De duivel bij de menswording van Jezus door Maria
Zodra
de mens tot de jaren van verstand is gekomen, verscherpt zich de strijd tussen
Engelen en duivels; want wanneer wij een zonde bedrijven, oefent de draak
geheel zijn macht uit om ons van het leven te beroven voordat wij de kans
hebben gehad om boete te doen en ons dus voor eeuwig verloren te laten gaan.
Teneinde onze nieuwe zonden te laten begaan, stelt hij valstrikken op onze wegen,
in overeenstemming met ieders levensstaat en spaart daarbij niemand, hoewel hij
de niet zo vervaarlijk vervolgt als de ander. Maar indien de mensen deze
geheime werden van de duivels zouden doorzien en zij de valstrikken, die volgens
hun fouten door de duivels worden geplaatst zouden onderkennen dan zouden allen
in vrees leven, velen hun wijze van leven veranderen of weigeren op bepaalde
dingen in te gaan en hun positie, waaraan ze nu zo gehecht zijn, verzaken. Maar
in onwetendheid van hun risico, leven ze verder in schuldige zekerheid; zij
weten niet genoeg om meer te geloven en te begrijpen dan wat zintuiglijk
waarneembaar is en vrezen daarom de valstrikken niet die tot hun ondergaan
geplaatst zijn. Daarom is het aantal dwazen zo groot en dat van de waarlijk
voorzichtigen en wijzen zo klein. Velen zijn geroepen maar weinig uitverkoren;
de zondaars zij er in overvloed, terwijl de deugdzamen en de volmaakten zeer
schaars zijn. De duivel verkrijgt in evenredigheid met de toename van zonden in
een ziel rechten over deze ziel en indien hij geen einde maakt aan het leven
van zijn slachtoffer dan behandelt hij hem toch als zijn slaaf. Want hij doet zich
voor, dat deze ziel hem elke dag meer en meer toebehoort, en wel, uit eigen
vrije wil, dat het daarom wel niet mogelijk is, dat ze uit zijn handen wordt
gerukt maar de hulp, die ze wordt aangeboden niet verdient; dat de verdiensten
van Christus, niet op haar van toepassing zijn, indien zij hen versmaadt dat ze
niet mag profiteren van de tussenkomst van de Heiligen, indien zij deze geheel
en al vergeet.
Door
deze en andere voorwendsels tracht de duivel de tijd van berouw, voor degenen,
die hij als de zijnen beschouwt, te verkorten. Indien hij daar niet in slaagt,
dan tracht hij de weg naar hun rechtvaardiging te blokkeren. En zijn pogingen
hebben met vele zielen succes. Maar de bescherming van God en van de Engelen
wordt niemand ontzegd en zodoende worden de doodsgevaren op ontelbare manieren
afgewend; en dit is zo zeker dat er bijna niemand is die dit niet kan beamen in
de loop van zijn leven. Zij verschaffen ons zonder ophouden inspiratie en
waarschuwingen; zij maken ons vatbaar voor deze adviezen. Wat nog waardevoller
is, zij verdedigen ons tegen de woeste toorn van de duivels en stellen daar
tegenover alles wat het verstand van een Engel of een gezegende geest bedenken
kan en alles wat hun macht en hun vurige liefde maar bedenken kan voor onze
veiligheid. Dit alles is voor sommige zielen vele malen nodig en soms, voor
alle zielen die zich overgegeven hebben aan de jurisdictie van de duivels en
die hun vrijheid en hun vermogens uitsluitend voor dit soort stoutmoedigheid
gebruiken. Ik spreek niet over heidenen, afgodendienaars en ketters. Ook deze
worden door de Engelen op dezelfde wijze verdedigd en geïnspireerd tot de
praktijk van morele deugden, die zij later als argumenten tegen de duivels
kunnen aanvoeren: maar in het algemeen is het verdedigen van hun levens hun
voornaamste bezigheid, opdat God, die hen zoveel tijd geeft voor hun bekering, gerechtvaardigd
moge worden in Zijn gedrag tegenover hen. De Engelen trachten ook hen af te
houden van het bedrijven van doodzonden, waartoe de duivels hen aanzetten; want
de liefde van de Engelen doet zich gelden zodat ze tenminste niet zulke zware
straffen oplopen, die de boosaardigheid van de duivels voor hen heeft bereid.
In het
Mystiek Lichaam van de Kerk wordt echter de zwaarste strijd tussen Engelen en
duivels geleverd, in overeenstemming met de toestand van de zielen. Al haar
leden worden gewoonlijk verdedigd met de gewone wapens, die hen gegeven zijn
door het sacramentele karakter in de ziel gegrift door de genade, bij het
Doopsel, door deugden, door het verrichten van goede verdienstelijke werken,
door toegewijdheid aan de Heiligen, door de gebeden van de rechtvaardigen en
door alle geode gevoelens die de Katholieken gedurende hun leven hebben. Deze
verdediging van de rechtvaardigen is zeer krachtig, want aangezien de Engelen
in staat van genade en in vriendschap met God leven, hebben zij meer recht dan
de duivels. Zo jagen zij hen op de vlucht door de heiligheid en volmaaktheid
van deze zielen, die zo sterk staan tegenover de krachten vanuit de hel, aan te
tonen. Dit op zichzelf zou ons de genade als het hoogste goed van de schepping
moeten doen waarderen. Er zijn andere lauwe en onvolmaakte zielen, die tot
zonde komen en zo nu en dan deze weten af te schudden. Op hen verkrijgen de
duivels meer vat om ze met hun wreedheid te vervolgen. Maar de H. Engelen
spannen zich tot het uiterste in bij hun verdediging, opdat zoals Jesaja ons
meedeelt: het geknakte riet niet wordt afgebroken, en de kwijnende vlam niet
wordt gedoofd (Jes 42:3).
Er
zijn andere zielen, die zo ongelukkig en zo verdorven zijn, dat ze gedurende
hun hele leven, nadat ze gedoopt zijn, geen goed werk verricht hebben, of
indien ze ooit uit de zonde zijn opgestegen er weer met grotere haast naar
teruggekeerd zijn, alsof zij God hadden afgezworen, levend en handelend alsof
zij geen hoop hebben op het komende leven, geen vrees voor de hel, en geen
berouw over hun zonden. In deze zielen is geen levende genade, geen poging tot
werkelijke deugd en de Engelen hebben nauwelijks een aanknopingspunt voor hun verdediging.
De duivels roepen uit: deze ziel is tenminste helemaal van ons, onderworpen aan
onze bevelen, helemaal buiten alle genaden. Zij tonen de goede Engelen alle
zonden, boosaardigheden en lusten van zon zielen, die uit eigen vrije wil zich
daardoor laten leiden. Wat er dan plaats heeft tussen de Engelen en de duivels
is ongelofelijk en onbeschrijflijk, want de duivels putten zich uit door
boosaardigheden om deze zielen voor elke hulp en inspiratie ten goede te behoeden.
Daar ze de goddelijke macht niet kunnen weerstaan, trachten ze toch met alle
kracht hen te verhinderen zich over geven aan de wekroep uit de hemel. Als God
direct of door zijn H. Engelen deze zielen heilige inspiratie doet toekomen,
dan moet bij dit soort zielen eerst de duivels op de vlucht gejaagd worden en
de ziel uit hun omcirkeling bevrijd worden, opdat deze aasgieren niet onmiddellijk
op het heilige zaad aanvliegen en het vernietigen. Deze verdediging wordt door
de Engelen meestal begeleid met de woorden:
Wie is er gelijk aan
God, Die woont in den Hoge? Wie is gelijk aan Christus, aan de rechterhand van
de eeuwige Vader? Wie is er gelijk aan de allerheiligste Moeder?
Tezamen
met andere uitroepen, waarvoor de helse draken op de vlucht slaan. Soms worden
ze daarbij teruggeworpen in de hel, maar keren zij, met nieuwe haat terug naar
de strijd.
De
helse vijanden streven er met al hun kracht naar de mensen over te halen hun
zonden te vermenigvuldigen, opdat de maat van hun zonden des te eerder vol is
en hun tijd van boetedoening en van hun leven tot een eind komt, want zouden de
duivels in staat gesteld worden om hen naar de eeuwige kwellingen te voeren.
Maar de Engelen die zich verheugen als een zondaar zich bekeert (Luc 8:17),
zelfs indien het hun niet mogelijk is zich helemaal te verbeteren, werken
ijverig om de gelegenheden tot zonden minder te maken en het aantal zonden te
verhinderen, of ze helemaal te beletten. En indien het hun, ondanks al hun
inspanningen niet mogelijk is hen terug te brengen van de zonden dan wenden zij
zich tot de allerheiligste Moeder van God, aan wie ze vragen hun Middelares of
Voorspreekster te zijn bij de Heer en Haar hulp aan hen te willen verlenen
tegen de duivels. Om Haar barmhartige liefde zo snel mogelijk te verkrijgen
sporen ze de zielen aan om enige bijzonder devotie in praktijk te brengen of
enige dienst te verrichten ter ere van de grote Vrouwe. Hoewel het waar is, dat
alle geode werken die verricht worden in staat van zonde, dode en zeer zwakke
wapens zijn tegen de duivel, houden ze toch een soort goede gerichtheid aan,
wegens het goede doel, waarop ze gericht zijn, waardoor de zondaar minder
afkering komt te staan tegenover de genade dan zonder dat hij deze werken
verricht had. Daarenboven bezitten deze werken, indien ze aangeboden worden
door de Engelen en in he bijzonder door de hemelse Moeder, in de ogen van de
Heer, een zeker leven, of wat daar op lijkt, geheel verschillend van wat er aan
gegeven werd door de zondaars, en daarom beantwoordt Hij ze ondanks het feit
dat Hij daartoe niet gebonden is, uitsluitend wegens de persoon die dit vraagt.
Op
deze verschillende manieren komen oneindig veel zielen terug van hun zondige
wegen en worden ze weggerukt van de draak. En aangezien er oneindige veel
zielen zijn, die tot een dergelijke staat vervallen zijn, bemiddelt de
allerheiligste Koningin telkens, wanneer de Engelen falen in hun verdediging.
De duivels worden wreed gekweld door hun eigen toedoen, wanneer ze gewaar
worden, dat een zondaar zich tot zijn Koningin richt of Haar hulp inroept. Zij
weten hoe liefderijk zij de zondaars ontvangt en hoe Zij zich vereenzelvigt met
hun moeilijkheden. Zonder hoop of zin tot tegenstand geven de duivels zich
onmiddellijk op als verslagen en overwonnen. Het gebeurt vele keren dat indien
God een bijzondere bekering tot stand wenst te brengen, de Koningin Zelf de
duivels met beslistheid beveelt zich terug te trekken van deze ziel en in de
afgrond terug te trekken. En Haar bevelen worden steeds geëerbiedigd. Bij
andere gelegenheden staat God hen toe de mysteries, de kracht en de heiligheid
van Zijn Moeder te zien en deze nieuwe kennis, die hen met verwarring en
ontreddering vervult, jaagt hen op de vlucht. Indien de ziel beantwoordt aan de
genade, die voor haar verkregen is door de hemelse Koningin, wordt ze bevrijd
van de aanvallen van de duivels.
Maar
hoewel de tussenkomst van de grote Koningin en Haar macht een groot effect
heeft op de duivels en hoewel de Allerhoogste geen genaden op de Kerk of de
zielen doet neerkomen zonder Haar, zijn er toch vele gelegenheden waarbij de
mensheid van het Mensgeworden Woord zelf voor ons vecht en ons tegenover
Lucifer verdedigt, samen met Zijn Moeder, waar Hij zich openlijk aan Haar zijde
schaart bij het vernietigen en overwinnen van de duivels. Zijn liefde voor de
mensen en voor alles wat met hun welzijn te maken heeft, is zo groot, dat dit
niet alleen voorkomt als de duivels direct de deugden van Christus en Zijn
verdiensten door de werking van de Sacramenten in de zielen duidelijk voor hun
ogen geplaatst worden, maar ook in andere wonderbaarlijke bekeringen, waarbij
de Heer ze met bijzonder inzicht begiftigt in het een of ander mysterie,
waardoor de verwarring bij de duivels toeneemt en zij op de vlucht slaan. Zon
soort bekering was die van de H. Paulus, van Maria Magdalena en andere
Heiligen, of wanneer het nodig is een Katholieke Koninkrijk of de Kerk te
vrijwaren voor de misleiding en de boosaardigheid van de hel. Bij zon
gelegenheden treedt niet slechts Zijn heiligen menselijkheid op, maar zelfs de
oneindige Godheid, gewapend met de almacht van de Vader. De helse horden worden
tegemoet getreden, vervuld met kennis van de mysteries en van Zijn almacht,
waardoor Hij hen overweldigt en voorkomt, dat zij hun geplande veroveringen
uitvoeren.
Wanneer
de Heer tussenbeide komt met zon machtige hulp, dan worden de helse horden en
de hele hel van verwarring met vrees bevangen en neergesmakt in de
hellekrochten, waar ze voor vele dagen onder gebrul en wanhoopskreten moeten
verblijven totdat de Heer hen opnieuw verlof geeft om tevoorschijn te komen.
Maar zodra ze toestemming verkregen hebben, komen ze met dezelfde woede terug
en werken zij zich op de zielen. Hoewel het niet in overeenstemming lijkt met
hun trots en hoogmoed om opnieuw een gevecht aan te gaan met Degene die hen
overwonnen heeft, is hun angst dat zij tot het genieten van God zullen komen en
hun gloeiende wens om dit te voorkomen zo groot, dat zij hun vervolging tot het
einde van ons leven blijven voortzetten. Mij werd te kennen gegeven dat, indien
de barmhartigheid van God niet zo schandelijk misbruikt werd, Hij veelvuldiger
Zijn goddelijke almacht tot onze verdediging zou inzetten. Dit zou Hij in het
bijzonder doen ter verdediging van het Mystiek Lichaam van de Kerk en van
bepaalde Katholieke regeringen, waardoor de raadgevingen uit de hel, die
slechts kunnen leiden tot de ruïne van het Christendom in deze tijd, tot niets
zouden ineenschrompelen. Wij verdienen deze verdediging door de oneindige Macht
niet, omdat wij allen verenigd zijn in het opwekken van de goddelijke toorn en
de hele wereld samenwerkt met de helse vijanden, in welke macht zij gevallen is
wegens het blinde najagen van het kwaad.
Bij de
bekering van de H. Paulus is de tussenkomst van de Allerhoogste zeer duidelijk,
want Hij had hem reeds in de schoot van zijn moeder uitverkoren als Apostel en
als vat van uitverkiezing. Hoewel zijn leven van vervolging van de Kerk een
serie gebeurtenissen was, die de duivels op het verkeerde been zette, juist
zoals de duivels in zoveel andere zielen bedrogen uitkomt, sloeg God hem vanaf
het moment van zijn ontvangenis gade, regelde zijn natuurlijk karakter en de
mate van zorg, die de Engelen in zijn verdediging en bescherming moesten
gebruiken. Daardoor nam de haat van de duivel toe en zijn wens om hem reeds in
het eerste jaar van zijn leven de dood te berokkenen nam ook toe. Toen de Engelen
daarin niet slaagden en later zagen, dat de Paulus de Kerk vervolgde, waren ze
erop uit om zijn leven te behouden. Toen de Engelen zich machteloos voelden om
Paulus uit zijn dwaling te trekken, waaraan hij zich helemaal gegeven had, trad
de machtige Koningin in het strijdperk en nam het voor Paulus op. Door Haar
zette Christus en de eeuwige Vader Zijn goddelijke hulp in en rukten hem uit de
greep van de draak. In één ogenblik werden, bij het verschijnen van de Heer,
alle duivels, die de H. Paulus op de weg naar Damascus vergezelden in de
afgrond geslingerd.
|