Verering na zijn
dood
Bari
Myra
Nicolaas van Myra zou gestorven
zijn op 6 december en begraven in zijn bisschopsstad Myra, nabij het huidige Demre,
in het zuidwesten van Turkije. Het duurde nog enige enige tijd, tot de 6e eeuw,
vóór hij als heilige werd vereerd in het Byzantijnse Rijk. In deze 6e-eeuwse
legendevorming circuleerde een verhaal over het redden van drie van hoogverraad
beschuldigde generaals onder keizer Constantijn. De verering ging voort in de Grieks-Orthodoxe
Kerk en was bijzonder verspreid in Rusland.
Myra in Turkije : 
In de 7e eeuw was de verering
van Nicolaas uit Klein-Azië over Griekenland in Rome terechtgekomen. Het huwelijk
van de Byzantijnse prinses Theophanu met keizer Otto II zorgde in de 10e en 11e
eeuw voor een verdere verspreiding naar het noorden. In 1071 viel Myra in
handen van de islamitische Seltsjoeken en begonnen de Grieken in de hiel van Italië
zich zorgen te maken over de relieken van de populaire heilige. In 1087 landde
een groep kooplieden in Myra om de beenderen al dan niet te ontvreemden en over
te brengen naar Bari. Hun terugkomst op 9 mei werd het feest van de translatie.
Twee jaar later kon paus Urbanus II de Basiliek van St-Nicolaas inwijden. Mede
doordat Bari geliefd was bij veel pelgrims op doortocht bij de kruistochten,
breidde de verering van Sint-Nicolaas zich hierna snel uit naar andere delen
van Europa, zoals Spanje, Frankrijk, Engeland, het gebied rond de Alpen,
Tsjechië het H. Roomse Rijk en de Nederlanden. Tegen 1200 was de verering van
de heilige Nicolaas in heel Europa bekend. In West-Europa kreeg deze verering
hierna steeds meer een volks karakter, terwijl zij in Oost-Europa voor alles kerkelijk
en sacraal bleef.
H. Charbel
Het graf van de H. Charbel in
Libanon is van een meer recente datum en
er komt olie uit het graf. Er blijven meldingen van mirakels die toegeschreven
worden aan de voorspraak van de H. Charbel.
Het leven van Mar
Charbel Makhlouf, O.L.M. (1828 1898) of de Heilige Charbel Makhlouf
Maronitische monnik en priester
uit Libanon. Gedurende zijn leven had hij een wijdverspreide reputatie voor
zijn heiligheid en hij werd heiligverklaard door de Katholieke Kerk. Hij is ook
gekend voor zijn miraculeuze genezingen aan zijn graf, dat gesitueerd is in de
Abdij van de H. Maron, en voor zijn vermogen om Christenen en Moslims te
verenigen.
Youssef Antoun Makhlouf werd
geboren op 8 mei 1828 in een gezin van vijf kinderen. Zijn vader was Antoun
Zaarour Makhlouf en zijn moeder Brigitta Chidiac. Ze leefden in het dorp Bekaa
Kafra in de Libanese bergen.
Zijn vader, een muilezeldrijver,
stierf toen hij drie jaar was, toen hij terugkeerde terug van gedwongen arbeid
voor het Turkse leger, en liet zijn vrouw als weduwe achter om voor hun
kinderen te zorgen. Later hertrouwde ze met een man die parochiepriester van
het dorp werd.
Youssef groeide op in een gelovig gezin en werd aangetrokken door Heiligenlevens en het kluizenaarsbestaan,
zoals werd beoefend door twee van zijn ooms. Als kleine jongen was hij
verantwoordelijk voor het hoeden van een kleine kudde dieren van het gezin. Hij
bracht de kudde naar een nabijgelegen grot, waar hij een icoon van de Heilige
Maagd Maria had geïnstalleerd. Hij bracht er de dag in gebed door.
Monnik
In
1851 verliet Youssef zijn familie en ging de Libanese Maronitische Orde binnen
in het klooster van OLVrouw in Mayfouq om zijn opleiding tot monnik te beginnen
en later naar het klooster van St. Maron in Annaya te verhuizen, gelegen in het
Jbeil-district nabij Beiroet. Hier werd hij monnik en nam de naam Charbel aan,
naar een christelijke martelaar in Antiochië uit de 2e eeuw. Hij legde zijn
laatste religieuze professie af in de Orde op 1 november 1853.
Als
jonge monnik startte Charbel zijn studie filosofie en theologie in het klooster
van de HH. Cyprianus & Justina in Kfifan om zich voor te bereiden op het
ontvangen van heilige wijding. Onder zijn leraars op het seminarie was pater
Nimatullah Kassab, die later zelf ook Heilig werd verklaard. Zes jaar later, op
23 juli 1859, werd hij in Bkerke gewijd. Hij werd teruggestuurd naar het St.
Maron-klooster, waar hij in het klooster een steng ascetisch leven leidde.
Heremiet
In
1875 kreeg Charbel van de abt van het klooster het voorrecht om als kluizenaar
te leven in de Kluizenarij van de HH. Petrus en Paulus, een kapel onder de
hoede van het klooster. Hij bracht de volgende 23 jaar door als eenzame
kluizenaar, tot aan zijn dood door een beroerte op 24 december 1898.
Zijn dood en zijn
mirakels
Charbel
werd op eerste kerstdag van dat jaar bijgezet in het klooster van St. Maron. Er
werd gemeld dat tijdens het transport van zijn lijk de slechte
weersomstandigheden de dragers belemmerden bij het uitvoeren van hun taak.
Pater
Charbel stierf aan de vooravond van Kerstmis; door de sneeuw was het zwaar. We hebben
hem op eerste kerstdag naar het klooster overgebracht. Voordat we hem
verplaatsten, viel er vlug sneeuw en waren de wolken erg donker. Toen we hem
droegen, verdwenen de wolken, en het weer klaarde op." - George Emmanuel
Abi-Saseen, een van de dragers
Een
verhaal beweert: 'Een paar maanden na zijn dood werd er een fel licht rondom
zijn graf gezien en de oversten openden het en vonden zijn lichaam nog intact.
Na die dag vloeide er een bloedachtige vloeistof uit zijn lichaam. Deskundigen
en artsen waren niet in staat om medische verklaringen te geven voor de
onvergankelijkheid van zijn lichaam. In de jaren 1950 en 1952 werd zijn graf
geopend en zag zijn lichaam er nog steeds uit alsof hij sliep. Pater Joseph
Mahfouz, de postulator van de zaak, verklaarde dat het lichaam van Sint Charbel
in 1965 nog steeds intact en zonder wijziging bewaard bleef. In 1976 was hij
opnieuw getuige van de opening van het graf; deze keer was het lichaam volledig
ontbonden. Alleen het skelet bleef over.
Verering
Op
5 december 1965 ging Paus Paulus VI voor in de viering van de zaligverklaring van pater Charbel aan het
einde van het Tweede Vaticaans Concilie. De Paus zei: "Een kluizenaar van
de Libanonberg is ingeschreven bij de zaligverklaarden... een nieuw vooraanstaand
lid van de monastieke heiligheid heeft door zijn voorbeeld en zijn voorspraak
het hele Christelijke volk verrijkt ... moge hij ons laten begrijpen, in een
wereld die grotendeels gefascineerd is door rijkdom en comfort, dat de
belangrijkste waarden van armoede, boetedoening en ascese zijn, om de ziel te
bevrijden in haar opstijging naar God.
|