|

Paaszondag : Jezus kwam nabij en leefde verder
met hen zondag 12/4
Diezelfde dag gingen twee van de
leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en zestig stadie van Jeruzalem
verwijderd ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen.
Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep
met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze Hem niet herkenden. Hij
vroeg hun: Waar loopt u toch over te praten? Daarop bleven ze somber gestemd
staan. Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: Bent u dan de enige
vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is? Jezus
vroeg hun: Wat dan? Ze antwoordden: Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret,
een machtig Profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk.
Onze hogepriesters en leiders hebben Hem ter dood laten veroordelen en laten
kruisigen. Wij leefden in de hoop dat Hij degene was die Israël zou bevrijden,
maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is.
Bovendien hebben enkele vrouwen
uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het
graf gingen, vonden ze Zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er
Engelen aan hen waren verschenen. De Engelen zeiden dat Hij leeft. Een paar van
ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen
hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet. Toen zei Hij tegen hen: Hebt u dan
zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles
wat de profeten gezegd hebben? Moest de Messias al dat lijden niet ondergaan om
Zijn glorie binnen te gaan? Daarna verklaarde Hij hun wat er in al de
Schriften over Hem geschreven stond, en Hij begon bij Mozes en de Profeten.
Ze naderden het dorp waarheen ze
op weg waren. Jezus deed alsof Hij verder wilde reizen. Maar ze drongen er
sterk bij Hem op aan om dat niet te doen en zeiden: Blijf bij ons, want het is
bijna avond en de dag loopt ten einde. Hij ging mee het dorp in en bleef bij
hen. Toen Hij met hen aan tafel aanlag, nam Hij het brood, sprak het zegengebed
uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem.
Maar Hij werd onttrokken aan hun blik. Daarop zeiden ze tegen elkaar: Brandde
ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons
ontsloot? Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar de elf en
de anderen aantroffen, die tegen hen zeiden: De Heer is werkelijk uit de dood
opgewekt en Hij is aan Simon verschenen! De twee leerlingen vertelden wat er
onderweg gebeurd was en hoe Hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het
breken van het brood. Lukas 24:13-35
|