenstaande zijn zondig gedrag en door zijn vader
bij zijn terugkeer bekleed werd met het prachtigste gewaad. (Luc. 15:22)
2. de geestelijke kant van de mens en van zijn
bovennatuurlijke bestemming. De profeet Jesaja (61:10) zegt in zijn dankgebed :
Ik verheug mij uitbundig in de Heer, ik jubel en juich om mijn God, want Hij
heeft mij bekleed met gewaden van redding, mij gehuld in een mantel van heil,
zoals de bruidegom een kroon opzet en de bruid zich met haar opschik tooit.
De H. apostel Paulus leert ons
welke kleding de goede soldaat van Christus draagt : Sta dan, uw lendenen
omgord met de waarheid, bekleed met het harnas van gerechtigheid. Hanteer
daarbij het grote schild van het geloof. Neem ook de helm van het heil. (Ef. 6:14,
16, 17). In het boek Openbaring staat het volgende over het laatste oordeel : Dat
zijn degenen die komen uit de grote verdrukking, die hun gewaden wit hebben
gewassen in het bloed van het Lam. (Openb. 7:14)
Het scapulier is een heilsgewaad,
een geestelijk pantser en schild, een mantel van onschuld waarmee de Moeder
Gods ons bekleedt. Het scapulier straalt van de kant van de drager een
toewijding aan Maria uit en van de kant van de Maagd Maria een verplichte inzet
om hen die het dragen te altijd te hulp te komen en vooral in het uur van de
dood.
De H. Louis Marie Grignion de
Montfort biedt in zijn Verhandeling over de ware verering van de Heilige Maagd
een levenswijze aan waar de Moeder van God lof wordt gebracht : Heel ons
handelen tot stand brengen door Maria, met Maria, in Maria en voor Maria, om
onze daden volmaakter te doen worden door Jezus Christus, met Jezus Christus,
in Jezus en voor Jezus.
Het scapulier en de oplegging ervan
Tijdens
de middeleeuwen wilden leken zich associëren met religieuze ordes, dus vormden
ze broederschappen. Een deel van de vereisten voor het behoren tot de
broederschap betrof het dragen van het scapulier. Omdat grote werkschorten van
wol, zoals de geestelijken ze droegen, onpraktisch waren om te dragen voor de
gemiddelde leek, begon het scapulier met de transformatie naar de kleinere stukjes
die verbonden zijn, die we tegenwoordig kennen.

Het scapulier bestaat uit twee
rechthoekige of vierkante stukjes stof van bruine wol, niet gebreid maar
geweven, onderling verbonden door twee draden zodat één deel op de borst en één
deel op de rug kan worden gedragen. De afbeelding van de H. Maagd is erop
aangebracht. Het scapulier moet doorlopend gedragen worden (ook s nachts).
Natuurlijk mag men het afdoen om zich te wassen zonder dat het voordeel van de
belofte verbroken wordt. Het mag onder de kleren gedragen worden. Het wordt
eens en voor altijd bij de eerste oplegging gewijd. Als een scapulier vuil
wordt of versleten raakt mag het zonder enige nieuwe opleggings- of
wijdingsceremonie vervangen worden.

Men wordt lid van de Broederschap
van het Scapulier van OLVrouw van de Berg Karmel door oplegging van het
scapulier. Dit wil zeggen dat het kleed om de schouders moet gehangen worden
volgens het vastgestelde ritueel. Elke katholieke priester mag een gedoopte katholiek het
bruine scapulier opleggen. Leken kunnen een scapulier niet zegenen. Er is een
vorm van zegen en investering in het Boek der Zegeningen die normaal gesproken
in elke katholieke parochie te vinden is. De meest recente Ritus voor de
zegening of oplegging van het Scapulier werd in 1996 goedgekeurd door de
Congregatie van Goddelijke Aanbidding en de Sacramenten.
De
korte vorm van de oplegging is als volgt:
Ontvang
dit scapulier, een teken van uw bijzondere relatie met Maria, de Moeder van
Jezus, die u belooft te na te volgen. Moge het u eraan herinneren dat u als Christen
waardig bent in het dienen van anderen en het navolgen van Maria. Draag het als
een teken van haar bescherming en van het behoren tot de familie van Karmel, het
vrijwillig doen van Gods Wil en jezelf wijden aan het bouwen van een wereld die
trouw is aan Zijn plan van gemeenschap, gerechtigheid en vrede.
Volgens
een leerstellige verklaring van 1996, goedgekeurd door de Congregatie voor
Goddelijke Aanbidding en de Discipline van de Sacramenten, "is de
toewijding aan OLVrouw van de Berg Karmel gebonden aan de geschiedenis en
spirituele waarden van de Orde van de Broeders van de Heilige Maagd Maria van
de Karmel en wordt uitgedrukt door het scapulier. Dus wie het scapulier
ontvangt, wordt een lid van de orde en belooft zichzelf te leven volgens zijn
spiritualiteit in overeenstemming met de kenmerken van zijn / haar levensstaat.
De medaille van het scapulier

Paus Pius X heeft de vervanging
van de stof van het scapulier door een medaille toegelaten in 1910 voornamelijk
vanwege het vergaan van de stof in warme landen. Met een medaille van het
scapulier kan men dus de drie beloften van de Allerheiligste Maagd krijgen :
vrijwaring van het eeuwige vuur, bevrijding van het vagevuur en bescherming
tegen gevaren van ziel en lichaam. Hierbij valt op te merken dat de medaille
niet officieel kan worden opgelegd. Het is noodzakelijk om eerst een scapulier
van stof te ontvangen en te wijden, pas daarna mag men die vervangen door een
medaille. Daartoe eerst speciaal gezegend door een priester met de
wijdingsformule van het scapulier of eenvoudigweg met een kruisteken. De
medaille dient aan de ene kant Onze Lieve Heer af te beelden die Zijn Hart
toont en aan de andere kant de Heilige Maagd. Een scapulier-medaille kan om de
hals of op het lichaam gedragen worden. Als men van medaille verandert hoeft de
nieuwe medaille niet meer gewijd te worden.
De Kerk geeft de voorkeur aan een
scapulier van stof, omdat het stukje stof het gewaad dat door de Heilige Maagd
werd afgestaan, beter weergeeft. Het ongemak van de slijtage van de stof kan
trouwens opgevangen worden door het scapulier in een plastiek hoesje te dragen.
Voorwaarden om door de beloften te worden
begunstigd
Wat betreft de hoofdbelofte,
namelijk gevrijwaard te worden van de hel, is er geen enkele bijzondere
voorwaarde, behalve het scapulier te hebben ontvangen met een rechtschapen
bedoeling en het te dragen op het tijdstip van de dood (wanneer men het in een
ziekenhuis bij een zieke afneemt wordt hij geacht het steeds te hebben
gedragen).
Het scapulier kan ook worden
opgelegd bij niet-katholieken, voor zover zij er de betekenis van begrijpen.
Om het Sabatijns voorrecht (=
verlossing van het vagevuur door de Heilige Maagd, op de zaterdag volgend op de
dood) te kunnen genieten, zijn er verder nog drie voorwaarden :
1. het scapulier gewoontegetrouw dragen
2. de kuisheid bewaren : voor zusters en broeders die
gekozen hebben voor een leven in dienst van God moet het celibaat nageleefd
worden, voor gehuwden moeten de plichten van elke goede christen inzake
kuisheid nageleefd worden
3. dagelijks moet het kleine Officie ter wille van de
Heilige Maagd gebeden worden, maar de priesters hebben dit afgezwakt door
bijvoorbeeld in de plaats het dagelijks bidden van de rozenkrans voor te
schrijven
Het niet dragen van het scapulier
is op zichzelf geen zonde. Men mag dus na het ontvangen ophouden het te dragen,
maar je kunt dan wel niet meer van de beloften genieten! Wie na enige tijd het
scapulier weer omdoet na het niet dragen ervan (zelfs jaren), hoeft het niet
opnieuw te laten opleggen.
Aflaten verbonden aan het dragen van het
scapulier
Een gedeeltelijke aflaat =
kwijtschelding van een deel van de straffen die we in het vagevuur moeten
verduren, wordt toegekend aan hen die op godsvruchtige wijze het scapulier of
de medaille hebben gedragen, elke keer als ze hun eenheid met de Allerheiligste
Maagd of met God door middel van het scapulier opnieuw beleven door dit te
kussen of door vanuit het hart een wens, een bezieling of een aanroeping
formuleren.
Een volle aflaat = kwijtschelding
van alle straffen van het vagevuur, wordt toegekend op de dag dat men voor de
eerste keer een scapulier ontvangt, en ook op de volgende feestdagen : OLV van
de Berg Karmel op 16 juli, profeet Elia op 20 juli, H. Teresia van het Kind
Jezus van Lisieux op 1 oktober, H. Teresa van Jezus van Avila op 15 oktober, alle
heiligen van de Karmelieten-Orde op 14 november, H. Jan van het Kruis op 14
december, H. Simon Stock op 16 mei.
Deze aflaat wordt onder de
volgende voorwaarden verleend :
* Biecht, communie, het afzweren
van elke hang naar zonde, zelfs dagelijkse zonden (dat wil zeggen dat men nog
liever zou sterven dan doelbewust een dagelijkse zonde te begaan), gebed voor
de paus (bv. Een Onze Vader en een Wees Gegroet).
* De wil tot naleven van de
verplichtingen van het Genootschap van het Scapulier : van de broeders van het
Heilig Scapulier wordt dringend een rechtschapen leven en zuiverheid van zeden
aanbevolen, die hen waardig maken voor de moederlijke bescherming en voor de
beloften van de Heilige Maagd.
Andere scapulieren
Uit www.livingfaith.in 19/7/2019
Er zijn 18 goedgekeurde
scapulieren die een groot deel uitmaken van de volksdevotie.
1- Het Witte Scapulier van de Allerheiligste Drie-eenheid

De H. Johannes van Matha was
Fransman van geboorte. Hij diende lange tijd aan het pauselijk hof. Aangespoord
door een visioen, stichtte hij, tezamen met Sint-Felix van Valois de Orde van
de Allerheiligste Drie-eenheid tot vrijkoop der gevangenen, beter bekend als de
Trinitariërs.

In 1190 droeg de H. Johannes van
Matha zijn eerste H. Mis op, toen hij boven het altaar een engel zal die een
wit gewaad droeg met een blauw-rood kruis op de borst en schouder. Dit werd het
habijt van de Orde van de H. Drie-eenheid en werd bekrachtigd door Paus
Innocentius III in 1198. Bovendien had de H. Johannes van Matha had nog een
visioen gekregen waarin hij Christus geketend zag tussen een Moor en een
Christen. De Orde had oorspronkelijk als doel de Christenen die gevangen waren
door de Moren in Noord-Afrika te bevrijden.
Het is een wit scapulier met een
kruis waarvan de horizontale kruisbalk blauw is en de verticale kruisbalk rood.
Het is een teken van toewijding aan de H. Drie-eenheid.
OLVrouw van Los Remedios is de
patrones van deze Orde.

2 - Het Witte Scapulier van de Orde van OLVrouw
van Weldadigheid (Latijn: Ordo Beatae Mariae de Mercede redemptionis
captivorum) of Mercedariërs

De Orde van Onze Lieve Vrouwe van
Weldadigheid is een internationale charitatieve ridderorde en hospitaalorde. De
orde is opgericht als een geestelijke ridderorde en is tegenwoordig een
bedelorde.
De orde was een van de vele orden
die christelijke slaven loskocht of bevrijdde uit Moorse slavernij. De mannen
en vrouwen die zich hierbij aansloten, stelden zich ten doel om christenen die
als slaaf in bezit van een moslims geraakt waren, vrij te kopen. Soms betaalden
zij de losprijs door zichzelf in hun plaats als slaaf aan te bieden! De
congregatie werd opgericht volgens de regel van de H. Augustinus in Barcelona
in 1218 door de H. Petrus Nolasco en Raymundus van Peñafort, in het bijzonder voor het vrijkopen van de
gevangenen van de Moren. Het kwam geregeld voor dat dorpen aan de Middellandse
Zee, en zelfs dorpen in Ierland, door islamitische piraten werden overvallen.
De bevolking werd weggevoerd en als slaaf verkocht. De orde had dan ook een
militair en een burgerlijk karakter.
De orde spreidde zich snel uit in
Frankrijk, Duitsland, Portugal en Spanje. Nadat de Moren waren teruggedrongen,
werden nieuwe kloosters opgericht in het Zuiden van Frankrijk. In de 14e eeuw
ontstond rivaliteit tussen de kloosters van Barcelona en van Puy en tussen de
priesters en de ridders, hetgeen eindigde in de opheffing van de ridders van de
Orde van OLVrouw van Weldadigheid. Christoffel Columbus nam een aantal leden
van de Orde van Genade mee naar Amerika en richtte huizen op in Mexico, Cuba,
Brazilië, Peru, Chili, en Ecuador, en nam actief deel aan de bekering der Indianen.
De orde stierf enige malen uit
maar zij werd steeds weer heropgericht. In het begin van de 17e eeuw begon
pater Gonzales een hervorming. Hij kreeg daarbij de steun van de gravin van
Castellan, die voor hem de noodzakelijke toestemming van paus Clemens VIII
verkreeg, en hem drie kloosters schonk voor de hervormde monniken. Pater
Antoine Velasco stichtte een klooster van zusters van OLVrouw van
Barmhartigheid in 1568. De vrouwelijke derde orde gaat terug tot het begin van
de orde in 1265. Twee weduwen uit Barcelona, Isabella Berti en Eulalia Peins,
waren de stichtsters. Zij werden door vele anderen gevolgd, zoals de zalige Maria
van Cerevellon, de eerste overste van de gemeenschap. Marianna van Jezus
(1624) stichtte nog een andere gemeenschap van de derde orde. De
laatste heroprichting als ridderlijke orde was in 1880 en de huidige statuten
dateren uit 1900.
Net
als de Trinitariërs geeft de Orde van OLVrouw van Weldadigheid de gelovigen een
speciaal scapulier bij de intrede tot het broederschap. Het scapulier is van
witte wol en draagt op het voorste deel, dat over de borst hangt, de
afbeelding van Onze Lieve Vrouw van Weldadigheid. Het andere deel bestaat uit
een afbeelding van de H. Maagd Maria. De samenvatting van aflaten van de
broederschap werd voor het laatst goedgekeurd door de Congregatie van Aflaten in
1868.
Na
de hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie werden de aflaten die aan het
scapulier waren verbonden in 1967 vernieuwd en omvatten ze een volle aflaat
onder de gebruikelijke omstandigheden (dwz de persoon moet elke gehechtheid aan
welke zonde dan ook uitsluiten, zelfs dagelijkse zonde), het werk uitvoeren of
het gebed bidden waarvoor de aflaat is verleend, en moet ook voldoen aan de drie
voorwaarden van sacramentele Biecht, Eucharistische communie en bidden voor de
intenties van de paus.) op:
1. De dag
van inschrijving of toetreding
2. De dag van de volgende Mercedarische feesten: OLVrouw
van Weldadigheid (24 september), H. Petrus Nolasco (6 mei), H. Raymond Nonnatus
(31 augustus), H. Petrus Armengol (27 april), H. Maria de Cervellione (19
september), H. Seraphion (14 november) en H. Petrus Pascual (6 december).
3 - Het Bruine scapulier : zie eerder artikel
4 - Het Zwarte scapulier van de Zeven Smarten
van Maria

Paus
Alexander IV bekrachtigde in 1255 de Orde van de Zeven Smarten van Maria, beter
bekend als de Servieten Orde. Nadien associeerden veel gelovigen, zowel mannen
als vrouwen zich met de orde en vormden kerkelijke broederschappen. De leden
van deze Broederschap van de Zeven Smarten van Maria droegen in latere tijden
ook een scapulier dat, zoals de gewoonte van de orde was, van zwarte stof moest
zijn. In andere opzichten wordt niets voorgeschreven met betrekking tot dit
scapulier, hoewel het meestal op het voorste gedeelte (over de borst) een
afbeelding van de Moeder van Smarten draagt. Dit scapulier moet constant
gedragen worden, wil men de aflaten van de broederschap verwerven.
De toetreding bij het
Broederschap vereist naast het dragen van het scapulier, het 15 min bidden per
dag voor de Orde van de Servieten en de Kerk, het bidden van ten minste 1
Weesgegroet en 1 Salve Regina, en het doen van werken van barmhartigheid voor
lijdende zielen. De
samenvatting van aflaten werd voor het laatst goedgekeurd door de Congregatie
van Aflaten op 7 maart 1888.
5 - Het Blauwe scapulier van de Onbevlekte Ontvangenis
Het
Blauwe scapulier van de Onbevlekte Ontvangenis, kortweg Blauw scapulier, is een
devotioneel scapulier die zijn oorsprong vindt in de RK Orde van de theatijnse
zusters, gesticht door de eerbiedwaardige Ursula Benincasa.

|