|
De duivel bij de menswording van Jezus door Maria
deel 13
Mijn vrouwe en moeder, nu wij
het best Jeruzalem kunnen verlaten en elders gelegenheid moeten zoeken om de
naam van de Allerhoogste te verheerlijken, lijkt de stad Efeze mij het meest
geschikt toe. Gij zult daar vruchten van het geloof kunnen voortbrengen, die in
Jeruzalem niet verwacht kunnen worden. Ik wilde, dat ik een van de engelen was,
die de troon van de H. Drie-eenheid bewaken, zodat ik u waardig zou kunnen
bijstaan op deze reis, maar ik ben slechts een nietig wormpje van deze aarde.
De Heer zal echter bij ons zijn. Gij zult in Hem een u welgezinde Helper hebben
als uw God en uw Zoon.
Na tot deze reis besloten te
hebben, was het nog nodig de gelovigen in Jeruzalem daarvan in kennis te
stellen en ze goede raad te geven. De grote vrouwe trok zich terug in haar
bidvertrek en bad als volgt:
Allerhoogste en eeuwige God.
Deze nederige dienares werpt zich in uw koninklijke tegenwoordigheid op de
grond en vanuit de grond van mijn hart smeek ik u, mij te leiden in uw toenemend
welbehagen en volgens uw wil. Ik zal deze reis ondernemen uit gehoorzaamheid
aan uw dienaar Johannes, in vervulling van zijn wil, die ik tot de mijne maakt.
Het is niet juist dat uw dienaar Johannes, in vervulling van zijn wil, die ik
tot de mijne maak. Het is niet juist dat uw dienares en moeder, die zo
begiftigd is door de rechterhand enige stap zou ondernemen, die niet tot groter
glorie en verheerlijking van uw Naam zou leiden. Geef acht, O Heer, op mijn
wensen en gebeden, opdat ik op de meest passende en gerechte wijze moge
handelen.
De Heer antwoordde haar en
sprak:
Mijn duive en liefste bruid. Ik
heb deze reis naar mijn grootste welbehagen geregeld. Gehoorzaam Johannes en ga
naar Efeze, want daar zal Ik, als de tijd daartoe rijp is, door uw meditatie en
aanwezigheid, mijn barmhartigheid aan enige zielen bewijzen.
Door dit antwoord van de Heer
was de allergezegendste Maria getroost door de kennis van de goddelijke wil.
Zij vroeg de zegen van de Heer en zijn toestemming om alles in gereedheid te
brengen tot vertrek op het uur, dat door de apostel was vastgesteld. Vol van
het vuur van haar naastenliefde, werd zij ontvlamd met het verlangen aan zielen
in Efeze, waarover de Heer haar gesproken had, goed te doen. Ik zal nu verhalen
hoe de gezegende Maria, in gehoorzaamheid aan de wil van haar Zoon, onze
Heiland, naar Zaragossa in Spanje kwam om de H. Jakobus te bezoeken. Jaar en dag
waarop dit geschiedde en wat er bij die gelegenheid plaatsvond zal ik vertellen.
Alle zorgzaamheid van onze grote
moeder en vrouwe was gericht op de groei en de bloei van de H. Kerk, de bijstand
aan apostelen, leerlingen en gelovigen en op hun verdediging tegen de
vervolgingen en aanvallen, die voorbereid werden door de helse draak en zijn
trawanten. Voordat zij uit Jeruzalem vertrok om haar intrek te nemen in Efeze,
regelde zij in haar onvergelijkbare naastenliefde vele zaken, hetzij zelf,
hetzij door haar engelen om zoveel als mogelijk alles voor de Kerk, in haar
afwezigheid, in orde te maken, want te dien tijde wist zij niet, hoelang zij
weg zou blijven en wanneer zij wederom naar Jeruzalem zou terugkeren. De meest
probate dienst die zij de gelovigen kon geven, was haar voortdurend gebed om
hen de hulp van de oneindige macht van haar Zoon te verzekeren, die de
apostelen en de gelovigen moest beschermen tegen de trotse en snoevende
complotten van Lucifers boosaardigheid. De allervoorzichtigste moeder wist dat
onder de apostelen, Jakobus de eerste zou zijn, die zijn bloed voor Christus,
onze Heiland, zou geven en omdat zij hem op bijzondere wijze liefhad, bad zij
meer voor hem dan voor de andere apostelen.
Toen de hemelse moeder op de
vierde dag voordat zij naar Efeze zou vertrekken, in gebed verzonken was,
voelde zij in haar allerzuiverst hart nieuwe en tedere gevoelens opkomen, een
zeker teken, dat zij op het punt stond, een uitzonderlijke gunst te ontvangen.
Deze tekenen worden woorden genoemd in de taal van de H. Schrift. Daarop
ingaande, als de meesteres van de heilige wijsheid, zei de allergezegendste
vrouwe:
Heer, wat wilt Gij dat ik doe?
Wat verwacht U van mij? Spreek Heer, want uw dienares luistert.
Terwijl zij deze woorden
herhaalde, zal zij haar goddelijke Zoon persoonlijk neerdalen om haar te
bezoeken. Hij was gezeten op een troon van onuitsprekelijke majesteit en
vergezeld van ontelbare engelen uit alle koren en hiërarchieën. Met het hele
Hof trad de Heer binnen in h et bidvertrek van zijn allergezegendste moeder. De
nederige, toegewijde maagd aanbad Hem met de grootste eerbied vanuit de diepste
diepten van haar zuivere ziel. Toen sprak de Heer tot haar en zei:
Mijn allerliefste moeder, van
wie Ik het menselijk bestaan mocht ontvangen voor de redding van deze wereld.
Ik weet wat uw smekingen en heilige wensen inhouden; zij zijn Mij een vreugde.
Ik zal mijn apostelen en mijn Kerk verdedigen en Ik zal hun Vader en Beschermer
zijn, zodat zij niet ten onder zullen gaan en de poorten van de hel haar niet
zullen overweldigen (Matt 16:18). Zoals gij reeds weet, is het nodig voor mijn
glorie, dat de apostelen werken onder mijn genade en dat zij Mij tenslotte
moten volgen op de weg van het kruis en naar de dood., die4 Ik voor het hele
menselijk geslacht heb ondergaan. De eerste die mij daarin zal navolgen is mijn
trouwe dienaar Jakobus. Het is mijn wens, dat hij het martelaarschap in de stad
Jeruzalem zal ondergaan. U moet hem in Spanje gaan bezoeken en hem meedelen,
dat hij hierheen moet komen. Ook voor andere redenen wil ik, mijn moeder, dat
gij naar Zaragossa gaat waar hij het evangelie predikt in mijn Naam. Maar
voordat hij die stad verlaat moet hij een kerk bouwen in uw naam en titel, waar
gij zult vereerd worden en aanroepen voor het welzijn van dat land, voor mijn
glorie en welbehagen en dat van de allergezegendste Drie-eenheid.
De grote koningin des hemels ontving
deze opdracht van haar goddelijke Zoon met grote vreugde van haar ziel. En met
warme dankbaarheid antwoordde zij:
Mijn heer en ware God, laat uw
heilige wil zich in uw dienares en moeder tot in alle eeuwigheid voltrekken en
laten alle schepselen U prijzen voor de bewonderenswaardige werken van liefde,
die Gij in uw dienaren bewijst. Ik, O Heer, zegen en verheerlijk U in deze
daden uit naam van de hele Kerk en in mijn eigen naam. Sta mij toe, mijn Zoon,
dat in de tempel, die Gij uw dienaar Jakobus opgedragen hebt te bouwen, het mij
gegeven zal zijn, de bijzondere bescherming van uw machtige arm aan allen te
beloven en dat deze heilige plaats deel moge uitmaken van mijn nalatenschap,
ten gebruike van allen die uw heilige Naam met eerbied aanroepen en die mij
vragen, mijn tussenkomst te verlenen bij hun aanvraag van uw barmhartigheid.
Christus, onze Verlosser,
antwoordde haar:
Mijn moeder, waarin Ik mijn
welbehagen heb gesteld. Ik geef u mijn koninklijk woord, dat Ik met bijzondere
barmhartigheid zal neerzien op allen, die met devotie en nederigheid een beroep
doen op Mij door uw tussenkomst en dit in de toekomst in die Kerk zullen doen.
Ik zal hen zegenen. In uw handen heb Ik al mijn schatten neergelegd en ze aan u
toevertrouwd. Als mijn moeder, die mijn plaats bekleedt en mijn macht kan
uitoefenen, kunt gij die plek onderscheiden door daarin uw rijkdommen neer te
leggen en uw gunsten te beloven, want alles zal vervuld worden volgens uw wil
en welbehagen.
De gezegende Maria dankte haar
Zoon en God opnieuw voor deze belofte. Toen vormden, op bevel van de Heer, een
groot aantal engelen die haar vergezelde, een koninklijke troon van een
schitterende wolk en zij plaatsten haar daarop als de koningin en meesteres van
de hele schepping. Christus, de Heiland, gaf hen zijn zegen en steeg met de
rest van de engelen ten hemel op. De zuivere moeder, gedragen op de handen der
serafijnen en omstuwd door haar duizend engelen en vele anderen, vertrok met
lichaam en ziel naar Zaragossa in Spanje. Hoewel deze reis in zeer korte tijd
gemaakt had kunnen worden, beval de Heer de engelen onder het zingen van hymnen
en lofgezangen hun koningin in koren van de zuiverste harmonie plechtig te
begeleiden.
Enige van hen zongen het Ave
Maria, anderen het Salve sancta Parens en Salve Regina; wederom anderen
het Regina caeli laetare enz. waarbij het ene koor het andere beantwoordde in
zon harmonie van overeenstemming van klanken, als geen menselijke kunst ooit
bereiken kan. De grote vrouwe beantwoordde dit alles vanuit een nederig hart
des te deemoediger naarmate het geheel meer verheven werd, door de Heer te
loven met de woorden van Jesaja:
Heilig, heilig, heilig, Heer
God Sabaoth, hebt medelijden met de arme kinderen van Eva. U is de glorie, U de
macht, U de majesteit. Gij alleen zijt heilig, de Allerhoogste en de Heer van
alle hemelse legers en de hele schepping.
De engelen antwoordden dan
wederom op deze gezangen van de maagd, die de Heer zo lieflijk in de oren
klonken. Op deze wijze voortgaande kwamen ze ongeveer te middernacht in
Zaragossa aan. De allergelukkigste apostel H.
Jakobus kampeerde met zijn leerlingen buiten de muur, die langs de oever van de
rivier de Ebro loopt. Teneinde zich terug te trekken in gebed had hij zich op
enige afstand van zijn metgezellen teruggetrokken. Enige van zijn leerlingen
waren in slaap gevallen, anderen waren in gebed; geen van hen verwachtte een
vreemde gebeurtenis. De processie van de engelen spreidde zich wat uit en de
serafijnen zongen steeds luider, zodat niet slechts de H. Jakobus, maar ook de
leerlingen het gezang konden horen. Degenen die sliepen, werden wakker en allen
werden vervuld van innerlijke rust en verwonderen, met hemelse troost die hen
sprakeloos maakte en tot vreugdetranen bewoog. Zij zagen in de lucht een
schitterend licht, stralender dan de4 zon, maar het verspreidde zich niet
overal heen, bleef beperkt tot een bepaalde plaats; het had de vorm en het
aanzien van een lichtgevende bol. In bewondering en vreugde stonden zij daar
stil te kijken, totdat hun leraar hen riep.
Door de wonderbaarlijke effecten
die zij in zich voelden, wilde de Heer hen voorbereiden op wat hen geopenbaard
zou worden over dit grote mysterie. De heilige engelen plaatsten de troon van
hun koningin en vrouwe in het zicht van de apostel, die nog steeds in verheven
gebed verzonken was, maar meer van de muziek hoorden en duidelijker de hemelse
muziek hoorde dan zijn leerlingen. De engelen droegen met zich een kleine kolom
mee, gemaakt van jaspis en een niet al te groot beeldje van hun koningin,
gemaakt uit een ander materiaal. Dit beeld werd door de engelen onder grote
eerbied gedragen. Gedurende die nacht hadden de engelen hun vaardigheid in het
maken van dingen uit natuurlijke materialen de vrije loop gelaten en dit alles
voor deze gelegenheid gereed gemaakt.
Op haar troon gezeten in de
wolk, omgeven door de koren van engelen, openbaarde de koningin des hemels zich
aan de H. Jakobus. De koningin deed voor haar bewonderenswaardige schoonheid en
haar afstraling de schoonheid van de engelen verbleken. De gezegende apostel
wierp zich op de grond en vereerde met de diepste eerbied de moeder van zijn Schepper
en Verlosser. Tegelijkertijd werden hem het beeldje en de pilaar, door de
handen van de engelen vervaardigd, getoond. De liefdevolle koningin gaf hem
haar zegen in de naam van haar goddelijke Zoon en zei:
Jakobus, dienaar van de
Allerhoogste, gij zijt gezegend door zijn rechterhand. Moge Hij u opheffen en u
het licht van zijn goddelijk gezicht laten zien.
Alle engelen antwoordden: Amen.
De koningin des hemels
vervolgde:
Mijn zoon Jakobus. Deze plaats
heeft de allerhoogste en almachtige God van de hemel bestemd om door u op deze
aarde gewijd te worden tot een tempel en een huis des gebeds waar Hij, onder
mijn bescherming en naam, verheerlijkt en aanbeden wil worden. De schatten van
zijn rechterhand zullen uitgedeeld worden en alle barmhartigheden beschikbaar
komen door mijn tussenkomst, indien daarom gevraagd wordt in waar geloof en
ernstige godsvrucht. In de Naam van de Almachtige beloof ik hen grote gunsten
en liefdevolle weldaden en mijn bescherming en hulp, want dit wordt mijn huis
en tempel, mijn erfenis en mijn bezit. Een borg voor deze waarheid en van deze
belofte zal deze pilaar zijn met mijn beeltenis daarop geplaatst. In de tempel
die gij voor mij zult bouwen, moeten deze dingen bewaard blijven tezamen met
het heilig geloof, tot aan het einde der tijden. Gij zult onmiddellijk beginnen
met het bouwen van deze tempel van God en nadat gij dit werk volbracht hebt,
moet gij naar Jeruzalem vertrekken, want het is de wens van mijn goddelijke
Zoon, dat gij het offer van uw leven brengt op dezelfde plaats, waar Hij het
zijne offerde voor de redding van de mensheid.
|