De duivel bij de menswording van Jezus door Maria
Bij
die gelegenheid voelden Lucifer en zijn trawanten de striemende zweepslag van
de goddelijke almacht. Zij werden met vrees vervuld en lagen gedurende enige
dagen levenloos in de diepten van de helse kerkers. Maar zodra de Heer de
herinnering aan de goddelijke mysteries bij hen had weggenomen, begonnen ze
weer nieuwe boosaardigheden te bedenken. De grote draak riep de rest van de
duivels tezamen en sprak hen toe als volgt:
Hoe
zou het mogelijk zijn, stil te zijn, als elke dag nieuw onrecht aan mij
gepleegd wordt door dit mensgeworden Woord en door deze Vrouwe die Hem gebaard
heeft en Hem als mens verzorgde? Waar is mijn kracht? Waar is mijn macht en
waartoe dienen mijn triomfen, die ik over Hem behaalde sinds God mij zonder
reden vanuit de hemel naar deze spelonk wierp? Het schijnt mij toe, mijn
vrienden, dat de Almachtige van plan is, de poorten van deze helse regionen af
te sluiten en de hemelpoorten te openen. Dit zou de vernietiging van ons rijk betekenen
en van al mijn plannen om de rest van het menselijk geslacht naar deze
martelingen te trekken. Indien God naast de verlossing van de mensen, voor hen
zon wonderen verricht, indien Hij hen zon grote liefde schenkt en hen in Zijn
vriendschap wil betrekken door zon machtige werken van Zijn rechterhand, dan
zullen ze daarvoor zwichten, zelfs indien ze de natuur van wilde beesten hebben
en stenen harten. Zij allen zullen Hem liefhebben en Hem dienen, indien ze niet
koppiger en opstandiger zijn dan wij. Welke ziel zou zo ongevoelig zijn, dat ze
niet aangetrokken zou worden door deze Godmens, die met zon tedere liefde haar
eeuwige glorie najaagt? Saulus was onze vriend, een gewillig instrument voor
mijn plannen, onderworpen aan mijn wil en bevelen, een vijand van de
Gekruisigde en zodoende had ik hem voorbestemd voor de meest wrede kwellingen
in de hel. Temidden van dit alles rukt God hem uit mijn handen en door Zijn
goddelijke macht heft Mij dit onbetekenend schepsel van deze aarde op tot zon
hoge genaden en gunsten, dat wij, zijn vijanden, er versteld over staan. Wat
heeft Paulus gedaan om dit grote geluk deelachtig te worden? Was hij niet in
mijn dienst en beledigde hij zijn God niet? Indien God zo vrijgevig voor hem
was, wat voor bescherming zal Hij dan wel niet aan andere, minder grote
zondaars geven? En zelfs indien Hij hen niet bekeert met zon grote wonderen,
dan zal Hij hen voor zich winnen door het Doopsel en de andere Sacramenten,
waardoor zij zich elke dag kunnen rechtvaardigen. Dit voorbeeld van Gods
machtige verdediging van de Kerk ten tijde dat ik haar door Saulus trachtte te
vernietigen, zal heel de wereld naar Hem toetrekken. Zou het mogelijk zijn dat
ik leden van het lage menselijk geslacht opgeheven zal zien tot genade en geluk
welke ik verloren heb en dat zij de hemel zullen bevolken, waaruit ik ben
verwijderd? Deze gedachten kwellen mij meer dan de vuren van de hel. Ik word
vervuld met een machteloze woede jegens mijzelf omdat ik mijzelf niet kan doden
in mijn woede. Ik zou willen dat God zelf dit deed, in plaats van mij in deze
kwellingen te bewaren. Maar aangezien dit niet het geval is, zeg mij, mijn
trawanten, wat wij moeten doen tegen deze zo machtige God? Wij kunnen Hem niet
beledigen, maar in degenen die Hij zozeer bemint kunnen wij ons wreken, omdat
wij in hen Zijn wil kunnen dwarsbomen. En aangezien mijn majesteit ten zeerste
vertoornd is tegen deze Vrouwe, onze vrouwelijke vijand, Die Hem menselijke
vorm gaf, is het mijn wens, nieuwe wegen te ontwerpen om Haar te vernietigen en
ons te wreken over het verlies van Saulus en het doen werpen in de afgrond. Ik
zal niet rusten, voordat ik Haar overwonnen heb. Tot dit doel besluit ik alle
plannen die ik heb gemaakt tegen God en de mensen, na mijn val uit de hemel,
uit te voeren. Komt gij allen, help mij bij mijn plannen en om mijn wil uit te
voeren.
Dit
waren de aansporende woorden, door Lucifer tot de duivels gericht. Enige van
hen antwoordden:
Kapitein
en Leider, wij zijn gereed om u te gehoorzamen, omdat we weten hoe deze Vrouwe,
onze vrouwelijke vijand, ons belaagt en kwelt, maar het is Haar mogelijk dat
Zij, zonder hulp van anderen, ons weerstaat, onze pogingen en aanvallen niet
telt, zoals wij gezien hebben bij andere gelegenheden, waarbij Zij zich verre
onze meerdere in kracht toonde. Wat Zij het meeste vreest, zijn onze aanvallen
op de volgelingen van Haar Zoon, omdat Zij hen bemint en zorgzaam voor hen is
als een Moeder. Laat ons een algemene vervolging tegen de gelovigen beginne,
want we hebben het hele Jodendom, dat in haar geheel vertoornd is op de nieuwe
Kerk van de Gekruisigde, aan onze kant staan. Door priesters en Farizeeërs
zullen we slagen in al onze pogingen tegen de gelovigen en zodoende onze woede
op deze vijandige Vrouwen koelen.
Zij
stemden hierin toe en gingen op pad om de Kerk door anderen te laten verdelgen,
juist zoals zij dit hadden geprobeerd door Saulus. Daaruit kwam onder andere
voort dat er een gevecht was van de draak en zijn horden tegen de
allerheiligste Maria, waarin Zij zon grote overwinningen voor de H. Kerk zou
behalen.
Onderricht van de grote Meesteres van de Engelen, Maria
Mijn
dochter, geen menselijke woorden kunnen in dit sterfelijk leven ooit erin
slagen om de afgunst van Lucifer en zijn trawanten tegen de mensen te
beschrijven, noch de boosaardigheid, de sluwheid, het bedrog en de kunstgrepen,
waarmee hij ze in zonde wil laten vallen en later in de helse afgronden wil
laten verdwijnen, in volle omvang neer te schrijven. Hij tracht alle goede
werken te verminderen en degenen die reeds verricht zijn, tracht hij tot niets
terug te brengen of hun effect te verminderen. Alle boosaardigheid waartoe zijn
eigen geest in staat is, tracht hij over te hevelen in de zielen. Tegen deze aanvallen
verschaft God bewonderenswaardige bescherming, indien de mensen slechts willen
meewerken en van hun kant Zijn bescherming beantwoorden. Daarom raadt de
Apostel hen aan, voorzichtig te zijn temidden van al deze conflicten; niet
gelijk de dwazen, maar als verstandigen, die de hun toegemeten tijd goed
gebruiken omdat de dagen van het sterfelijk leven slecht zijn en vol gevaren
(Ef 5:13). Verder maant hij hen aan, om voortdurend goede werken te verrichten
omdat hun werk niet tevergeefs verricht wordt in het oog van God (1 Kor 15:38).
Onze vijand kent de waarheid hiervan, hij is daar bevreesd voor; daarom tracht
hij met de meest grote boosaardigheid, verslagenheid in de zielen te zaaien bij
het bedrijven van een zonde, opdat zij zich uit wanhoop zouden ruineren en zich
ver zouden houden van alle goede werken; want op deze wijze verwerpen zij de
wapens waarmee de Engelen hen tegen de duivels kunnen verdedigen. Hoewel deze
werken, door de zondaars verricht, geen liefdeleven in zich hebben en niets
betekenen om genade of glorie te verdienen, zijn ze toch zeer bruikbaar. Soms
komt het voor, dat wegens de gewoonte om goede werken te doen, de goddelijke
barmhartigheid efficiënte hulp verschaft om deze werken met grotere liefde of
met berouw over eigen zonden en met naastenliefde te verrichten, waardoor de
ziel rechtvaardiging geniet.
Door
al onze goede daden, als schepselen verricht, verschaffen zij de zaligen de
middelen ter onzer verdediging en om voor ons de goddelijke barmhartigheid te
vragen op ons neer te zien en ons van de zonde weg te rukken. De Heiligen
voelen zich verplicht, degene te hulp te komen die hen ernstig aanroepen als
zij in gevaar verkeren en hen met bijzondere devotie vereren. Als de Heiligen
in hun menslievendheid zo geneigd zijn de zielen bij te staan in hun
gevaarlijke gevechten met de duivels, zult gij dan niet verbaasd zijn, mijn
liefste, dat Ik barmhartig ben met de zondaars die hun toevlucht zoeken in Mijn
goedertierendheid, want Ik verlang oneindig meer naar hun redding dan zijzelf.
Ontelbaar zijn de zielen die Ik gered heb van de helse draak, omdat ze een
grote devotie hadden tot Mij, zelfs indien ze slechts één Weesgegroet hebben
gezegd of slechts één woord ter Mijner ere hebben geuit. Zo groot is Mijn
liefde voor hen, dat geen van hen verloren zou gaan, indien ze zich slechts op
tijd en ernstig tot Mij zouden richten. Maar de zondaars en de goddelozen doen
dit niet, omdat de wonden van de zonde niet lichamelijk zijn en hen niet
verontrusten. Hoe meer ze bedreven worden, des te minder verdriet of spijt
veroorzaken ze. De tweede zonde is gelijk aan het verwonden van een dood
lichaam, dat geen vrees, geen verdediging en geen gevoel meer kent.
Het
gevolg van de in slaap gesuste gevoeligheid voor de eeuwige verdoemenis en voor
het bedrog van de duivels om deze voor de mensen, in gereedheid te hebben, is
vreselijk. Zonder te weten waarop hun valse zekerheid is gebaseerd, worden de
zondaars in slaap gesust en zijn ze helemaal op hun gemak gesteld tegenover de
hen bedreigende ondergang, terwijl ze terecht van vrees bevangen moesten zijn
voor de snel naderende eeuwige dood, of tenminste hulp moesten zoeken door de
Heer, Mij of de Heiligen om hulp te vragen., Maar zelfs dit, dat hen zo weinig
moeite kost, weten ze niet meer op te brengen, totdat de tijd, waarin de
voorwaarden voor hun redding gerealiseerd zouden kunnen worden, reeds lang
verstreken is. Indien Ik voor enigen van hen tijdens hun doodsstrijd nog
redding vermag te verschaffen, dan geldt dit privilege zeker niet voor allen.
Zo gaan vele kinderen van de Kerk verloren die in hun ondankbaarheid en
dwaasheid de vele en machtige hulp die hen door de goddelijke barmhartigheid op
het juiste moment gegeven wordt, in de wind slaan. Daarom zal het ook hun
verwarring groter maken als ze zien, dat ze, ondanks de barmhartigheid van God,
Mijn eigen tedere wensen om hen te helpen en de naastenliefde van de Heiligen,
God hebben beroofd van de glorie van hun bekering, en noch Mij, noch de Engelen
of Heiligen de vreugde geschonken hebben van hen te redden in antwoord op de
aanroeping van uit hun deemoedig hart.
Het is
Mijn wens, o dochter, u nog een ander geheim mee te delen. Gij weet reeds, dat
Mijn Zoon en Heer in het Evangelie zegt, dat de Engelen in de Hemel zich
verheugen wanneer een zondaar berouw toont en zich bekeert tot de weg van het
Leven door zijn rechtvaardiging (Lc 15:10). Hetzelfde gebeurt als de
rechtvaardigen werken verrichten van ware deugd en nieuwe gloriegraden
bereiken. Dat wat zich afspeelt onder de Hemelbewoners bij de bekering van
zondaars en bij de vermeerdering van verdiensten van de rechtvaardigen, heeft
zijn tegenhanger in wat gebeurt met de duivels bij de zonden van de
rechtvaardigen en de grotere val van de zondaars, want er wordt geen zonde door
de mensen bedreven, waarover de duivels zich niet verheugen en zij die de
verleiding van de stervelingen uitvoeren, melden onmiddellijk hun successen aan
de duivels in de eeuwige kerkers. Daar hebben ze er vreugde over en ze
boekstaven ze voor verder gebruik, om hun aanspraken voor de goddelijke Rechter
door te drukken en opdat hun uitgebreid rijk en jurisdictie over de zondaars,
in overeenstemming met de mate van de bedreven zonden, publiekelijk bekend
worden. Op deze wijze tonen ze hun verraderlijke haat voor de mensen, telkens
wanneer ze slagen een mens tot een zonde te verleiden door enig voorbijgaand
plezier. Maar de Allerhoogste, die rechtvaardig is in al Zijn werken, heeft
besloten, dat ook de bekering van de zondaars en de goede werken van de
rechtvaardigen hun weerslag zouden hebben op de kwellingen van de afgunstige
duivels, die zich zozeer verheugen over de ondergang van de mensen.
Dit
soort kastijding veroorzaakt daarom grote kwellingen aan alle duivels; omdat ze
niet alleen beschaamd en gekweld worden in hun dodelijke haat tegen de mensen,
maar ook door de overwinningen van de Heiligen en de bekering van zondaars
beroofd worden van een groot deel van hun macht over degenen, die zij tot zonde
gebracht hebben met hun complotten. De nieuwe kwellingen die zij wegens deze
zaken moeten ondergaan, trachten zij af te reageren op de vervloekten in de
hel; en juist zoals er nieuwe vreugde in de Hemel is bij het berouw en de goede
werken van de zondaars, zo is er om dezelfde reden nieuwe verwarring en nieuw
ongeluk in de hel door de goede werken van de rechtvaardigen. Bij zon
gelegenheden verzinnen de duivels onder het uiten van wanhoopskreten nieuwe
kwellingen voor allen, die in deze kerkers van ontzetting en gruwel leven. Zo
ondervinden tegelijk Hemel en hel de weerslag van de bekering en de
rechtvaardiging van de zondaar, zij het in tegenovergestelde zin. Wanneer de
zielen zich rechtvaardigen door de sacramenten, in het bijzonder door een
berouwvolle biecht, dan komt het voor, dat de duivels gedurende lange tijd niet
voor de penitent durven verschijnen, zelfs gedurende vele uren niet eens naar
hem kijken, indien hijzelf hen niet aanmoedigt, door de goddelijke genade te
verliezen en terug te keren naar gelegenheden en gevaren tot zonde, want dan neemt
de vrees van de duivels, die ware boete en rechtvaardiging hen inboezemt, snel
af.
In de
Hemel kan geen smart of lijden bestaan; maar indien dit zou kunnen, dan zouden
de Heiligen dit door niets zo zwaar ondervinden als door het zien van
rechtvaardigen, die terugvallen in de zonde en de genade verliezen en bij het
zien van de zondaar, die verder en verder wegzakt en zich ontoegankelijk maakt
voor de goddelijke genade. Zonde is van nature even machtig om de Hemel tot
smart en lijden te bewegen als boete en berouw voor de hel kwelling betekenen.
Overweeg dan, mijn liefste, in wat voor gevaarlijke onkunde de mensen gewoonlijk
leven, de Hemel de vreugde van de rechtvaardiging van de zielen ontzeggen, de
uitwendige glorie die daarmee gepaard gaat verhinderen, evenals de straffen die
de duivels toekomen verhinderen en hen, integendeel, de vreugdevolle triomf van
de val en ondergang van de mens aanbieden. Het is Mijn wens, dat gij, als een
trouwe en voorzichtige dienares, wordt geleid door uw hogere kennis en aan het
werk gaat om dit kwaad te compenseren. Zie toe dat gij steeds het sacrament van
de Biecht met warmte ontvangt, er eerbied en verering voor hebt en verdriet
hebt over uw zonden. Want dit sacrament boezemt de draag grote schrik in en hij
spant zich in om de zielen door zijn bedrog te beïnvloeden om dit sacrament
lauw tegemoet te treden, het in sleur te ontvangen, zonder smart en niet met de
juiste instelling. Hij is zo voortvarend in deze geschiedenis, niet alleen
omdat hij het verlies van zielen beoogt, maar ook omdat hij de kwellingen wil
ontlopen die ware boete en rechtvaardiging van zijn ontsnapte slachtoffers voor
hem als gevolg hebben.
Buiten
dit alles, mijn vriendin, wil Ik u herinneren dat, hoewel de helse draken
inderdaad de scheppers en meesters van leugens zijn en hoewel zij slechts met
de mensen omgaan om hem te misleiden en verloren te doen gaan door hun bedrog, zij toch,
in hun bijeenkomsten, als zij spreken over het misleiden van mensen, gedwongen
zijn enige waarheden toe te geven, die zij kennen en niet kunnen ontkennen. Zij
begrijpen ze, maar ze geven ze niet in goed vertrouwen aan de mensen door, maar
verduisterd en gemengd met hun eigen dwalingen en leugens, met de bedoeling hun
eigen boosaardige plannen te verwezenlijken.
|