De duivel bij de menswording van Jezus door Maria
Toen Maria begreep dat Haar
allerheiligste Zoon wenste dat Zij de eer van de Allerhoogste zou verdedigen,
werd Zij zo door goddelijke liefde ontvlamd, en vervuld van zulk een
onoverwinnelijke kracht dat de hele Hel met alle woede van alle duivels als de
kracht van een paar mieren geweest zou zijn in vergelijking met de
onvergelijkelijke sterkte van onze heldhaftige Gidse. Zij zou allen overwonnen
en vernietigd hebben door het kleinste deel van haar deugden en van haar ijver
voor de eer en de glorie van de Heer. En haar goddelijke Beschermer en Helper
beschikte deze eervolle triomf van Zijn allerheiligste Moeder over de hel,
opdat de arrogantie van zijn vijanden niet langer de overmacht over ons zou
behouden en niet verzekerd zou zijn van de mogelijkheid de wereld te
vernietigen. Hij wenste slechts de Verlossing van de wereld te bespoedigen en
ons stervelingen niet slechts aan de onschatbare liefde van zijn allerheiligste
Zoon te verplichten, doch eveneens aan Maria, onze hemelse Verdedigster en
Reparatrice. Zij zou de strijd aanbinden, de optrekkende duivels tegenhouden,
hen overwinnen en onderdrukken en de mensheid in het juiste vlak plaatsen voor
de ontvangst van haar Verlosser.
O zonen der mensen, lauw en
traag van hart! Hoe komt het toch, dat gij geen oog hebt voor deze bewonderenswaardige
zegeningen? Wat is de mens, dat Gij hem zo eert en met zulke weldaden overlaadt
(Ps 8:5), O Allerhoogste Koning! Gij zendt Uw eigen Moeder en onze Meesteres
uit om voor ons te zwoegen en ter onzer verdediging de strijd aan te binden!
Wie hoorde ooit van een dergelijk gebeuren? Wie vertoonde ooit zulk een kracht
en vernuftige liefde? Waar is ons verstand? Wie heeft ons van het gebruik der
rede beroofd? Wat is dat voor een ongevoeligheid des harten? Wat heeft ons tot
zulk een lage ondankbaarheid gebracht? Welk een beschamend gedrag vertonen de
mensen, die terwijl zij voorgeven Haar zo zeer te vereren en te beminnen,
schuldig bevonden worden aan lage en schadelijke ondankbaarheid, omdat zij deze
verplichting vergeten? De ware adel en eer van de zonen van Adam zou veeleer
moeten bestaan uit het onophoudelijk dank brengen aan Haar en het offeren van
hun levens uit dankbaarheid.
De gehoorzame Moeder
beantwoordde Zijn bevel door Zich aan te bieden om te strijden voor de eer van
Haar allerheiligste Zoon, van de H. Drie-eenheid en de onze en sprak:
Mijn Heer en hoogste Goed, van
Wie ik mijn wezen en alle genade en licht, welke ik de mijne mag noemen,
ontvangen heb; aan U behoor ik geheel toe, en Gij, Heer, hebt U verwaardigd
mijn Zoon te zijn. Doe met Uw dienares wat tot Uw grotere glorie en welbehagen
strekken kan. Want indien Gij in mij zijt, en ik in U, wie zal er dan sterk
genoeg zijn Uw wil te weerstaan? Ik zal het instrument zijn van Uw machtige
arm; geef mij Uw sterkte en sluit U bij mij aan, laat ons optrekken naar de
draak en al zijn trawanten.
Intussen vertrok Lucifer uit de
bijeenkomst in de hel, geheel vervuld met haatdragende kwaadaardigheid tegen
Haar. Hij beschouwde de ondergang van alle andere zielen, in vergelijking met
die van Haar, als van zeer weinig betekenis. Indien wij de woede van satan in
werkelijkheid zouden kennen, dan konden wij beter begrijpen, wat God tot Job
zegt: dat hij staal als stro en brons als rottend hout beschouwt (Job 41:18).
Van die aard was de woede van de draak jegens de allerheiligste Maria; en zo is
ze ook nu nog jegens de zielen; want als hij de allerheiligste, de
onoverwinnelijke en sterkste Vrouw niet meer achtte dan een dor blad, hoe zal
hij dan optreden tegenover de zondaren, die hem even weinig kunnen weerstaan
als voze en rottende rietstengels? (Efez 6:16) Slechts levend geloof en
nederigheid van hart vormen het dubbele harnas, dat hen in staat stelt eerbolle
overwinningen te behalen.
Bij aanvang van het gevecht
bracht Lucifer de zeven legioenen met hun zeven bevelvoerders mee in de strijd.
Hij had hen na de verjaging uit de hemel aangesteld om de mensen te verleiden
tot de zeven hoofdzonden (Openb. 12). Elk van deze zeven eskadrons kreeg de
opdracht hun uiterste krachten in te spannen tegen de onbevlekte Prinses. De
onoverwinnelijke Vrouwe was in gebed verzonken, toen de Heer het eerste legioen
duivels toestond de strijd te beginnen, door Haar te verleiden tot de zonde der
hoogmoed, een taak waarvoor zij in het bijzonder waren aangewezen. Zij
trachtten de hemelse Koningin te benaderen door in Haar driften en neigingen
veranderingen te bewerkstelligen, want dit is de normale weg, welke de duivels
een inkom geeft in de andere stervelingen; en zij dachten dat Zij op dezelfde
wijze als andere mensen besmet was met door de zonde ongeregeld geworden
hartstochten. Zij konden Haar echter niet zo nabij komen als zij wensten, want
zij werden teruggedreven door de geur van haar deugden en heiligheid, welke hen
meer kwellingen veroorzaakte dan het vuur waardoor ze verteerd werden. Ondanks
deze hinderpaal en hoewel alleen reeds het aanschouwen van de allerheiligste
Maria voor hen een ware kwelling was, negeerde zij hun pijnen en zweepten zij
zich op tot woedende en onbeheerste toorn bij hun vasthoudende pogingen Haar
meer te benaderen en hun vervloekte en verdoemenswaardige invloed uit te
oefenen.
De allerheiligste Maria, geheel
alleen en overgelaten aan Haar natuurlijke krachten, was gereed voor de aanval
van deze ontelbare duivels; maar Zij op Zichzelf was voor hen even
ontzagwekkend en geducht (Hoogl 6:3) als vele legers in slagorde. Zij vertoonden
zich aan Haar (Ps 118:85) onder de meest afzichtelijke vermommingen en met
allergemeenste leugens. Maar de oppermachtige Koningin, ons onderrichtend hoe
wij overwinnen moeten, veranderde haar houding niet en werd noch innerlijk noch
uiterlijk bewogen, noch vertoonde Zij enige aandoening van vrees in Haar
gelaat. Zij nam geen notitie van hen en gaf hun niet meer aandacht dan aan het
kleinste miertje zou toekomen. Zij verachtte hen met een onoverwinnelijk en
grootmoedig hart; want dit soort strijd is een veldslag van deugden en gaat
niet gepaard met uitbundig misbaar en opwinding; hij wordt gevochten in alle
rust, in uiterlijke en innerlijke vrede en nederigheid. Precies even weinig
werd Zij geraakt door de hartstochten en driften; want deze waren in onze
Koningin niet dienstbaar aan de duivel. In Haar werden ze geregeerd door het
verstand en dit was onderworpen aan God, want geen Harer vermogens was door de
erfzonde in het ongerede geraakt, zoals dit het geval is in alle andere
kinderen van Adam. Daarom zegt David, dat de pijlen van deze vijanden als die
van kleine kinderen waren (Ps 63:8) en hun bewapening was gelijk aan degenen,
die geen ammunitie hebben. Zij waren slechts schadelijk voor zichzelf, want hun
zwakheid alleen al bracht hen in verwarring. Hoewel ze niet op de hoogte waren
van de onschuld en de oorspronkelijke rechtvaardiging van de allerheiligste
Maria en zodoende niet begrepen, dat ze door de gewone bekoringen niet geraakt
kon worden, konden zij toch uit de Majesteit van Haar gedrag en Haar
onwankelbaarheid hun falen afmeten, evenals hoe Zij hen verachtte. Hun pogingen
hadden niet het minste effect; want zoals de Apostel in de Apocalyps zegt
(Openb 12:18) hielp de aarde de Vrouwe, Die bekleed was met de zon, toen de
draak over Haar de vloedgolf van zijn onstuimige bekoringen uitstortte; waarmee
hij wilde zeggen, dat het aardse lichaam van deze Vrouwe niet bedorven was in
zijn vermogens en driften, zoals dat van anderen, die beroerd zijn door de
zonde.
De duivels namen daarna lichamelijk
vormen van de meest vreselijke en afzichtelijke soort aan; en zij begonnen
schrikwekkende geluiden uit te stoten, brullend met angstaanjagende stemmen,
zij gaven voor zich op Haar te storten en dreigden met haar vernietiging; zij
deden de aarde en Haar huisje schudden en trachtten door allerhande aanvallen
de Prinses dezer wereld te verontrusten en in verwarring te brengen, om dan
tenminste daarin en in het Haar doen afzien van het gebed als overwinnaars naar
voren te treden. Maar het onoverwinnelijke en grootmoedige hart van de
allerheiligste Maria raakte niet het minst in verwarring en werd niet geraakt.
Het dient in herinnering gebracht dat de Heer Haar bij het aangaan van deze
strijd helemaal deed terugvallen op de hulpbronnen van Haar eigen geloof en
deugd. Hij schortte de werkingen van de andere gaven en voorrechten, welke Zij
bij andere gelegenheden genoot, op. De Allerhoogste beschikte dit zodanig,
opdat de triomf van Zijn Moeder rijk aan glorie en eer zou zijn; daarnaast
waren er nog andere redenen, welke God heeft, indien Hij toelaat, dat de zielen
op deze wijze beproefd worden. Zijn raadsbesluiten zijn ondoorgrondelijk en
onbegrijpelijk (Rom 11:33). Bij tijden herhaalde de grote Vrouwe: Wie is er
gelijk aan God, Die leeft in den Hoge, en zorgt voor de nederigen in de Hemel
en op aarde? (Ps 112:5). Door deze woorden bracht Zij de heirscharen, welke
Haar bestreden, de nederlaag toe.
Toen schudden deze hongerige
wolven de afzichtelijk makende vormen van zich af; zij vertoonden zich in schaapsklederen
door zich om te toveren in engelen van licht, stralend en schoon. Zij naderden
de hemelse Vrouwe en spraken: Gij hebt overwonnen, Gij hebt overwonnen, zij
zijn gekomen om U te dienen en om Uw sterkte en onoverwinnelijke moed te
belonen! Zij omringden Haar en gaven in vleiende en misleidende woorden blijk
van hun vriendschap. Maar de allervoorzichtigste Vrouwe trok zich in Zichzelf
terug. Zij schorste haar zintuigelijke werkingen en verhief Zich boven Haarzelf
door middel van de ingestorte deugden, terwijl Zij de Heer in geest en waarheid
aanbad (Joh 4:23). Onder verachting van alle valstrikken en bedrieglijke
leugens van deze zondige tongen sprak Zij tot Haar allerheiligste Zoon:
Mijn Heer en Meester, licht van
het licht, en mijn Sterkte, in Uw hulp alleen stel ik geheel mijn vertrouwen en
de verheffing van Uw heilige Naam. Allen die iets anders uitspreken, zweer ik
af, verafschuw ik en verfoei ik.
Maar zij die uitsluitend slechte
daden konden bedrijven volhardden in hun onzinnige pogingen tegen de Moeder der
wijsheid en zij bleven Haar prijzen boven de hemelen, Haar Die zichzelf lager
schatte dan het laagste der schepselen. Zij schreeuwden het uit, dat zij Haar
wensten te verheffen boven alle vrouwen en Haar een zeer bijzondere gunst
zouden toestaan: zij zouden Haar uitroepen in Gods naam tot Moeder van de
Messias en zij verzekerden Haar, dat haar heiligheid groter zou zijn dan ooit
Patriarchen en Profeten bereikt hadden.
De schepper van dit nieuwe
complot was Lucifer zelf en zijn boosaardigheid wordt hier bekend gemaakt als
een waarschuwing voor andere zielen. Maar het was belachelijk om Maria, de
Koningin des Hemels, een waardigheid aan te bieden, welke Zij reeds bezat. Zij
zelf raakten in hun eigen net verward, niet alleen door het aanbieden van iets,
dat zij niet kenden en zeker nooit zouden kunnen geven, maar ook omdat zij
onbekend waren met het sacrament des Konings, dat zo innig met de meest
gezegende aller vrouwen, die zij vervolgden, verbonden was. Toch was de
zondigheid van de draak wel zeer groot, want hij wist dat hij nooit zou kunnen
vervullen, wat hij beloofde. Hij probeerde er echter achter te komen of
wellicht onze gezegende Vrouwe deze waardigheid bezat, of dat Zij hem bepaalde
tekenen zou geven waaruit hij zou kunnen afleiden, dat dit zo was. De
allerheiligste Maria kende Lucifers dubbelhartigheid en kwam haar
bewonderenswaardig met rustige kracht tegemoet. Zij beantwoordde de misleidende
vleierijen door in alle rust haar gebed te vervolgen en de Heer te aanbidden.
In het stof geboden vernederde Zij Zichzelf, Zij erkende Zichzelf als het meest
verachtelijke schepsel, verachtelijker nog dan het stof onder haar voeten. Door
dit deemoedig gebed en haar houding weerstond Zij de arrogante trots van
Lucifer voor zolang de bekoring duurde. Er gebeurde nog veel meer, maar het
scheen mij toe, dat ik noch de sluwheid van de duivels, noch hun leugenachtig
bedrog, noch hun wreedheden in volle omvang mag beschrijven, noch moet uitweiden
over al datgene wat mij werd getoond.
Verslagen en overwonnen dropen
de eerste vijanden af en maakten plaats voor de tweede bende. Deze zou Haar, Die
het armste onder de mensen was, trachten te bekoren met de zonde der hebzucht.
Zij boden Haar grote rijkdommen aan, goud, zilver, en kostbare edelstenen, en
opdat dit geen ijdele beloften zouden zijn, plaatsten zij voor Haar een grote
hoeveelheid van deze schatten, hoewel ook dit alles schijn was, want zij
dachten, dat zij grotere invloed op haar wil zouden kunnen uitoefenen door deze
voorwerpen in feite voor Haar uit te stallen. Zij begeleidden dit aanbod met
bedrieglijke woorden en zeiden Haar, dat God Haar dit alles had geschonken om
aan de armen uit te delen. Toen zij zagen dat dit alles geen effect op Haar
had, veranderden zij van tactiek en trachtten Haar ertoe te bewegen in te zien,
dat het voor Haar, die zo heilig was, toch een groot onrecht was zo arm te
blijven. Het zou veel juister zijn, dat Zij deze schatten bezat dan dat ze in
handen van verstokte zondaren bleven, want zou dit niet een onrechtvaardigheid
zijn en een frustreren van de goddelijke Voorzienigheid als de rechtvaardigen
gestraft zoude worden door armoede en Gods zondige vijanden zich zouden baden
in overvloed en rijkdommen.
De wijze man zegt: het net wordt
tevergeefs uitgespreid voor de ogen van een vogel in zijn vlucht. Dit was waar
voor alle verleidingen van onze oppermachtige Koningin; maar de boosaardigheid
van de slang was nog veel ongerijmder bij deze bekoring met hebzucht, want deze
Phoenix van armoede was zo ver verwijderd van aardse zaken en strekte haar
vluchten zelfs hoger dan die der serafijnen, dat deze lage en verachtelijke
valstrik totaal tevergeefs gespannen was. De allervoorzichtigste Vrouwe
probeerde nimmer, hoewel Zij de goddelijke wijsheid bezat, met deze vijanden te
redetwisten en dat is in waarheid ook niemand aan te raden, want zij vechten
tegen de geopenbaarde waarheden en zullen ooit hun nederlaag toegeven, ook al
zie ze haar uitwerking. De allerheiligste Maria gebruikte enige woorden van de
H. Schrift en herhaalde deze met grote nederigheid. Bij deze gelegenheid nam
Zij daartoe de woorden van de 118e psalm: Mijn rijkdommen, O Heer,
bestaan uit het onderhouden van Uw getuigenissen en Uw wetten (Ps 118:112). Zij
gebruikte vele andere teksten, waaruit haar dankbaarheid en lof voor de Heer
sprak, voor Haar schepping en instandhouding zonder haar verdiensten. Op deze zeer
wijze manier overwon Zij de tweede bekoring, tot verwarring en kwelling van
deze afgezanten der zonde.
Daarna kwam het derde legioen
naar voor, geleid door de prins der onzuiverheid, die tot taak had de zwakheden
van het vlees uit te buiten. Zij spanden zich des te meer in, omdat ze de
onwaarschijnlijkheid van een overwinning voorzagen; en zowaar, zij wonnen nog
minder veld dan de anderen, als zij al kunnen spreken van min of meer bij deze
verschillende bezoekingen van de Maagd Maria. Zij probeerden Haar walgelijke
beelden op te dringen en voor haar ogen onuitsprekelijke monsterlijkheden op te
voeren. Maar al hun pogingen waren evenzoveel lucht, want zodra de
allerzuiverste Maria de eerste tekenen van deze zonde aanschouwde, trok Zij
Zich in Zichzelf terug en schorste de activiteit van haar zinnen. Zo kon zelfs
geen zweem van een inblazing of van een onwelvoeglijk beeld haar gedachten
binnendringen, omdat geen van haar vermogens werkte. Met het meest vurige
verlangen hernieuwde Zij vele malen haar gelofte van zuiverheid in de
aanwezigheid van de Heer en Zij verdiende bij deze gelegenheid meer dan alle
maagden, die ooit bestaan hebben en nog zullen bestaan in deze wereld. De Almachtige
schonk Haar een dusdanige deugd, dat de kracht waarmee deze vijanden werden
teruggeslagen en uit de aanwezigheid van de allerheiligste Maria geslingerd
werden, in vergelijking met de kracht, waarmee een kogel de kanonloop verlaat,
oneindig veel malen groter was.
Het vierde legioen trachtte Haar
zachtzinnigheid en Haar geduld op de proef te stellen en Haar tot toorn te
bewegen. Deze bekoring bezorgde veel overlast, want de duivels haalden het hele
huis omver: zij braken en verspreidden alles, wat het huis bevatte, op een
dusdanige wijze, dat de allergeduldigste Vrouwe daar de meeste last van
ondervond, maar Haar heilige engelen snelden Haar te hulp en repareerden alle
schade. Toen ook deze poging faalde, namen de duivels de gedaante aan van enige
vrouwen, die de serene Prinses kende. Deze kwamen op Haar af in grote woede en
razernij, erger dan ooit gewone vrouwen zouden kunnen opbrengen. Zij
overlaadden Haar met vergaande beledigingen, schrokken niet terug voor
bedreigingen en namen enige noodzakelijke gebruiksvoorwerpen weg. Maar dit
waren evenzovele verachtelijke streken in de ogen van Haar, die hen doorzag;
want geen van hun aanvallen en capriolen ontsnapten aan Haar scherpzinnigheid.
Zij sloeg er geen acht op en had daar slechts minachting voor, zonde ook maar in
het minst enig teken te geven daardoor geschokt te zijn. Toen kozen de duivels
een echte vrouw uit, wier instelling overeen kwam met hun doeleinden en die zij
met hun duivelskunsten tegen de Prinses van de Hemel hadden opgezet. Om dit te
bereiken had een der duivels de gedaante aangenomen van een kennis van deze
vrouw en had haar verteld, dat deze Maria, de vrouw van Jozef, haar in haar
aanwezigheid belasterd had en haar van verschillende grote fouten, welke hij op
dat moment verzon, beticht had.
De misleidde vrouw, die van
nature zeer snel boos werd, haastte zich haar deze zachtaardig Lam en slingerde
Haar de gemeenste aantijgingen en beledigingen in het gezicht. Zij stond de
woedende vrouwe toe uit te razen en sprak haar toen toe in zachte, deemoedige
en minzame woorden, welke de vrouw deden veranderen, haar rust brachten en haar
hart verzachtten. Toen Zij de verandering zag, troostte Zij haar en waarschuwde
haar voor de duivel. Aangezien deze vrouw arm was, schonk Maria haar enige
aalmoezen en zond haar heen. Zo was dan ook deze poging ongedaan gemaakt
evenals vele andere, waarmee Lucifer trachtte onze zachte Duif te prikkelen en
Haar in diskrediet te brengen. De Allerhoogste verdedigde immer de eer van Zijn
allerheiligste Moeder en maakte daarbij gebruik van haar eigen volmaaktheid in
de deugd, haar voorzichtigheid en haar deemoed, zodat de duivel er nimmer in
slaagde haar goede naam te schaden. Zij handelde steeds zo voorzichtig en met
zult een grote zachtheid en wijsheid, dat de veelvuldige pogingen van de hel
steeds weer zonder uitwerking bleven.
|