De duivel bij de menswording van Jezus door Maria
De rust en zachtheid van de
oppermachtige Vrouwe tijdens deze bekoringen van de draak wekten de bewondering
van de engelen op. Zelfs de duivels verbaasden zich bij het aanschouwen van de
gedragingen van dit schepsel, en dat nog wel een vrouw, want dit hadden zij nog
nooit meegemaakt.
Het vijfde legioen volgde hen op
met bekoringen op het gebied van gulzigheid. Hoewel de oude slang niet aan onze
Koningin vroeg om stenen in brood te doen veranderen (Matt 4:3), zoals hij zich
later zou aanmatigen tegen Haar Zoon (want hij had Haar dergelijke grote
wonderen niet zien doen, omdat ze aan zijn kennis onttrokken waren), trachtte
hij toch Haar smaak te prikkelen en Haar te bekoren zoals hij dat de eerste
vrouw had aangedaan (Gen 1). Zij lieten Haar een groot feestmaal zien om haar
smaak door uitwendige verlokkingen te stimuleren, welke in Haar een
namaak-honger moest opwekken en zij gebruikten nog andere middelen om haar
aandacht te vestigen op dat wat ze Haar aanboden. Maar al hun zwoegen was
tevergeefs en zonder uitwerking; want van al deze materiele dingen was het
edele hart van onze Prinses even ver verwijderd als de Hemel van de aarde. Zij
gebruikte haar zintuigen nauwelijks tot het genieten van smaakgenoegens. Zij
nam daar nooit enige notitie van , want Zij had zich voorgenomen in alle dingen
het tegengestelde te doen van wat onze eerste moeder Eva gedaan had. Eva had op
onvoorzichtige wijze en zonder argwaan te koesteren naar de schoonheid van de
boom der kennis en de zoete vruchten daarvan gekeken, had daarna haar hand
uitgestoken om te eten en zo was ons ongeluk geboren. Maar Maria zou dit anders
doen. Zij trok zich terug, schorste de werking van haar zinnen op, hoewel Zij
toch niet in hetzelfde gevaar verkeerde als Eva. Onze eerste moeder werd
overwonnen tot onze ondergang, terwijl onze koningin overwon tot onze redding
en ons heil.
Terneergeslagen door de
verslagenheid van de voorafgaande legioenen traden de geesten der afgunst
nader. Hoewel zij de volledige volmaaktheid van de daden van de Moeder der
heiligheid niet konden peilen, voelden zij toch haar onoverwinnelijke kracht.
Zij hadden Haar onwrikbaarheid gezien en wanhoopten aan het resultaat van hun
zondige voorstellen. Toch wilde de onlesbare haat en de onmetelijke trots van
de draak zich niet gewonnen geven. Hij spande nieuwe strikken om de door de
Heer meest geliefde Vrouwe over te halen afgunstig te zijn op die dingen in
anderen, welke Zij zelf bezat, en zelfs op zaken waarvan Zij een afschuw had of
welke Zij als gevaarlijk beschouwde. Zij maakten een lange lijst op van
natuurlijke zegeningen, welke anderen bezaten en Haar ontzegd waren. En omdat
ze dachten dat bovennatuurlijke gaven Haar meer zouden ontroeren, somden zij
grote geestelijke gaven en zegeningen op, welke door de Almachtige aan anderen
geschonken ware en niet aan Haar. Maar hoe zouden deze leugenachtige
vertoningen Haar kunnen raken, Die de Moeder was van alle genaden en gaven van
de Hemel? Want de zegeningen door alle schepselen tezamen ontvangen, waren
minder dan het unieke voorrecht om de Mo3eder van de Schepper aller genaden te
zijn. Juist omdat Zijne Majesteit Haar zo verrijkt had en omdat het vuur van
Zijn Liefde in Haar brandde, wenste Zij vurig, dat de Hand van de Allerhoogste
haar medemensen des te meer ten goede zou komen en hen des te meer zou
verrijken. Hoe zou de afgunst een plaatsje kunnen vinden, waar de Liefde zo
overvloedig aanwezig was? (1 Kor. 13:4). Maar de meedogenloze vijanden hielden
aan. Zij schilderden de Koningin het schijngeluk van hen, die zich door hun
rijkdommen en behaalde voordelen, gelukkig en geacht beschouwden in deze
wereld.
Zij bewogen meerdere mensen de
allerheiligste Maria te benaderen en Haar de troost van het rijk zijn en het
goed-af zijn af te schilderen. Net alsof uitbedrieglijke geluk van stervelingen
niet vele malen in de H. Schrift veroordeeld was (Ps. 48) en de verachting van
rijkdom niet juist de kennis en de leerstelling was, welke de Koningin des
Hemels en Haar Zoon door het voorbeeld van hun leven, tot zegen der wereld,
zouden verkondigen!
De personen, die onze Hemelse
Moeder benaderd hadden, werden door Haar aangespoord de tijdelijke goederen en
rijkdommen goed te gebruiken en de Schepper van alle goede daarvoor te danken.
Zijzelf vervulde deze plicht, waardoor ze de normale ondankbaarheid van de
mensen verdelgde. Hoewel de allernederigste Vrouwe Zich onwaardig achtte en ook
maar de minste zegening van de Allerhoogste te ontvangen, gaven Haar heiligheid
en verheven waardigheid toch duidelijk gestalte aan de woorden van de H.
Schrift, in Haar naam uitgesproken: Ik bezit schitterende rijkdommen en
gerechtigheid. Want mijn vrucht is beter dan goed en edelstenen (Spreuken
8:18) In mij is alle genade van de weg der waarheid, in mij alle hoop op leven
en op deugd (Prediker 24:25). Door deze verheven schittering van deugd overwon
Zij al haar vijanden en verbaasde en verwarde Zij hen door deze voor hen nieuwe
ervaring. Want hen werd duidelijk gemaakt, dat daar waar zij hun grootste
kracht en hun fijnste geslepenheid hadden aangewend, zij het minste bereikt
hadden en de grootste terugslag ondervonden hadden.
Ondanks dit alles hielde de
duivels aan en begonnen zij met de zevende bezoeking: de luiheid. Zij
probeerden een lichamelijke ongesteldheid op te roepen, een gevoel van zwakte
en moeheid, vergezeld van ontmoediging. (Noot:
let op hier wordt bedoeld zwakte en moeheid die niet door ziekte komen) Dit
is een weinig bekende list van satan, en onder diens mantel veroorzaakt de
zonde der luiheid veel ongeluk onder de zielen en voorkomt de vooruitgang in de
deugd. Zij stelden Haar voor bepaalde oefeningen uit te stellen wegens haar
moeheid, opdat Zij ze des te beter zou kunnen volvoeren als Zij uitgerust zou
zijn. Dit is ook een van de duivelslisten, welke wij niet snel genoeg zien en
ons er daarom niet tegen verzetten. Zij probeerden ook op boosaardige wijze de
allerheiligste Vrouwe te hinderen bij bepaalde oefeningen, door Haar op
ongelegen tijden te doen bezoeken door mensen, en zodoende de beoefening van
bepaalde handelingen, welke aan tijd en uur gebonden waren te belemmeren, Maar
al dit soort misleiding werden ontdekt door de allervoorzichtigste en waakzame
Prinses. Zij voorkwam hen door Haar wijze voorzorgsmaatregelen, zonder de
vijand toe te staan in welk opzicht dan ook succes te boeken, omdat Zij in alle
dingen handelde naar de norm van de allerhoogste volmaaktheid. Haar vijanden moesten
wel ophouden, hopeloos verslagen en teruggeworpen. Lucifer was uiterst
vertoornd jegens zijn metgezellen en jegens zichzelf. Maar in hun woede en
waanzinnige trots besloten zij nog een algemene aanval op Maria te ondernemen.
Nu de prins der duisternis en
zondigheid was afgeslagen, zou men kunnen veronderstellen, dat zijn
buitensporige trots voldoende in verwarring was gebracht en vernederd zou zijn
door de overwinningen van de Koningin des Hemels. Maar aangezien hij zelfs in
zijn overwonnen staat zich tegen God blijft keren met onverzadigbare
boosaardigheid, zo erkende hij ook nu zijn nederlaag niet (Ps. 73,23). Hoewel
hij zich overwonnen diende te weten, en wel zeer grondig overwonnen door een
schijnbaar onbetekenende en zwakke Vrouwe, terwijl hij en zijn metgezellen toch
zo vele dappere mannen en hooggestemde vrouwen in hun macht hadden gekregen,
leefde zijn woede weer op, in nauwelijks bedwongen vlammen van toorn. God had
aan zijn vijanden toegestaan de zwangerschap van de allerheiligste Maria op te
merken, hen echter de indruk gevend, dat dit geheel en al een natuurlijk proces
was; want de Godheid van het Kind en andere mysteries daarmee verbonden bleven
immer verborgen voor deze vijanden. Zo waren zij ervan overtuigd, dat dit niet
de beloofde Messias was, maar dat dit Kind een man zou worden zoals de rest van
het menselijk geslacht had voortgebracht. Deze dwaling bevestigde hen ook in de
foutieve veronderstelling dat de allerheiligste Maria niet de Moeder van het
Woord (Gen 3:15) was, Die met Haar Zoon de kop van de draak zou verpletteren.
Toch veronderstelden zij, dat uit een zo dappere en steeds zegevierende Vrouwe
wel een man van uitzonderlijke heiligheid zou geboren worden. De grote draak
was hiervan overtuigd en hij wekte tegen de Vrucht van de Allerheiligste Maria
grote haat op, welke beschreven is in het 12de hoofdstuk van de Apocalyps.
Hij wachtte de geboorte van Haar Zoon af om Hem te verslinden.
Telkens wanneer Lucifer zijn
blik richtte naar het Kind, ingesloten in de schoot der allerheiligste Maagd
Maria, voelde hij de druk van een mysterieuze macht. Hoewel de aanwezigheid van
dit Kind slechts een bepaalde verzwakking en deprimering van zijn krachten
veroorzaakte, was dit toch meer dan voldoende hem woedend te maken en hem te
doen zoeken naar middelen tot de ondergang van dit verdachte Kind en Zijn
zegevierende Moeder. Hij nam de gedaanten aan van woedende stieren en schrikaanjagende
draken en trachtte Haar te naderen, echter zonder succes. Hij kwam met grote
snelheid op Haar af, maar werd steeds teruggeslagen, niet wetende, wie of wat
daar de oorzaak van was. Hij vocht als een geketend wild beest en bracht
vreeswekkende geluiden voort, welke, indien God ze niet verstomd had, de wereld
zouden hebben opgeschrikt en meerdere mensen van schrik de dood hadden
ingejaagd. Hij braakte vuur en wolken zwavel, vermengd met giftig speeksel uit
zijn muil.
De hemelse Prinses hoorden en
zag dit alles, maar het maakte op Haar niet meer indruk dan het zien van een
mug. Hij veroorzaakte storingen in de lucht, op de aarde, of in haar huis,
waarbij hij alles in het ongerede bracht, doch de allerheiligste Maria bleef
onbewogen, Zij behield Haar innerlijke en uiterlijke rust en vrede en toonde
dat Zij alleszins opgewassen was tegen al zijn pogingen.
Nadat Lucifer op deze wijze
overwonnen was, opende hij zijn onreine mond en bewoog hij zijn leugenachtige
en bezoedelde tong. Hij liet zijn boosaardigheid de vrije loop en spoog in de
aanwezigheid van de hemelse Koningin alle ketterijen en helse leugens van
sekten, welke hij en zijn metgezellen
over de wereld verspreid hadden, uit. Want nadat zij uit de Hemel geworpen
waren en nadat hen was meegedeeld, dat het goddelijk Woord het menselijke vlees
zou aannemen om het Hoofd te worden van een ras, dat Hij zou vervullen met
genaden en hemelse onderrichtingen, besloot de draak leugens en ketterijen ineen
te flansen, welke in tegenspraak waren met de waarheden en kennis, de liefde en
de aanbidding van de Allerhoogste. Aan dit werk besteedden de duivels vele
jaren voor de komst van Christus, de Heer der wereld; en geheel dit giftig
arsenaal had Lucifer, de oude slang, in zichzelf opgeslagen. Nu stortte hij het
uit, in de aanwezigheid van de Moeder der waarheid en zuiverheid, denkende dat
hij Haar zou kunnen aansteken met alle leugens, welke hij tot op die dag tegen
God waarheid had uitgedacht.
Naar wat ik aanschouwde geloof
ik zeker, dat er geen dwaling, afgoderij of ketterij is, welke tot op de
huidige dag in deze wereld bestaan heeft, welke de draak niet uitbraakte
tegenover de oppermachtige Maria. Daarom kan de Kerk Maria gelukwensen met Haar
overwinningen, als zij over Haar zegt, dat Zij, geheel alleen, alle ketterijen
van de wereld heeft uitgeroeid (Maria-officie). Zo schreed in waarheid onze
zegepralende Sulamitische, gewapend met haar deugden, gelijk een leger in
slagorde (Hoogl 7:1) naar voor, om de helse legioenen in verwarring te brengen,
hen te overwinnen en te vernietigen. Al hun leugens, en elke leugen in het
bijzonder, weerlegde zij, weersprak zij, verachtte en vervloekte zij met
onoverwinnelijk geloof en onvolprezen volharding. Zij herhaalde de verscheiden
waarheden, welke het tegendeel zijner leugens poneerden, waardoor Zij de Heer
als waar, rechtvaardig en heilig verhief.
Zij uitte zich in lofzangen,
waarin Zijn deugden en leerstellingen in waarheid, heiligheid, zonder smet en
geheel prijzenswaardig schitterden. In een vurig gebed smeekte Zij de Heer de
arrogantie van de duivels te vernederen, door hen te beletten zo vrijelijk hun
vergiftigde dwalingen over de wereld te verspreiden en Zij vroeg Hem de invloed
van de valse leerstellingen, welke reeds verspreid waren en welke hen nog
toegestaan zouden worden te verspreiden, af te zwakken.
Naar aanleiding van deze
overwinning van de grote Koningin en als antwoord op Haar gebeden zag ik, dat
de Allerhoogste de werkingssfeer van de duivels verkleinde, zodat ze de zaden
van dwaling niet meer zo breeduit zouden kunnen rondstrooien en niet zo ver
zouden kunnen gaan, als de zonder der mensheid zouden verdienen. Hoewel hun
zonden de oorzaken vormen van de vele ketterijen en sekten tot op de huidige
dag, toch zouden er nog vele meer zijn geweest, indien de allerheiligste Maria
de kop van de draak niet had verpletterd door haar grote overwinningen, gebeden
en smekingen. Mij is een groot mysterie verteld dat ons troost kan geven in de
strijd van de H. Kerk met haar zondige vijanden. Namelijk dat wegens deze
triomf van de allerheiligste Maria en op grond van een tweede overwinning,
welke Zij na de Hemelvaart van onze Heer op de duivels bevechten zou, de
Almachtige als beloning voor Haar gewonnen veldslagen besloot, dat door Haar
voorspraak en deugd alle ketterijen en sekten van de wereld, gericht tegen de
H. Kerk, zouden verdwijnen en vernietigd worden. De tijd, waarop deze zegen ons
geschonken zal worden, werd mij niet bekend gemaakt; waarschijnlijk is de
vervulling van dit decreet afhankelijk van een stilzwijgende en ons onbekende
conditie. Maar ik ben er zeker van dat, indien de Katholieke vorsten en hun
onderdanen trachtten deze grote Koningin vreugde te bereiden en zich van Haar
voorspraak bedienden, omdat Zij hun bijzondere Patrones en Beschermster is, en
indien zij al hun invloed en rijdommen, geheel hun macht en soevereiniteit
zouden inzetten tot meerdere verheffing van het geloof en de eer van God en de
allerzuiverste Maria (want dit kon wel eens de opgelegde conditie zijn), zij
als het ware de instrumenten zouden vormen, waardoor de ongelovigen weerlegd en
overwonnen zouden worden, de sekten en dwalingen van deze wereld onderdrukt, en
schitterende, grootse overwinningen voor de Katholieke waarheid zouden
bevochten worden.
Vόόr de geboorte van Christus,
onze Verlosser, scheen het Lucifer toe dat Zijn komst vertraagd werd door de
zonden van de wereld. Om Zijn komst te verhinderen probeerde hij dit beletsel
te doen groeien door de afdwalingen en misdaden van de mensen op te voeren.
Deze zondige trots van de duivel beschaamde de Heer door de schitterende
triomfen van Zijn allerheiligste Moeder. Na de Geboorte en Dood van de
Verlosser probeerde de boosaardige draak de vruchten van Zijn Bloed en
Verlossing tegen te werken. Om dit te bereiken begon hij dwalingen te zaaien en
te verspreiden, die verschrikkingen veroorzaakten, welke na de tijd der
Apostelen, de Kerk afbreuk deden en nog steeds doen. De overwinning over deze
helse boosaardigheid werd door Christus in de handen van Zijn allerheiligste
Moeder gelegd, want Zij alleen kon een dergelijke overwinning bevechten en
winnen. Door Haar werd de afgoderij uitgeroeid door het prediken van het
Evangelie, door Haar toedoen mislukten de vroegere sekten van Arius, Nestorius
en Pelagius en anderen. Zij was het Die de ijver en de zorg van de koningen,
prinsen, leraren en theologen van de H. Kerk prikkelde. Hoe kan er dan aan
getwijfeld worden dat, indien de Katholieke vorsten, zowel die van de Kerk als
van de staat, de juiste ijver betrachtten en als het ware deze Hemelse Vrouwe
hielpen, Zij niet zou nalaten hen te helpen en hen in dit leven en in het
hiernamaals gelukkig zou maken en alle ketterijen zou uitroeien?
Juist tot dit doel heeft de Heer
zo grotelijks zowel de Kerk als de Katholieke Rijken en Monarchieën verrijkt. Indien
dat niet voor dit doel geschied ware, dan was het beter, dat zij arm waren
gebleven. Het zou niet passend geweest zijn, indien alle uitwerkingen van de Evangeliën
door wonderen tot stand zouden zijn gekomen. Dit kan zeer goed door natuurlijke
middelen geschieden, door bijvoorbeeld de juiste aanwending van rijkdommen.
Maar het is niet aan mij om na te gaan of zij deze verplichtingen al dan niet
vervullen. Ik kan slechts verslag
uitbrengen van datgene, wat de Heer Zelf aan mij geopenbaard heeft: dat
degenen, die eretitels en oppermacht dragen, welke hen door de Kerk geschonken
zijn, en niet de Kerk te hulp komen, Haar niet verdedigen en hun rijkdommen
niet aanwenden tot het tegengaan van de verspilling van het Bloed van Christus,
onze Heiland, usurpators zijn en op onrechtmatige wijze deze titels bezitten,
want juist hierin ligt het verschil tussen een Christelijke en een ongelovige
vorst.
Onderrichting van de
allerheiligste Koningin Maria
De zekerste weg om de duivels te
bevechten is hen te verachten, hen te beschouwen als de vijand van de
Allerhoogste, die alle vreze Gods en alle hoop op het goede verloren heeft, die
zich door zijn koppigheid van alle hulpmiddelen tot herstel beroofd heeft en
geen verdriet heft over zijn zondigheid. U moet zich ver boven hem verheven
beschouwen, verheven en onwankelbaar in uw gedachten en hem behandelen als
verguizer van de eer en de hoogheid van zijn God. Weet dat de Heer Zelf naast u
strijdt, want er is geen twijfel dat Zijn Majesteit allen die trouw Zijn strijd
strijden, bijstaat.
Herinner u steeds, dat de
duivels alles wat u dierbaar is en wat u liefhebt, haten en verafschuwen, met
name: de eer van God en uw eeuwige zaligheid en dat zij er op uit zijn u te
beroven van datgene, wat zijzelf niet meer kunnen herwinnen. God heeft de
duivels verworpen, terwijl Hij u Zijn genade aanbiedt, gepaard met Zijn deugden
en Zijn sterkte om zijn en uw vijand te overwinnen, en u zodoende te leiden
naar het gelukkige einddoel, de eeuwige vrede. Denk daaraan en onderhoud Gods
geboden.
De aanmatiging van de draak is
groot, maar zijn zwakte is groter, en vergeleken met de goddelijke kracht stelt
hij niet meer voor dan een zwak nietigheidje. Maar aangezien zijn geslepenheid
en boosaardigheid die der stervelingen verre overtreft, is het niet raadzaam de
ziel toe te staan met hem te redetwisten, of hij nu zichtbaar of onzichtbaar is.
Luister niet naar hem en redetwist niet met hem. Indien er een bekoring u
overvalt, laat het den uw richtlijn zijn doof te zijn voor alles, wat de duivel
u voorstelt. Richt u onmiddellijk tot Mijn Zoon en roep Hem om hulp onder
aanbieding van de verdiensten van Hem. Ook naar Mij kunt gij tot uw bescherming
vluchten, want ik ben uw Moeder en Leermeesteres, tot de engelen en de rest van
voorsprekers bij de Heer. Schort de werking van uw zintuigen op, beschouw uzelf
als dood voor hen. Houd u bezig met het beoefenen van de deugd, welke
tegengesteld is aan de zonde. Stel in het bijzonder akten van geloof, hoop en
liefde.
Voor degenen die woedend zijn of
u haten, bedwing deze met liefde in woorden en daden. Breng ze tot kalmte. Om
dit te kunnen moet u de wortels van de hoofdzonden helemaal uitgeroeid hebben
en de driften beteugeld. Want in deze driften zijn de wortels van de ondeugden
te vinden en de zaden van de zeven hoofdzonden.
|