De duivel bij de menswording van Jezus door Maria
De Allerheiligste
Maria doorziet de bedoelingen van de duivel tot vervolging van de Kerk. Zij
roept de goddelijke bijstand in, voor de troon van de Allerhoogste in de Hemel.
Toen
Lucifer en de helse opperhoofden na de bekering van de H. Paulus vergaderen
over de wraak die zij zouden uitoefenen op de allerheiligste Maria en de
kinderen van de Kerk, zoals in het laatste hoofdstuk beschreven werd, waren zij
niet op de hoogte van het feit, dat de kennis van deze grote Koningin en
Meesteres van de wereld de meest duistere en diepte hellekrochten doordrong en
zich uitstrekte over de verborgen geheimen van hun kwalijke raadsvergaderingen.
De bloeddorstige draken waren daardoor misleid en achtten hun overwinning en de
volledige uitvoering van hun samenzwering tegen Haar en de leerlingen van Haar
Zoon al bijna zeker. Maar vanuit Haar toevluchtsoord kende ge gezegende Moeder
met de helderheid van Haar hemels inzicht al hun besluiten en begreep Zij alle
complotten van deze vijanden van het licht. Zij doorzag al hun doelstellingen
en de middelen, die zij zouden gebruiken; hun woede tegen God en tegen Haar en
hun dodelijke haat tegen de Apostelen en de rest van de gelovigen. Hoewel de
zeer voorzichtige Vrouwe wel wist, dat de duivels niets konden uitrichten
zonder verlof van de Heer, wist Zij ook dat dit gevecht in het sterfelijk leven
niet vermeden kon worden en aangezien Zij de zwakte van de mensen kende en hun
algemeen verbreide onkunde van de duivelse geslepenheid en de op hun ondergang
gerichte boosaardigheid, werd Zij vervuld met grote zorg en smart over dit
eensgezinde besluit van deze afgunstige vijanden voor de vernietiging van de
gelovigen.
Buiten
deze kennis en de naastenliefde, die rechtstreeks van de Heer afstraalde, was
Zij begiftigd met een ander soort nimmer aflatende activiteit, gelijk aan die
van de Godheid, die voortduurt als één zuivere handeling, zonder onderbrekingen.
De zeer actieve Moeder werd zonder ophouden bewogen door Haar liefde en zorg
voor de glorie van de Allerhoogste en de troost en bescherming van Haar
kinderen. Tegelijkertijd overwoog Ze in Haar allerzuiverste Hart de bovenaardse
mysteries, het verleden met het tegenwoordige en beiden met de toekomst
vergelijkende en voor deze laatste alles met meer dan menselijke discretie en
overleg. Haar allervurigste wens om allen te redden en Haar moederlijk
medelijden voor hun zwoegen en gevaren bracht Haar ertoe, al hun bezoekingen en
gevaren als de Hare te beschouwen en in zo verre het Haar liefde betrof zou
Zij, indien dit mogelijk was, deze kwellingen graag gedragen hebben, terwijl de
rest van de volgelingen van Christus in de Kerk zou kunnen blijven werken,
zonder enige hindernis te ondervinden, in vreugdevolle vrede, genade en het
eeuwig leven voor henzelf verdienend en aan Haar alleen alle smarten en
bezoekingen overlatend. Hoewel dit niet mogelijk was in de rechtvaardige
voorzienigheid van God, staan wij toch in de schuld bij de allerheiligste Maria
voor dit uitzonderlijke en schone teken van liefde. Het komt veel voor dat Haar
zorgzame, rusteloze liefde voor ons grote weldaden verdient, die de Almachtige
verleent om aan Haar smachtend verlangen naar onze redding te voldoen.
Zij
wist bij deze gelegenheid niet wat de bijzonderheden waren van de
beraadslagingen van de helse vijanden, want Zij had slechts in het algemeen
begrepen, dat hun woede op speciale wijze tegen Haar gericht was. De goddelijke
Voorzienigheid verborg enige van hun plannen voor Haar, opdat Haar triomf, die
Zij over de hel zou behalen, later des te rijker vaan glorie zou zijn. Het was
ook niet nodig Haar voor te bereiden op bekoringen en vervolgingen, zoals dit
was toegestaan aan andere gelovigen, die Zij ver overtrof in Haar
geestesinstelling en over wier bezoekingen en bekoringen Zij duidelijke kennis
bezat. Overeenkomstig Haar gewoonte in alle dingen nam Zij Haar toevlucht tot
het gebed. Zij vroeg aan God raad voor de gelovigen in navolging van het
voorbeeld en de leer van de Her. Tot dit doel trok Zij zich terug; viel met
bewonderenswaardige eerbied en liefde neer op de grond en sprak Hem als volgt
toe:
Allerhoogste
Heer en eeuwige God, heilig en onbegrijpelijk, zie hier voor U Uw nederige
dienares en laag wormpje van de aarde, die Haar smekingen tot U, eeuwige Vader,
door Uw Eniggeboren Zoon en Mijn Heer Jezus Christus, tot U richt. Versmaad
Mijn smekingen en zuchten niet; zij worden U aangeboden vanuit de diepste
diepten van Mijn ziel en zijn gericht op Uw oneindig grote liefde, verenigd met
dat, wat uit de oven van Uw eigen liefde aan Uw slavin door U werd geschonken.
In de naam van Uw H. Kerk, van Uw Apostelen en Uw trouwe dienaren, bied Ik U
aan, O Heer, het offer van het Lijden en de Dood van Uw Eniggeborene; dat van
Zijn sacramenteel Lichaam, de meest aanvaardbare smekingen en gebeden, die Hij
U opdroeg gedurende de periode van Zijn sterfelijk en vergankelijk leven; de
liefde die Hij opbracht voor de Verlossing, door het vlees aan te nemen in Mijn
schoot, Zijn besloten-zijn daarin en Zijn voeding aan Mijn borst, dit alles
bied Ik U aan om toestemming te verkrijgen, U te vragen om dat wat Gij in de
wens van Mijn hart kunt lezen.
|