|
Salus Populi Romani (Beschermster van het Romeinse
Volk)
Het is een Rooms Katholieke
titel dat verbonden is met een Byzantijns icoon van de H. Maagd Maria en het
Kind Jezus in Rome. Christus houdt een Evangelieboek vast en wordt in de
Paulijnse Kapel van de Basiliek van de Santa Maria Maggiore bewaard en vereerd.
icoon
Paulijnse kapel
Het icoon kwam in Rome in het jaar 590 gedurende het Pontificaat
van Paus Gregorius I. Paus Gregorius XVI verleende de afbeelding een Canonieke
Kroning op 15 augustus 1838 (Tenhemelopneming van Maria) door de Pauselijke Bul
Cælestis Regina. Paus Pius XII kroonde de afbeelding opnieuw en stelde
een openbare religieuze processie in gedurende het Mariale jaar 1954. De
afbeelding werd gereinigd en hersteld door het Vaticaanse Museum in 2018. De
benaming Salus Populi Romani gaat terug naar het wettelijk systeem en
heidense rituelen van het oude Rome. Na de legalisering van de Christenheid
door Keizer Constantijn de Grote door het Edict van Milaan in 313, werd de
titel ingesteld als Mariale titel voor de H. Maagd Maria.
kroning door Paus Pius XII
gekroonde Maria-afbeelding
Geschiedenis
Het beeld zou in 590 uit
Kreta zijn aangekomen tijdens het Pontificaat van Paus Gregorius de Grote, die
het beeld persoonlijk verwelkomde bij aankomst. Het werd gebracht door een
bloemenboot uit de Tiber-rivier. Eeuwenlang werd het boven de deur van de
doopkapel van de Basiliek van Santa Maria Maggiore geplaatst (beschouwd als de
derde van de Romeinse patriarchale basilieken) waar het in het jaar 1240 Regina
Caeli (Koningin des Hemels) begon te heten in een officieel document. Later
werd het verplaatst naar het kerkschip en vanaf de 13e eeuw werd het bewaard in
een marmeren tabernakel. Sinds 1613 bevindt het zich in de altaartabernakel van
de Cappella Paolina die er speciaal voor is gebouwd, later bekend bij pelgrims
als de Mariakapel. De kerk en het Maria-heiligdom staan onder de
speciale bescherming van de pausen.
Vanaf zeker de 15e eeuw
werd het geëerd als een miraculeuze afbeelding, en later werd het vooral door
de jezuïetenorde gebruikt om de toewijding aan de Moeder van God te bevorderen
door middel van de Sodaliteit van OLV-beweging.
De afbeelding is een van de zogenaamde "Lukas-afbeeldingen" waarvan
wordt aangenomen dat ze door de H. Evangelist Lukas zelf zijn geschilderd.
Volgens de legende: Na de
kruisiging, toen OLVrouw naar het huis van de Apostel Johannes verhuisde, nam
ze een paar persoonlijke bezittingen mee, waaronder een tafel die door de
Verlosser was vervaardigd in de werkplaats van de H. Jozef. Toen godsvruchtige
maagden van Jeruzalem de H. Lucas overtuigden om een portret van de Moeder
Gods te schilderen, was het dit tafelblad dat werd gebruikt om haar beeld te schilderen.
Terwijl hij zijn penseel en verf aanbracht, luisterde de H. Lucas aandachtig
terwijl de Moeder van Jezus sprak over het leven van haar Zoon, feiten die de H.
Lucas later in zijn Evangelie schreef. De legende vertelt ons ook dat het
schilderij in en rond Jeruzalem bleef totdat het in de 4e eeuw door de H. Helena
werd ontdekt. Samen met andere heilige relikwieën werd het schilderij vervoerd
naar Constantinopel, waar haar zoon, Keizer Constantijn de Grote, een kerk
oprichtte voor de kroning ervan.
Het Romeinse Brevier vermeldt:
'Na het Concilie van Efeze (431) waarin de Moeder van Jezus werd geprezen als
Moeder van God, richtte Paus Sixtus III in Rome op de Esquilijn, een basiliek op
gewijd aan de eer van de Heilige Moeder van God. Ze heette later Santa Maria
Maggiore en is de oudste kerk in het Westen die gewijd is aan de eer van de
Heilige Maagd Maria.'
Zeven Heuvels (Latijn: Septimontium)
van Rome : ze liggen ten oosten van de rivier deTiber en vormen het hart van de
stad. Ze speelden in de oudheid een belangrijke rol in de Romeinse mythologie,
religie en politiek.
7 heuvels
plaats in Rome
Volgens de legende zou Rome door Romulus zijn gesticht op
de Palatijn. De andere zes oorspronkelijke heuvels zijn de Aventinus (Aventijn),
de Capitolinus (Capitolijn of Capitool), de Caelius (Coelius), de Esquilinus (Esquilijn),
de Quirinalis (Quirinaal) en de Viminalis (Viminaal).
De Vaticaanse heuvel ligt ten westen van de Tiber en hoort,
evenals de Janiculum, de Velia en de Pincio, niet bij de Zeven Heuvels.
De Basiliek, tegenwoordig Santa Maria Maggiore genoemd, werd gesticht door Paus
Liberius (352-366) en werd gerestaureerd en vergroot door Sixtus III. Paus
Liberius koos een vereerd schilderij dat in het pauselijke oratorium hing. Het
werd naar verluidt naar Rome gebracht door de H. Helena... "
De tweede Canonieke Kroning verleend door Paus Pius XII op
11 oktober 1954, Feest van Maria- Koningin, vergezeld met zijn Pauselijke Encycliek
Ad Reginam Caeli.
Omschrijving : De icoon is 117 x 79 cm en is zeer
groot voor een icoon, vooral van een vroege datering. Het is geschilderd op een
dikke panel van cederhout. De letters in het Grieks bovenaan betekenen Maria
als Moeder van God (Μήτηρ Θεοῦ in het laagste and ΜHΤHΡ ΘΕΟΥ in het bovenste),
zoals gebruikelijk is in Byzantijnse kunst. Christus houdt een Evangelie vast.
Zijn rechterhand is de zegen aan het geven.
De H. Maagd houdt in haar rechterhand een mappa (of
mappula, een soort van geborduurde ceremoniele zakdoek), oorspronkelijk een consulair
symbool, en later een keizerlijk, en het betekent dat deze afbeelding Maria
toont als Regina Coeli (Koningin des Hemels). De icoon draagt niet langer de
Canonieke kronen en regalia, die nu in de schatkamer van de sacristie van de
St. Pietersbasiliek bewaard worden.
De afbeelding werd vereerd door verschillende Pausen en
diende als een Rooms Katholiek Mariaal symbool voor de stad Rome en zijn
inwoners.
Paus Gregorius I in 593
liet de icoon tijdens de paasfeesten door heel Rome dragen en bad om een
einde aan de pest te maken.
Paus Pius V in 1571 om
te bidden voor de overwinning in de slag bij Lepanto.
Paus Gregorius XVI
vereerde het beeld in 1837 om te bidden voor het einde van de cholera-epidemie.
Deze Paus zou het beeld een jaar later, op 15 augustus 1838 kronen op het
Maria-Hemelvaartsfeest terwijl hij zijn Pauselijke Bul Cælestis Regina uitgaf.
Paus Pius XII gaf
opdracht het icoon door Rome te dragen tijdens een processie om het eerste
Mariale jaar te vieren; en gaf opnieuw een kroning aan het beeld bij zijn Encycliek
Ad Cli Reginam, die ook het Feest van de Visitatie van de Heilige Maagd Maria
startte. Als kardinaal vierde hij op 1 april 1899 zijn eerste H. Mis met het
icoon.
Paus Johannes Paulus II
benadrukte deze icoon tijdens de Wereldjongerendag voor het jubileumjaar 2000.
Paus Benedictus XVI
vereerde ook het beeld bij verschillende gelegenheden met deze specifieke
Mariatitel.
Paus Franciscus liet de
afbeelding herstellen en hield ter ere van haar op 28 januari 2018 een Pauselijke
mis ter ere van de overbrenging van de icoon naar het nieuwe permanente
heiligdom.
Paus Franciscus
gebruikte het icoon in 2020 tijdens een buitengewone Urbi et Orbi-zegen om te
bidden om een einde te maken aan de 2019-20 coronavirus pandemie.
|