|
De duivel bij de menswording van Jezus door Maria
deel 12
Lucifer zet een nieuwe vervolging in tegen de Kerk
en tegen de allergezegendste Maria. Zij
meldt dit aan de H. Johannes en besluit op zijn advies naar Efeze te gaan. Haar
goddelijke Zoon verschijnt haar en beveelt haar, de H. Jakobus in Zaragossa een
bezoek te gaan brengen.
In Handelingen van de Apostelen
8 verhaalt de H. Lucas over de vervolging, door de Hel opgewekt, tegen de Kerk
na de dood van de H. Stefanus. Hij noemt dat een grote vervolging, omdat door
de ijverige pogingen van de H. Paulus vόόr zijn bekering, de duivels erin
slaagde ze tot grote hoogte op te voeren. De vijand van God had niet bij de
pakken blijven neerzitten en had zichzelf niet volledig verslagen achtte om
niet opnieuw de strijd met de Kerk en de allergezegendste vrouwen aan te
binden. Uit wat H. Lucas zelf in zijn 12de hoofdstuk zegt over de
gevangenneming van de H. Petrus en H. Jakobus door Herodus, is het duidelijk,
dat deze vervolging verslagen achtte om niet opnieuw de strijd met de Kerk en
de allergezegendste vrouwe aan de binden. Uit wat H. Lucas zegt over de
gevangenneming van H. Petrus en H. Jakobus door Herodes, is het duidelijk, dat
deze vervolging opnieuw begon na de bekering van H. Paulus, zelfs zonde in
overweging te nemen wat hij zegt over Herodes, die soldaten zou gezonden hebben
om enige van de gelovigen van de Kerk te vervolgen. Deze vervolgingen werden alle
bedacht en geregeld door de duivels, door boosaardige mensen te beïnvloeden. En
omdat de goddelijke Voorzienigheid soms de duivels deze toestemming gaf en bij
andere gelegenheden deze terugtrok, waardoor ze in de Hel werden gesmeten,
zoals bij de bekering van de H. Paulus en bij andere gelegenheden het geval
was, kwam het dus voor, dat de primitieve Kerk soms vrede en rust had, maar
soms ook, als deze wapenstilstand verbroken was, gemolesteerd en vervolgd werd.
En dit is het lot van de Kerk door alle eeuwen heen.
Vrede was gunstig voor de
bekering van de gelovigen en vervolging vermeerderde hun verdienstenen
deugdpraktijken. Deze soort variatie was door de goddelijke Voorzienigheid zo
geregeld en zal steeds zo gehandhaafd worden. Zo genoot de Kerk, na de bekering
van de H. Paulus enige maanden van vrede, namelijk van het moment waarop
Lucifer en zijn metgezellen (Hand. 9:31) overwonnen, in de hel werden
geslingerd tot hun terugkeer op de aarde. Over deze tijd van rust spreekt de H.
Lucas in het 9de hoofdstuk, waar hij na de bekering van de H.
Paulus, zegt dat de Kerk vrede had door heel Judea, Galilea en Samaria en dat
zij toenam en de weg des Heren bewandelde onder de vertroosting van de H.
Geest. Hoewel de evangelist dit na de komst van de H. Paulus naar Jeruzalem
vermeldt, gebeurde dit ver daarvoor, want de komst van de H. Paulus naar
Jeruzalem gebeurde meer dan 5 jaar na zijn bekering en de H. Lucas vermeldt de
komst van de H. Paulus naar Jeruzalem voor dat hij zijn bekering bespreekt. Dit
komt veel voor bij de evangelisten, die de gewoonte hadden, vooruit te lopen op
geschiedkundige feiten om hun these meer kracht bij te zetten, want het lag
niet in hun voornemen, alle voorvallen in een geschiedenisverhaal samen te
vatten, hoewel ze in het algemeen de loop van de gebeurtenissen volgden, zoals
ze zich voordeden.
De samenkomst van Lucifer in de
Hel na de bekering van de H. Paulus bleef enige tijd voortduren en de helse
draak met zijn duivels werkte meerdere complotten uit op onderscheiden punten,
voor de vernietiging van de Kerk en om de grote koningin te belasteren en haar
uit haar hoge positie van vermaarde heiligheid te stoten. Maar de onkunde van
de slang over haar was oneindig veel kleiner dan zijn kennis over de grote
vrouwe. De dagen van vrede, die de Kerk genoten had, waren voorbij. De prinsen
van de duisternis begonnen uit hun krochten te komen om hun boosaardige
plannen, die ze daar uitgewerkt hadden, in praktijk te brengen. Voorop schreed
Lucifer. Hij verdient de aandacht, dat de woede en verontwaardiging van dit
bloeddorstige beest tegen de Kerk zo groot was, dat hij meer dan tweederde van
alle duivels in de hel met zich naar de aarde bracht. Hij zou ongetwijfeld de
hele hel leeg hebben gehaald, ware het niet dat de achterblijvers nodig waren
voor de kwellingen van de verdoemden. Want de verdoemden branden niet slechts
in de vuren die aangestoken zijn door de goddelijke gerechtigheid, maar de
draak staat niet toe, dat de afwezigheid van alle duivels hen zou ontheffen van
de aanblik en het gezelschap van hun kwelduivels. Hoewel Lucifer zo gebrand is
op de vernietiging van de stervelingen op aarde, is hij juist zo gekant tegen
het verlichten van de kwellingen van de verdoemden in de hel en daarom zal hij
de hel nooit helemaal ontdoen van duivels. De ongelukkige zondaars op aarde,
die deze duivelse, onmenselijke en wrede meester blijven dienen op aarde,
moeten zich dit zeer bewust zijn.
De heiligheid van de gezegende
moeder, de goddelijke gunsten en bescherming geschonken aan de gelovigen, zoals
het geval was met de H. Stefanus en de H. Paulus en alle andere gebeurtenissen
na de dood van de Heiland, die alle ter kennis van de duivel kwamen, hadden
zijn woede tot grote hoogte en tot onvoorstelbare sterkte opgevoerd. Daarom
vestigde hij zich in Jeruzalem om persoonlijk zijn geschut te richten op de
vesting van geloof en alle helse bataljons te kunnen dirigeren, want de duivels
houden een bepaalde mate van orde aan, als het gaat om oorlog te voeren tegen
de mensen; in alle andere zaken heerst tweedracht en verwarring. De
Allerhoogste heeft hun nimmer toegestaan hun afgunst totaal uit te leven, want
in een ogenblik zouden zij de hele wereld verwoest hebben. Hij gaf hun echter
een bepaalde vrijheid, opdat de Kerk onder de bezoekingen diepe wortels zou
kunnen schieten in het bloed en de verdiensten van de heiligen en wel zo, dat
in de vervolgingen en de kwellingen de wijsheid en de kracht van de loods die
het kleine schiep van de Kerk leidde, zou blijken.
Lucifer beval onmiddellijk zijn
trawanten de hele aarde af te schuimen en na te gaan, waar de apostelen en
leerlingen bezig waren met het prediken van de Naam van de Heer. De draak zocht
in Jeruzalem de plaatsen op, die het verst verwijderd waren van de plaatsen,
die gewijd waren door de geheimen en het bloed van de Heer, want hij en alle
duivels met hem vreesden die plaatsen en hoe dichter ze deze naderden, des te
zwakker en des te gekwelder voelden zij zich door de goddelijke kracht. Deze
effecten voelen zij nu nog steeds en zullen ze blijven voelen tot het einde van
de wereld. Her is smartelijk, dat dit heiligdom van de gelovigen, wegens de
zonden van de mensen nu in handen is van de heidenen en gelukkig zijn de
kinderen van de Kerk helaas weinig in aantal die binnen haar wallen
verwijlen, zoals de zonen van onze grote vader en hervormer van de Kerk, de H.
Franciscus!
Uit de inlichtingen die de
duivels verschaften, vernam Lucifer de toestand van de gelovigen in alle
plaatsen, waar het geloof van Christus gepredikt werd. Hij vaardigde nieuwe
orders uit voor de vervolging van Christenen, stelde krachtige en minder krachtige
duivels aan, in overeenstemming met de aard van de verschillende apostelen,
leerlingen en volgelingen van het geloof, waar tegenover zij zouden moeten
optreden. Anderen stelde hij aan als boodschappers om hem op de hoogte te
houden over wat er gebeurde of voor de overbrenging van zijn orders tot
voortzetting van de oorlog tegen de Kerk. Lucifer wees hen ook ongelovige,
godslasterlijke, slechte en lage mensen aan, die ze moesten prikkelen en
aanzetten tot uitzonderlijke, afgunstige woede tegen de volgelingen van
Christus. Daaronder waren Herodes en vele Joden, die de Gekruisigde
verafschuwden en zijn Naam uit het land der levenden wilden uitwissen. Zij
verzamelden ook de meest verlaagde heidenen en degenen, die zich het meest
overgaven aan afgoderij. Zij selecteerden uit deze mensen de slechtsten en
meest trouwelozen, die moesten dienen als helpers en instrumenten van hun
boosaardigheid.
Op deze wijze begonnen ze de
vervolging van de Kerk en zij gingen voort om zich opeenvolgende eeuwen
gelijksoortige duivelse kunsten voor de vernietiging van de deugd, van de
vruchten van de verlossing en het bloed van Christus te bewerkstelligen. In de
primitieve Kerk veroorzaakte de duivel grote verwoestingen onder de gelovigen,
die zij overvielen met verschillende soorten bekoringen, die ons niet bekend
zijn, hoewel we weten dat wat de H. Paulus in zijn Hebreeënbrief (Heb 11:37)
schrijft over de vervolging van de oude heiligen, herhaald werd in de heiligen
van het nieuwe testament. Buiten deze uitwendige vervolgingen plaagden de
duivels alle rechtvaardigen, de apostelen, leerlingen en gelovigen met
verborgen bekoringen, suggesties, voorspiegelingen en boosaardige voorstellen,
zoals hij ook nu nog steeds doet tegen allen die de goddelijke wet en Christus
willen volgen en trouw wensen te blijven aan onze Verlosser en Meester.
Maar niets van dit alles bleef
verborgen voor de grote moeder van wijsheid, omdat in de helderheid van haar
verheven kennis alle geheimen van de hel, die verborgen waren voor de rest van
de wereld, aan haar duidelijk werden. Hoewel slagen en wonden ons minder schade
toebrengen, indien wij erop voorbereid zijn en hoewel de allervoorzichtigste
vrouwe zo sterk stond tegenover de komende moeilijkheden van de heilige Kerk en
daar zeker niet door verrast zou kunnen worden, verwondde het vooruitzicht van
deze vervolgingen haar ziel, omdat ze gericht waren tegen de apostelen en de gelovigen
die zij van ganser harte liefhad. Deze smart zou haar vele malen van het leven
beroofd hebben indien de Heer dit niet op wonderbaarlijke wijze bewaard had. En
waarlijk, alle gerechte zielen die volmaakt zijn in goddelijke liefde, zouden
bewogen moeten zijn bij het zien van de woede en de boosaardigheid van dit
grote aantal duivels, die met vaart en sluwheid de weinige gelovigen in hun
zwakke en broze toestand en belast met zoveel soorten eigen ellende,
overvielen.
De allergezegendste Maria
overwoog hun gevaar, vergat alles wat haarzelf betrof en was bereid om elke
mogelijke kwelling te ondergaan voor de bescherming en vertroosting van haar
kinderen. Zij vermenigvuldigde haar zuchten en tranen, haar inspanningen en
gebeden voor hun veiligheid. Apostelen en leerlingen trachtte zij met adviezen
en aansporingen opnieuw te bemoedigen. Vele malen weerhield zij de duivels door
haar soeverein bevel als koningin en ontrukte aan zijn klauwen ontelbare
zielen, die zij bezig waren te bedriegen en te bederven, waardoor zij hen van
de eeuwige dood redde. Op andere momenten voorkwam zij grote wreedheden,
bestemd voor de dienaren van de Kerk, want Lucifer stond de apostelen naar het
leven, zoals hij voordien reeds gedaan had door Saulus. En dit alles geschiedde
ook aan de leerlingen, die het geloof verkondigden.
Hoewel de hemelse meesteres haar
innerlijke vrede en rust bewaarde en haar uitwendige gelijkmoedigheid en ernst
intact bleef, was toch de smart van haar hart, haar moederlijke bezorgdheid en
liefderijke zorgenlast enigszins op haar gezicht te zien. En aangezien de H.
Johannes haar bijstond met de waakzame toewijding van een zoon, kon de lichte
verandering in haar voorkomen niet aan het arendsoog van deze ziener
ontsnappen. Hij was diep geschokt en na tevergeefs gevochten te hebben tegen
zijn ongerustheid, keerde hij zich tot de Heer, vroeg om Licht en sprak:
Mijn Heer en God, Redder van de
wereld. Ik weet dat ik U veel verschuldigd ben, omdat Gij mij zonder mijn
verdiensten en uit zuivere neerbuigendheid haar tot moeder hebt gegeven, die uw
eigen moeder is, die U ontving, droeg en voedde aan haar borst. Door deze
weldaad werd ik rijk en welvarend, in het bezit van de grootste schat van de
hemel en aarde. Mar zonder uw koninklijke aanwezigheid is uw moeder, mijn
meesteres, verlaten en alleen. Voor uw afwezigheid kunnen mensen, noch engelen,
laat staan ik, een lage worm en slaaf enige compensatie geven. Mijn God en
Heiland van de wereld, ik zie haar nu smartelijk, die U menselijke vorm gaf en
die de vreugde is van uw volk. Her is mijn wens haar te troosten en haar smart
te verminderen, maar ik weet dat ik daartoe niet in staat ben. Mijn verstand en
mijn liefde sporen mij aan, maar eerbied en zwakte weerhouden mij. Geef mij,
Heer, licht en geest om te doen wat U behaagt en uw moeder ten dienste is.
Na dit gebed overlegde de
heilige enige tijd met zichzelf of hij de grote meesteres naar de oorzaak van
haar verdriet zou vragen. Enerzijds spoorde zijn liefde hem daartoe aan,
anderzijds werd hij weerhouden door zijn heilige vreze en zijn eerbied voor
haar. Drie keren naderde hij de deur van haar bidvertrek, maar werd evenveel
keren door zijn eerbied weerhouden haar deze vraag te stellen. De hemelse
moeder wist alles wat Johannes deed en wat er door zijn hart ging. Respect voor
hem als priester en bedienaar van de Heer deed haar het gebed afbreken en naar
hem toe gaan, zeggende: Meester, zeg mij wat gij van uw dienares vraagt.
Ik heb reeds gezegd, dat de
vrouwe de priesters en bedienaren van haar Zoon meesters noemde. De evangelist
was gerustgesteld en bemoedigd door deze woorden, antwoordde hij haar, zij het
enigszins aarzelend:
Mijn vrouwe, mijn ambt en wens
om u te dienen hebben veroorzaakt, dat ik uw smart opmerkte en ik ben zeer
geschikt over uw verdriet, dat ik gaarne wil verlichten.
De H. Johannes voegde hier geen
woorden meer aan toe, maar de koningin kende zijn verlangen om ingelicht te
worden over haar problemen en in directe gehoorzaamheid vervulde zij zijn
wensen, -als waren ze geuit door een overste- zelfs nog voor hij ze uitsproken
had. De allerheiligste Maria keerde zich tot de Heer en sprak:
Mijn God en Zoon. Het was uw
wens, dat uw dienaar Johannes uw plaats innam als mijn metgezel en verzorger en
ik ben hem tegemoet gekomen als mijn geestelijke bedienaar en overste. Zijn wil
en mijn wens worden door mij opgevolgd, zodra ze mij bekend zijn, omdat ik, uw
nederige dienares, moge leven en geleid worden door gehoorzaamheid aan U. Geef
mij verlof hem in te lichten over mijn zorgen, als dit uw wens zou zijn. Zij
voelde direct het fiat van de goddelijk wil; zij viel op haar knieën aan de
voeten van de H. Johannes, vroeg hem zijn zegen en kuste zijn handen. Na zijn
verlof tot spreken ontvangen te hebben, zei zij:
Mijn meester, heer, de smarten
die mijn hart doorboren, berusten op feiten, want de Allerhoogste heeft mij de
vervolgingen getoond, die over de Kerk zullen komen en wat al haar kinderen, in
het bijzonder de apostelen zullen lijden. In voorbereidingen en tot uitvoering
van deze schanddaden hier op aarde heb ik de helse draak met ontelbare scharen
slechte geesten uit de hellekrochten zien komen, allen vervuld van onverzoenlijke
haat en lust tot vernietiging van de Kerk. Deze stad, Jeruzalem, zal het eerste
en grootste doelwit zijn van hun aanvallen. Daarin zal één van de apostelen
zijn dood vinden; anderen zullen in de gevangenis terechtkomen en op instigatie
van de duivel gekweld worden. Mijn hart wordt vervuld van medelijden en smart
bij het zien van deze rebellie van deze vijanden tegen de verheerlijking van de
heilige naam van God en de redding van de zielen.
Door deze inlichting werd de
apostel evenzeer bedroefd en min of meer in verwarring gebracht. Maar uit de
kracht van de goddelijke genade antwoordde hij de koningin, zeggende:
Mijn moeder en vrouwe, uw
wijsheid kan niet over het hoofd zien, dat de Allerhoogste uit deze
beproevingen en bezoekingen grote vruchten zal plukken voor zijn Kerk en voor
zijn getrouwe kinderen en dat Hij hen in hun lijden zal bijstaan. Wij apostelen
zijn bereid, ons leven voor de Heer, die zijn eigen leven voor het hele
menselijk ras heeft gegeven, te geven. Wij hebben grote weldaden ontvangen en
het zou niet juist zijn, dat ze ijdel en nutteloos zouden zijn. Toen we
kinderen waren in de school van onze Leraar en Heer, gedroegen wij ons als
kinderen. Maar nadat Hij ons verrijkt heeft met de heilige Geest en in ons het
liefdesvuur heeft aangewakkerd, hebben wij onze lafheid achter ons gelaten en
verlangen we de weg van het kruis te gaan, zoals Hij ons door de goddelijke
kracht en uw bescherming wij de overwinning over onze vijanden mogen verwerven
en voor de eer van de Allerhoogste over allen mogen triomferen. Maar indien
deze stad, Jeruzalem, de spits moet afbijten van deze vervolging, lijkt het mij
raadzaam, vrouwe, dat gij die niet hier afwacht, opdat de woede van de hel,
door de boosaardigheid in de mensen aan te wakkeren, niet enigerlei
onwaardigheid zou begaan aan het tabernakel van God.
De grote koningin en vrouwe van
de hemel zou, vervuld als zij was van liefde en medelijden met de apostelen en
andere gelovigen, het liefst in Jeruzalem zijn gebleven. Zij was onbevreesd en
zou haar tijd hebben doorgebracht met het bezoeken, troosten en bemoedigen van
allen, nu de vervolgingen voor de deur stonden. Maar haar voorkeur, die uit
heilige overweging was geboren, werd voor de H. Johannes verborgen gehouden.
Daar dit de keus van haar hart was, vond zij het beter deze niet op te volgen
maar in nederige gehoorzaamheid de wensen van de apostel, die zij als haar
geestelijke verzorger en overste beschouwde, in te willigen. Zij gaf geen
direct antwoord in haar onderwerping, maar dankte de evangelist voor zijn
moedig verlangen om te lijden en te sterven voor Christus. Wat betreft het
vertrek uit Jeruzalem, droeg zij hem op alles te regelen zoals hij dit wenste,
want het was haar wens, hem in alles te gehoorzamen, Zij vroeg de Heer, hem te
leiden met zijn goddelijke Licht in overeenstemming met zijn glorie en zijn
welbehagen. Na deze toestemming van de gezegende moeder verkregen te hebben
[waarin wij een groot voorbeeld kunnen zien en een berisping voor onze
ongehoorzaamheid], stelde de evangelist voor, naar Efeze, aan de grens van
Klein-Azië te gaan. Hij sprak de allerheiligste Maria als volgt toe, toen hij
haar deze reis voorstelde:
|