Voor Heilige olie kan je ook zelf zorgen, zonder
het te moeten vragen aan een externe bron:
·
Neem wat bio-olijfolie, laat een priester het
zegenen (indien mogelijk, maar niet noodzakelijk)
·
Neem daarna een wiek
en votiefglas of gelijkaardig (bestand tegen hitte)
·
Laat de wiek branden
voor minstens 1 uur voor een icoon, reliek van een Heilige, prent van de
Heilige, bid ondertussen tot deze Heilige
·
Behoud de rest van
de olie, en dan heb je jouw eigen olie ter ere van de Heilige.
Dit werkt ook voor de Engel
Rafael bijvoorbeeld.
Je kunt de stap van de zegening
door een priester overslaan indien nodig omdat de handeling van het branden met
toewijding de olie tot een sacramentalie maakt.
Sacramentalia (volgens Wikipedia)
De sacramentalia
of sacramentaliën (enkelvoud : sacramentale) zijn zegeningen
en handelingen binnen de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerk om het leven te
heiligen, in navolging van de sacramenten. Het onderscheid tussen sacramenten
en sacramentalia is dat sacramenten door Jezus Christus zelf zijn ingesteld
voor het eeuwige heil en sacramentalia niet direct door Christus ontstonden,
maar door de kerkelijke traditie. Christus refereerde wel naar vele
sacramentaliën en gebruik ze zelf ook (bijvoorbeeld exorcisme), maar Hij stelde
ze niet zelf in als middelen tot het eeuwig heil.
Er zijn vele
sacramentalia. Onder de sacramentalia nemen de zegeningen een belangrijke
plaats in. Enkele voorbeelden zijn :
- het gebruik van
wijwater
- zegeningen van
personen (bijvoorbeeld door ouders wanneer het kind gaat slapen, of de pauselijke
zegen)
- wijding van een
persoon (bijvoorbeeld van een abt of abdis, ritus van de religieuze
geloften en maagdenwijding)
- zegeningen over
voorwerpen (bijvoorbeeld over de maaltijd, een huiszegening, kaarsen,
autowijding, ook olie, en zout)
- wijding van een
voorwerp (bijvoorbeeld van een kerk, een altaar, een icoon, of grafaarde,
de zegening van de heilige oliën, de zegening van liturgisch vaatwerk of
gewaden, klokken, palmtakken enz.)
- het bezweren van
de Duivel (exorcisme).
Nieuwe
sacramentaliën vaststellen of erkende op authentieke wijze uitleggen, sommige
ervan afschaffen of wijzigen, kan alleen de Apostolische Stoel.
Alle zegen
komt van God en alle zegen komt bij God terug. Uiteindelijk is Degene die
zegent ook de Gezegende. Mensen zijn geroepen om de zegen te bemiddelen door
God, de Gezegende, te smeken, te loven, te prijzen en te danken. Deze
bemiddeling van Gods zegen is een liturgische, gemeenschappelijke, kerkelijke
handeling: het is, in één woord, een viering. De aard van deze viering is
bepalend voor de persoon die als voorganger het zegeningsgebed uitspreekt. Het
boek der zegeningen geeft de volgende indeling:
1. De bisschop
gaat voor in die vieringen die betrekking hebben op het hele bisdom.
2. De priester
verricht de zegeningen die betrekking hebben op de gemeenschap waarover hij is
aangesteld. Hij kan voorgaan in alle vieringen die in het boek der zegeningen
gegeven worden, maar zal aan de bisschop voorrang geven als deze aanwezig is.
3. Voor de diaken
staat steeds expliciet vermeld welke zegeningen hij kan verrichten. Feitelijk
betreft dit alle zegeningen behalve de zegeningen van zaken die worden bestemd
voor kerkgebouwen of andere cultusplaatsen, of die daarin wordt opgericht. Ook
behoort de zegening van een missionaris of van een scapulier niet tot de
functie van de diaken. Hij zal aan een priester voorrang geven als deze
aanwezig is.
4. Gelovigen
die de passende eigenschappen bezitten kunnen zegeningen verrichten op grond
van het algemeen priesterschap, waaraan zij door het doopsel en vormsel hebben
deel gekregen. Zij kunnen dit doen als zij in opdracht van de bisschop een
bijzondere taak uitoefenen in de Kerk; maar wanneer een priester of diaken
aanwezig is, zal deze in de viering voorgaan. Ook kunnen gelovigen zegenen op
grond van hun eigen taak, bijvoorbeeld als ouders van hun kinderen. Verder
kunnen worden genoemd: zegening van het gezin; van een echtpaar, kinderen,
verloofden, ouderen, zieken, een vrouw voor of na de bevalling. Ten slotte
kunnen gelovigen dieren zegenen, en zaken als een huis, een voertuig of
werktuig. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft het mogelijk gemaakt dat bepaalde
zegeningen nu ook door leken (die de juiste hoedanigheid bezitten) kunnen
worden verricht.
De canones
1166 tot en met 1172 van het Wetboek van Canoniek Recht van 1983 en artikels
1667 tot en met 1679 van de Catechismus van de Katholieke Kerk behandelen de
sacramentalia.
Wanneer voedsel besmet wordt
door straling, wegens nucleaire fall out, moeten we wat H. Olie bij ons voedsel
voegen (tijdens het koken of als olie bij de salade) om het voedsel te
zuiveren. Voor alle andere voedsel kunnen we ze wassen in wijwater, en dan zal
het voedsel gezuiverd zijn. Iedereen wordt aangeraden een voorraad H. Olie en
Wijwater in huis te hebben. Onthoud dat je geloof moet hebben, want het kan
vermenigvuldigd worden.
Relikwie of reliek
Deze zijn overblijfselen die
binnen bepaalde religies vereerd worden. Met name in het Rooms-Katholieke en
Oosters-orthodoxe Christendom speelt de verering van relikwieën een belangrijke
rol.
Relikwieën in het
christendom
Binnen het Rooms-katholicisme
worden met relikwieën de overblijfselen bedoeld van het lichaam van Heiligen
of voorwerpen die met het lichaam van Jezus, Maria of een andere Heilige in
contact zijn geweest.
Dergelijke voorwerpen worden, op
volgorde van belang, in drie categorieën ingedeeld:
- Eerstegraads relieken: lichamen of
lichaamsdelen van overleden heiligen;
- Tweedegraads relieken: voorwerpen die met
Christus of een heilige in contact zijn geweest tijdens hun leven
(kleding, schoeisel, gebruiksvoorwerpen, enz.);
- Derdegraads relieken: voorwerpen die met
Christus of een heilige in contact zijn geweest na hun dood (de Heilige
Lans, lijkwades, aarde uit een graf, enz.).
Verering
Het vereren van relikwieën is
terug te voeren op de vroeg-christelijke gewoonte om de liturgie te vieren
boven of nabij het graf van martelaren, bijvoorbeeld in de catacomben in Rome.
Toen in later tijden op of nabij de graven van martelaren kerken verrezen,
ontstond de gewoonte om relikwieën in het altaar te plaatsen. Deze gewoonte
bestaat in katholieke kerken nog steeds. Indien een altaar ontwijd is, dan
wordt de reliek terug naar de bisschop gezonden. In de geschiedenis werden aan
de relieken van heiligen wonderdadige krachten toegekend. De lichamen van
heiligen konden als 'kanaal' van goddelijke macht optreden: in die zin
verrichten de heiligen niet zelf wonderen.
Relieken van een heilige worden
vaak op de naamdag van de heilige ter verering aangeboden. In sommige plaatsen
komen de gelovigen na de mis naar voren om een theca met daarin de relikwie te
kussen.
Lier (Sint-Gummarus) :

Brugge (Heilig Bloed) :

In Lier en Brugge vinden processies
plaats, gepaard gaande met uitgebreide feestelijkheden. In andere plaatsen
worden zevenjaarlijkse heiligdomsvaarten georganiseerd:
Aken : Heiligtumsfahrt
Hasselt : Kroning van beeld van
Maria - Virga Jesse
Tongeren : Trudofeesten
Hoei : Septennales
Maastricht en Susteren :
Heiligdomsvaarten
Deze processies gaan vaak terug
op eeuwenoude tradities. Gedurende de rest van het jaar worden de relieken
bewaard in de sacristie of in een beveiligde bewaarplaats, soms onder de hoede
van een broederschap, die zich op de devotie van deze heilige heeft toegelegd.
Uit:
virgajessefeestenbe.webhositng.be Gert Gielis: Uit onze zoektocht naar de
oorsprong van de zevenjaarlijkse traditie blijkt dat de wortels van dat levende
erfgoed tweeledig zijn: enerzijds de heiligdomsvaarttraditie, anderzijds de
traditie van zevenjaarlijkse mariale processies. Een heiligdomsvaart was een
religieuze manifestatie waarbij voorname relieken publiekelijk aan de pelgrims
werden getoond. Essentieel is dat dat gebeurde tijdens een veertiendaagse
genadeperiode, die een zevenjaarlijkse turnus volgde. De historische
vergroeiing van die verschillende componenten maakt de genese van de
heiligdomsvaart complex. Bij bijzondere gelegenheden, zoals het
kerkwijdingsfeest, toon-den kapittels en abdijen voorname relieken aan
pelgrims, die daarmee aflaten konden verdienen. In de veertiende eeuw werden in
Aken de torentoning en een zevenjaarlijkse turnus ingevoerd, waardoor de
traditie van heiligdomsvaarten ontstond. In navolging van Aken namen ook andere
kapittels en abdijen (onder meer in Maastricht, Tongeren, Luik, Susteren,
Aldeneik, Sint-Truiden en Rolduc) die gebruiken over. Op die manier ontwikkelde
zich een statienetwerk, met Aken als spil. Tijdens de vijftiende eeuw ken-de de
heiligdomsvaart een groot succes, vooral in Aken en Maastricht. Maar door de
reformatorische kritiek en de godsdiensttroebelen taande het succes ervan in de
16e eeuw. De traditie overleefde de crisisperiode, maar was nog slechts een
schim van de middeleeuwse heiligdomsvaart. De gegevens over de Tongerse en
Sint-Truidense heiligdomsvaart zijn zo schaars dat we nauwelijks meer weten dan
dat de traditie in stand werd gehouden tot aan het einde van het ancien régime.
In 1790 vond de laatste heiligdomsvaart van de oude stempel plaats. Tijdens de
Franse overheersing verdwenen de reliekschatten en werden de kerkelijke
instellingen die de traditie controleerden, buitenspel gezet.
De oorsprong van de
zevenjaarlijkse processies kadert in een heel andere context. De
Contrareformatie bracht de devotie voor Maria op het voorplan. De geruchten
rond miraculeuze Mariabeelden zorgden voor de opbloei van nieuwe bedevaartsoorden
(Scherpenheuvel, Kortenbos, Hasselt, Hoei, Verviers ...). Vanzelfsprekend werd
de Heilige Maagd ook met processies vereerd. In Hasselt werd in 1682 voor de
eerste maal een zevenjaarlijkse processie gehouden. In Hoei is de
zevenjaarlijkse turnus met zekerheid aanwijsbaar vanaf 1687, al bestond hij
daar mogelijk reeds eerder. Werd daar de zevenjaarlijkse traditie van de heiligdomsvaarten
overgenomen? Hoewel culturele verbreiding niet uitgesloten is, staat een
rechtstreeks verband met de heiligdomsvaarten niet vast. Die waren reeds
geruime tijd op hun retour en bovendien verschilde het kader van de
afzonderlijke tradities enorm. In de achttiende eeuw vestigde de
zeven-jaarlijkse traditie zich definitief in Hoei en Hasselt, maar ook daar
betekende de Franse overheersing een breuk.
Handelsverbod
In de late Middeleeuwen vormden
relikwieën een bron van levendige handel. Er werden zeer veel misbruiken
gepleegd omwille van economische redenen. Hierdoor werden gelovigen niet alleen
financieel maar ook spiritueel bedrogen. Het verhandelen van gewijde objecten
en relieken in het bijzonder is kerkrechtelijk verboden (simonie). De katholieke
kerk verbiedt het handelen in eerste- en tweedegraads relikwieën. Leken mogen
in principe geen relieken bewaren in een ongewijde ruimte. Handel in relikwieën
uit de derde graad is wél toegestaan, onder toezicht van de kerkelijke
overheid. Een relikwie draagt een zegel uit was. Bij het reliek hoort een
certificaat of diploma, ook wel echtheidsverklaring genoemd. Zegels en
certificaten worden afgegeven door bisschoppen, abten en in het bijzonder de vicaris-generaal
van het bisdom Rome. Als de zegel verbroken of niet aanwezig is, is de
authenticiteit niet meer aan te tonen. Vaak krijgen bedevaartsoorden nog steeds
kostbare relieken toegezonden van populaire heiligen.
|