De duivel bij de menswording van Jezus door Maria
Gedurende de tijd van zijn
prediking in deze Spaanse koninkrijken begunstigde de grote Koningin de H.
Jacobus, naast het tonen van vele tekenen van liefde, twee maal door een
persoonlijk bezoek, om hem te verdedigen bij zijn beproevingen en in zijn
gevaren. In Zaragossa had een van deze verschijningen plaats, die even zeker
geschied is als dat ze beroemd geworden is in de wereld; die niet ontkend kan
worden dan door een welbekend feit geweld aan te doen, bevestigd als het is
door grote wonderen en tradities gedurende 1600 jaren. Ik weet niet of er in
Spanje iets meer bekend is over het tweede wonderbaarlijke bezoek, want dit
geschiedde niet zo openlijk. Mij werd geopenbaard dat dit in Granada op de
volgende wijze plaats vond: De Joden hadden in die stad enige synagogen die
stamden uit de eerste tijd, dat zij van Palestina naar Spanje waren gekomen,
want wegens de vruchtbaarheid van de grond en het eenvoudig bereikbaar zijn van
Palestina via de zee konden zij daar beter leven. Toen de H. Jacobus in Granada
begon te prediken, wisten zij reeds alles af van wat Christus, onze Heiland,
betrof. Hoewel er enigen waren, die met deze leer en de principes daarvan
wilden kennis maken, was het grootste aantal toch daartegen gekant. Zij waren
door de duivel beïnvloed om niet te geloven; zijn leer te verwerpen en niet toe
te staan dat zijn leerstellingen aan de heidenen werden gepredikt, omdat ze
tegen de godsdienstige gebruiken van de Joden en Mozes indruisten en omdat ze
het Jodendom in gevaar zouden brengen, indien de heidenen deze leer zouden
aannemen. Aangezet door dit duivels bedrog beletten de Joden het verspreiden
van het geloof onder de heidenen die wisten, dat Jezus Jood was en zagen hoe
zijn mede-Joden Hem vervolgden als een valse verrader en aarzelden om zich aan
te sluiten in dit eerste begin van de Kerk.
Toen de H. Jacobus in Granada
begon te prediken, begonnen de Joden hun oppositie door hem als een avonturier
af te schilderen, die zich ophield met bedrog, met het stichten van valse
sekten, als een handige goochelaar en oplichter. De H. Jacobus bracht 12
leerlingen met zich mee, in navolging van zijn Meester. Aangezien allen bleven
prediken, nam de haat van de Joden en van hun volgelingen toe, zodat ze
besloten de leerlingen te doden. En in feite doodden zij er een, die in zijn
brandende ijver de Joden weerstreefd had; maar aangezien de H. Apostel en zijn
leerlingen niet bevreesd waren voro de dood, maar het lijden om Christus Naam
liefhadden, zetten ze hun prediking met steeds groter ijver voort. Na vele
dagen op deze wijze gewerkt te hebben en vele ongelovigen uit die stad en uit
de provincie bekeerd te hebben, laaide de woede van de Joden hoger op. Zij
pakten ze allen op, leidden hen gebonden en gekneveld buiten de stadsmuren en
ketenden daar hun voeten, omdat ze hen beschouwden als tovenaars en goochelaars
die niet geketend- zeker zouden ontsnappen. Daar hun vijanden voorbereidingen
troffen om hen allen onmiddellijk te onthoofden, bad de H. Apostel doorlopend
tot de Allerhoogste en tot Zijn maagdelijke Moeder met de woorden:
Allerheiligste Maria, Moeder
van mijn Heer en Verlosser Jezus Christus, strek Uw hulp in dit uur uit naar Uw
nederige dienaar. Bid voor mij, lieflijke en tedere Moeder, en voor deze trouwe
belijders van het geloof. Indien het de wil is van de Allerhoogste, dat wij
hier onze levens geven voor de glorie van Zijn H. Naam, vraag dan, Vrouwe, dat
mijn ziel door Hem zal ontvangen worden. Gedenk mij, zachtmoedige Moeder en
zegen mij in de naam van Hem, die U uitkoos onder alle schepselen. Ontvang als
een offer mijn berusting in het ongeluk, dat ik U niet meer zal zien, indien
dit de laatste dag van mijn leven is. O Maria! O Maria!
Deze laatste woorden werden door
de H. Jacobus meerdere malen herhaald. Maar vanuit Haar bidvertrek in het
Cenakel, waar Zij begunstigd werd met een bijzonder helder visioen, hoorde en
zag de grote Koningin alles wat er met Haar geliefde Apostel Jacobus
geschiedde. Zij werd met teder medelijden vervuld door de rampspoedige
gebeurtenissen, die Haar dienaar overkwamen en door zijn hulpgeroep. Zij
ondervond nog meer verdriet door het feit, dat Zij zo ver weg was. Zij wist
echter, dat niets onmogelijk is aan de goddelijke macht en hoopte, dat de
Apostel in zijn gevaar geholpen en verdedigd zou worden. Daar Zij wist, dat
deze Apostel de eerste zou zijn, die zijn bloed voor Haar goddelijke Zoon zou
storten, nam Haar medelijden toe. Maar Zij vroeg niet aan de Heer of aan de
Engelen, Haar naar de plaats te brengen, waar de H. Jacobus toen was, omdat
Haar bewonderenswaardige voorzichtigheid Haar verhinderde een dergelijke vraag
te stellen. Want Zij wist, dat de goddelijke Voorzienigheid geen aanmoediging
van Haar nodig had en zeker niet zou falen, indien Haar hulp ergens nodig was.
Bij het vragen om zulke wonderen gedurende Haar leven beoefende Zij de hoogste
bescheidenheid en reserve, terwijl Zij steeds Haar wensen ondergeschikt maakte
aan die van de Heer.
Maar Haar Zoon en ware God, die
de wensen van zulk een Moeder achtte, omdat ze heilig, rechtvaardig en vol
medelijden waren, beval onmiddellijk de duizend Engelen van Haar lijfwacht om
Haar te helpen en de wil van hun Koningin en Vrouwe te vervullen. Zij allen
vertoonden zich aan Haar in zichtbare gedaante en deelden Haar mee, wat de Heer
bevolen had. Zonder talmen plaatsten ze Haar op een troon, gemaakt van een
schone wolk en droegen Haar naar de akker in Spanje, waar de H. Jacobus en zijn
metgezellen hun martelaarschap, in boeien geklonken, afwachtten. Hun vijanden
hadden hun zwaarden reeds ontbloot om ze te onthoofden. Alleen de Apostel zag
de Koningin des Hemels in de wolken, waaruit Zij tot hem sprak in allertederste
woorden zeggend:
Jacobus, mijn Zoon en liefste
vriend van Mijn Heer Jezus Christus, vat goede moed en wees eeuwig gezegend
door Hem Die u geroepen heeft en u tot Zijn goddelijk licht bracht. Sta dan op,
trouwe dienaar van de Allerhoogste en wees bevrijd van uw ketenen en knevels.
De Apostel had zich, voorzover
hem dat met zijn boeien mogelijk was, op de grond geworpen. Bij de woorden van
de machtige Koningin vielen hem en zijn metgezellen de boeien en knevels af en
voelden ze zich bevrijd. De Joden echter, die daar gestaan hadden met getrokken
zwaarden, vielen ter aarde en bleven daar, zonder enig gevoel in hun ledematen,
uren liggen. De duivels die hen begeleid en opgejaagd hadden, werden in de
diepe krocht gedreven, zodat de H. Jacobus en zijn metgezellen in vrijheid
achterbleven en de Almachtige voor deze weldaad dankten. De Apostel dankte op
de meest vurige wijze de Hemelse Moeder en deed dit in grote nederigheid en met
jubel in zijn hart. Zijn leerlingen begrepen het wonder, hoewel zij de Koningin
van de Engelen niet gezien hadden. De Apostel lichtte hen in over enige
bijzonderheden, waardoor hun geloof, hoop en liefde voor de allergezegendste
Maria bevestigd werd.
De Hemelse Koningin breidde deze
gunst nog meer uit, want Zij behoedde niet slechts de H. Jacobus voor een
dreigende dood, maar wenste dat geheel Spanje zou profiteren van zijn prediking
en onderricht. Zij beval hem, zijn reis van Granada af te vervolgen, dirigeerde
honderden Engelen om hem te vergezellen, zijn weg te effenen van de ene plaats
naar de andere, hem en zijn leerlingen te verdedigen tegen alle gevaren en hem
uiteindelijk, nadat hij alle provincies van Spanje doorkruist had, naar
Zaragossa te brengen. De honderden Engelen begonnen aan de opdracht, die hun
Koningin hen gegeven had, terwijl de rest Haar terugbracht naar Jeruzalem. In
dit Hemelse gezelschap en met deze lijfwacht reisde de H. Jacobus veiliger door
het hele Spaanse Rijk dan de Israëlieten door de woestijn. In Granada liet hij
enige van zijn leerlingen achter, die later het martelaarschap ondergingen; en
met de anderen en degenen die hij later verwierf, vervolgde hij zijn missiereis
in vele delen van Andalusië. Later, na korte reizen te hebben gemaakt naar
verschillende plaatsen, arriveerde hij in Rioja, waarna hij via Lograno en
Tudela in Zaragossa aankwam. Tijdens zijn rondzwervingen liet de H. Jacobus in
verschillende Spaanse steden leerlingen als bisschop achter, die het geloof
brachten en de godsdienst instelden. Zo groot en verbazingwekkend waren de
wonderen, die hij in dit koninkrijk verrichtte, dat degenen waarover wij
berichten hebben niet uitzonderlijk genoemd kunnen worden in vergelijking met
degenen, waarover wij niets weten, want die zijn nog veel wonderbaarlijker. De
vrucht van zijn prediking in Spanje was omvangrijk in verhouding tot de korte
tijd van zijn verblijf. Het zou een grote fout zijn, als wij het aantal
bekeringen dat hij maakte, gering achtten, want in alle plaatsen waar hij heen
ging, vestigde hij het geloof en consacreerde hij vele bisschoppen om de
kinderen, die hij voor de Kerk van Christus in dit koninkrijk verwekte, te
besturen.
Onderricht van de
Koningin van de Hemel, de allerheiligste Maria
Mijn dochter, het wonder van
Mijn verheffing naar de soevereine troon van God door de goddelijke macht,
opdat Ik daar kon spreken over de decreten van Zijn goddelijke Wijsheid en wil,
is zo groot en uitzonderlijk, dat het menselijk bevattingsvermogen in dit leven
daartoe niet toereikend is. Slechts in de eeuwige heerlijkheid en in het zalig
schouwen zullen de mensen dit sacrament met bijzondere vreugde en de daarbij
horende glorie onderkennen. Daar deze weldaad, dit wonderschone privilege, het
effect en de beloning was voor de allervurigste liefde, waarmee Ik het hoogste
Goed bemind had en bemin en voor de nederigheid, waarmee Ik Mij als Zijn slaaf
beschouwde, en daar deze deugden Mij waarlijk op de troon van de Godheid
brachten en Mij daar nederzetten, terwijl Ik nog in het menselijk vlees was,
wens Ik, dat gij een meer intieme kennis van dit mysterie krijgt dat zonder
enige twijfel één van de meest verheven wonderen was die in Mij door de
goddelijke Almacht gewrocht werden en de grootste verwondering teweegbracht in
Engelen en Heiligen. Het is Mijn wens dat gij uw eigen bewondering laat leiden
naar een grote zorg en een allerlevendigst verlangen om Mij na te volgen in de
deugden, waardoor Ik deze uitverkiezing genoot.
Overweeg dan, Mijn liefste, dat
Ik niet slechts eenmaal, maar vele malen werd opgeheven naar de troon van de
allerheiligste Drie-eenheid, in sterfelijk vlees, in de periode tussen de
nederdaling van de H. Geest en Mijn Opname ten Hemel. Elke keer dat de machtige
rechterhand van de Allerhoogste Mij deze gunst verleende, ondervond Ik zeer
overvloedige effecten aan genaden en gaven, in overeenstemming met de
verschillende facetten van de goddelijke Almacht en in overeenstemming met Mijn
onuitsprekelijke, grenzeloze capaciteit tot deelname in de goddelijke
volmaaktheden. Soms zei de Eeuwige Vader Mij, terwijl Hij Mij deze genaden deed
toekomen:
Mijn Dochter en Bruid, Uw
liefde en trouw verbindt Ons hechter aan U dan aan welk ander schepsel en
vervult Ons met volledige genoegdoening. Stijg op naar Onze troon, zodat Gij
geabsorbeerd wordt in de afgrond van Onze Godheid en in deze Drie-eenheid de
vierde plaats kunt bezetten, voor zover dit
mogelijk is aan een gewoon schepsel. Neem bezit van Onze Heerlijkheid,
waarvan Wij de schatten in Uw hand plaatsen. De Hemelen, de aarde en alle spelonken
zijn van U. Geniet in dit sterfelijk leven van alle privileges van de zaligen,
voller en groter dan ze door alle Heiligen genoten worden. Laat alle naties en
schepselen, die Wij tot het bestaan geroepen hebben, U dienen; laten de machten
der Hemelen U gehoorzamen; laat de hoogste serafijn aan U ondergeschikt zijn en
laat alle weldaden naar U toevloeien in Onze Raadskamer. U wordt geïnstrueerd
door de grote raadsbesluiten van Onze Wijsheid en goddelijke wil en neem deel
aan Onze decreten, want Uw wil is zeer rechtvaardig en getrouw. Dring door in
de redenen van alles wat Wij in rechtvaardigheid en heiligheid besluiten; en
laten Uw wil en Uw motieven gelijk zijn aan de Onze, in alles wat Wij voor Onze
heilige Kerk beslissen.
De Allerhoogste was op
onuitsprekelijke wijze heer en meester van Mijn wil, waardoor ze geheel werd
gevormd naar de Zijne en er niets in de Kerk geschiedde zonder dat Ik daartoe
besloten had, steeds geheel in overeenstemming met het besluit van de Heer,
aangezien Hij de juiste en gepaste redenen en motieven voor elk van de decreten
van Zijn eeuwige raadsbesluiten wist. Ik zag in, dat het Mij onmogelijk was
alle lijden en bezoekingen van de Kerk en in het bijzonder die van de Apostelen
op Mij te nemen, zoals Ik dit gewenst had. Deze liefdevolle wens was geen
afwijking van de goddelijke wil, hoewel ze niet ingewilligd kon worden, maar
was Mij ingegeven door God als een teken en getuige van grenzeloze liefde, waarmee
Ik Hem beminde. Want het was juist wegens de liefde van de Heer voor de mensen,
dat Ik wenste de bezoekingen en het lijden van alle mensen op Mij te nemen. En
omdat van Mijn kant deze liefde waar was en Mijn hart bereid was, deze
liefdedienst te bewijzen en daar Ik werkelijk verdriet had, omdat Ik niet voor
allen kon lijden, was dit zo aanvaardbaar in de ogen van de Heer en beloonde
Hij Mij alsof Ik inderdaad dit alles geleden had. Daaruit kwam Mijn medelijden
voor het martelaarschap en de kwellingen van de Apostelen en de anderen, die
vervolgd werden om Christus. In hen allen en met hen allen werd Ik bezocht en
gekweld en op bepaalde wijze deelde Ik in hun dood. Zo groot was de liefde, die
Ik had voor Mijn trouwe kinderen, en het lijden uitgesloten- is het nu nog
steeds zo, hoewel de Christenen niet vermoeden of weten, hoezeer Mijn liefde
hun dankbaarheid verdient.
|