De duivel bij de menswording van Jezus door Maria
Uit : Maria van Agreda Mystieke Stad van God (zie
mariavanagreda.weebly.com)
Lucifer en zijn trawanten
voelden op het moment van de menswording van het woord de kracht van de
rechterarm van de Almachtige, waardoor zij tot in de diepste hellekrocht
geslingerd worden. Daar lagen zij gedurende enige tijd verpletterd neer, totdat
de Heer hen, in Zijn ondoorgrondelijke voorzienigheid toestond uit deze
gevangenschap terug tevoorschijn te komen. De reden hiervan konden zijn niet
bedenken. Toen verhief zich de grote draak en hij zocht de hele aarde af naar
de nieuwe ontwikkelingen, welke zouden kunnen hebben bijgedragen tot de
verpletterende nederlaag door hem en al zijn onderdanen ondergaan. Deze
speurtocht vertrouwde de trotse prins der duisternis niet helemaal toe aan zijn
metgezellen, maar hijzelf trad met zijn metgezellen naar buiten en snelde over
de aarde om met de meest geslepen boosaardigheid te zoeken naar dat wat hij
verlangde te weten te komen. Hij bracht met dit zoeken drie maanden door en
keerde tenslotte even onwetend omtrent de juiste oorzaak als toen hij vertrok,
naar de hel terug, want de grote geheimen van de hemel kon hij toen niet begrijpen,
omdat de duisternis, waar in zijn boosaardigheid hem hulde, hem niet toestond
zich in hun schoonheid te verlustigen noch hun Schepper te verheffen en te
zegenen.
De vijand van God voelde zich
verward en gekrenkt en wist niet, waaraan dit meest toegeschreven moest worden.
Hij riep ter beraadslaging over deze zaak alle helse benden bijeen en stond aan
geen der duivels toe om daarvan weg te blijven. Hij sprak deze bijeenkomst
vanaf een hoog gelegen punt als volgt toe:
Gij allen, mijn onderdanen, weet
heel goed, hoe ik, nadat God ons uit Zijn woning heeft verwijderd en ons van
onze macht heeft ontbloot, getracht heb mij te wreken en de macht van de
Almachtige te breken. Hoewel ik Hemzelf niet kan krenken, heb ik noch tijd noch
inspanning gespaard om mijn oppermacht uit te breiden over de mensen, die Hij
bemint. Door eigen kracht heb ik mijn rijk bevolkt (Job 41:25) en vele volkeren
en stammen gehoorzamen en volgen mij (Lucas 4:6). Dag in dag uit verleid ik
ontelbare zielen, ontneem hen de kennis en het bezit van God en zorg ik ervoor,
dat zij het geluk, dat wij verloren hebben, niet kunnen genieten. Ik lik ze
naar de eeuwige pijnen, welke zij doorstaan, omdat ze ingaan op mijn lessen en
mijn leiding volgen: op hen wier ik de wraak, welke ik tegen hun Schepper
koester. Maar dit alles lijkt mij van weinig belang tegenover de plotselinge
tegenslag, welk wij ondervonden hebben; want een dusdanige krachtige en
vernietigende aanval hebben zij, sinds wij uit de hemel werden geslingerd niet meegemaakt.
Ik moet erkennen, dat zowel uw macht als de mijne een ernstige klap heeft
gekregen. Deze nieuwe en uitzonderlijke nederlaag moet een nieuwe oorzaak
hebben en onze zwakte, zo vrees ik, zou het begin van onze ondergang kunnen
zijn.
Deze zaak maakt hernieuwde ijver
nodig, want mijn woede is onstilbaar en mijn wraak is niet verzadigd. Ik heb de
hele aarde afgezocht, alle bewoners zorgvuldig bestudeerd, en ik heb niets
merkwaardigs ontdekt. Ik heb alle deugdzame en volmaakte vrouwen van het
geslacht van Haar, Die wij in de Hemel hebben gezien, gade geslagen en
vervolgd. Maar ik heb geen aanwijzing gevonden, dat Zij reeds geboren zou zijn,
want ik heb er geen een aangetroffen die het merkteken bezit van de Moeder van
de Messias. Een Maagd, waar ik bang voor was en die ik vervolgde in de tempel,
is reeds gehuwd, daarom kan Zij niet degenen zijn, die wij zoeken, want Jesaja
zegt dat Zij een Maagd dient te zijn (Jes 7:14). Toch vrees en haat ik deze
Maagd, want een dusdanig deugdzame Vrouw zou wellicht de Moeder van de Messias
of van de een of andere grote profeet kunnen zijn. Tot op dit moment heb ik Har
niet klein kunnen krijgen en van Haar leven begrijp ik minder dan van andere
levens. Zij heeft mij immer dapper weerstaan, zij ontsnapt aan mijn geheugen en
als ik mij Haar herinner en Haar wil naderen, dan gelukt mij dit niet. Ik ben
her er met mijzelf niet over eens of deze moeilijkheden ten opzichte van Haar
een wonderdadige oorsprong hebben of slechts aan mijn vergeetachtigheid te
wijten zijn, of dat ze eenvoudigweg het gevolg zouden zijn van de minachting,
welke zon onbetekenende Maagd mij inboezemt. Maar ik zal hier nog eens ernstig
over nadenken; want nog niet lang geleden konden zij het bevel, waardoor ons
het recht om in bepaalde personen onze intrek te nemen ontnomen werd, niet
weerstaan en werden wij daardoor verjaagd. Dit eist zeer zeker genoegdoening en
alleen al om wat Zij bij die gelegenheden gedaan heeft, verdient Zij mijn
toorn. Ik besluit om Haar te vervolgen en te overwinnen en gij allen sluit u
bij mij aan in deze onderneming, met aanwending van al uw krachten en geheel uw
boosaardigheid, en zij, die zich bij deze verovering onderscheiden, zullen
grote beloningen uit mijn handen ontvangen.
Het hele helse gespuis, dat
aandachtig naar Lucifer had geluisterd, was het eens met zijn bedoelingen. Zij
prezen hem en zeiden hem niet ongerust te maken over deze Vrouw, Die
gemakkelijk overwonnen zou kunnen worden, waar hij zijn triomfen over zou
kunnen vieren, aangezien zijn macht zo groot was en hij heel de wereld
beheerste (Joh. 14:30). Daarna begonnen zij middelen te beramen om de
allerheiligste Maria te verstrikken, in de veronderstelling, dat Zij een zeer
deugdzame en heilige vrouw was, echter niet wetende dat Zij de Moeder van het
mensgeworden Woord was.
Want toen wisten de duivels nog
niets van het verborgen sacrament, dat met Haar verbonden was. Daarom bonden
Lucifer en zijn gezellen onmiddellijk een machtige strijd aan met de Hemelse Prinsen
waardoor het Haar mogelijk was de kop van de draak meermalen te verpletteren
(Gen 3:15). En toch, hoewel dit een grote strijd was en een der opmerkelijkste
botsingen, welke Zij in haar leven had, vocht Zij er ngo een op een later
tijdstip, na de Hemelvaart van haar allerheiligste Zoon. Die strijd was daarom
te meer opmerkelijk, omdat Lucifer Haar toen reeds kende als de Moeder van God.
De H. Johannes spreekt hierover in het 12de hoofdstuk van de
Apocalyps.
Hoewel de Almachtige de duivels
steeds door Zijn kracht zou kunnen intomen en beteugelen, gaat Hij in deze de
weg, welke Zijn onmetelijke goedheid past. Op deze grond verborg de Heer voor
deze vijanden de waardigheid van de allerheiligste Maria en de wonderbaarlijke wijze
van Haar zwangerschap, evenals Haar ongeschonden maagdelijkheid voor en na de
geboorte, en Hij verborg dit geheim nog meer afdoend door Haar een echtgenoot
te geven. Op dezelfde grond waren zij onzeker omtrent de Godheid van Christus,
onze Heer tot op het moment van Zijn Dood; eerst toen zagen zij in, dat zij
misleid waren en zich vergist hadden met betrekking tot vele geheimen van de
Verlossing. In plaats van de Joden over te halen Hem de meest wrede dood te
laten sterven, zouden zij dan getracht hebben deze te voorkomen; zij zouden dan
getracht hebben onze Verlossing tegen te houden door aan de wereld bekend te
maken dat Christus de ware God was. Daarom verbood Christus aan Petrus en de
rest van de Apostelen, toen Petrus Hem beleed als Christus, deze uitspraak aan
wie dan ook bekend te maken (Matt 16:20). Hoewel zij, wegens de wonderen welke
Hij verrichtte en de duivelsuitdrijvingen welke Hij wrochtte, Hem begonnen te
verdenken de Messias te zijn en Hem de Zoon van God noemden, stond Zijn
Majesteit hen niet toe dit publiek te maken. Ook ontbrak bij hen nog de nodige
overtuiging. Want hun argwaan luwde, toen zij onze Heer verguisd en vermoeid
zagen: zij konden nooit doordringen in het mysterie der nederigheid van de Heiland
en hun opgeblazen trots hield hen in duisternis gevangen.
Aangezien Lucifer ten tijde van
deze vervolging de waardigheid van Maria, de Moeder van God, niet kende, was
zijn aanval, ook al was hij hevig, niet zo verschrikkelijk als degene welke Zij
later door zou maken, toen hij wist, wie Zij in werkelijkheid was. Indien hij
bij dit geval in kwestie geweten had, dat Zij Degene was, Die hij in de Hemel
gezien had, bekleed met de zon en (Openb 12:1) dat Zij zijn kop zou
verpletteren (Gen 3:15) zou hij opgezweept zijn tot verscheurende woede en
verteerd zijn in gloeiende toorn. Zij vroegen zich af: wie is toch deze Vrouwe,
waartegen onze kracht te pletter loopt en in het niet verdwijnt? En: is Zij
wellicht degene, Die de eerste plaats onder de schepselen bekleedt?
Anderen oordeelden het
onmogelijk, dat Zij de Moeder van de Messias zou zijn, waarop de mensen
wachtten, want naast het feit dat Zij een man had, behoorde Zij met Haar
echtgenoot tot de armste, de kleinste en de meest onbetekenende bevolkingsgroep
in deze wereld. Zij hadden geen openbare wonderen verricht, niets bijzonders
gedaan en zij werden niet bijzonder geëerd of geacht door enige hunner
medemensen. Gezien de arrogantie van Lucifer en zijn trawanten konden deze zich
niet indenken, dat een zo grote nederigheid en geringschatting van zichzelf
verenigbaar zou zijn met de waardigheid van Moeder van God. Lucifer kon niet
begrijpen, dat God in heel Zijn macht, datgenen voor Zichzelf zou kiezen, wat
de duivel voor zijn eigen waardigheid schuwde, waarvan hij wist, dat deze toch
kleiner was dan de waardigheid van de Almachtige. Kort gezegd: hij werd misleid
door eigen arrogantie en trots, want dit zijn de ondeugden, welke bij uitstek
het verstand verduisterden en de wil naar de ondergang doen voeren. Op deze
grond zegt Salomon, dat hun eigen boosaardigheid hen blind maakte (Wijsh 2:21),
opdat zij niet zouden onderkennen dat het eeuwige Woord van zulke middelen
gebruik zou maken om de trots en de arrogantie van de draak te verbrijzelen.
Want zijn gedachtewereld was ver van die van de Almachtige verwijderd, verder
dan de aarde van de Hemel (Jes 55:9). Hij had gedacht dat God van de Hemel in
de wereld zou gekomen zijn met groot vertoon van kracht, waardoor de trotse
prinsen en koningen, die de duivel vervuld had met arrogantie, vernederd zouden
worden. Hij was in de verleiding der vorsten zo goed geslaagd, dat velen van
hen die vóór Christus regeerden, zo opgeblazen waren van trots en eigendunk,
dat zij hun nuchter oordeel verloren hadden en vergeten waren, dat zij
sterfelijke en aardgebonden waren. Lucifer beoordeelde al deze dingen naar zijn
eigen ijdelheid en in overeenstemming met zijn eigen werkwijze tegen Gods
werken.
Maar de oneindige Wijsheid nam
maatregelen, welke buiten het bevattingsvermogen van Lucifer lagen, want Hij
kwam niet alleen om hem door Zijn Almacht te overwinnen, maar ook door
nederigheid, deemoed, gehoorzaamheid en armoede, dat waren de wapens uit Zijn
arsenaal (2 Kor 10:4); de lege praal en trots door de rijken van deze wereld
tentoon gespreid waren Hem vreemd. Hij kwam bekleed en verborgen onder de
uitwendige verschijningsvorm van kleinheid. Hij koos een arme Moeder. Hij kwam
om alles wat de wereld op hoge prijs stelde, te verachten en leerde ons de ware
wetenschap des levens in woord en voorbeeld. Zo werd de duivel overwonnen door
die dingen, welke afzichtelijk en afstotend op hem werkten.
In onbekendheid met al deze
mysteries bracht Lucifer enige dagen door met het bestuderen en het verkennen
van de allerheiligste Maria, haar karakter, temperament, neigingen; de kalmte,
gelijkmatigheid en kiesheid harer gedragingen, maar de vijand kon daar geen
zwakke plaats in ontdekken. Nadat hij zich overtuigd had van de volmaaktheid en
minzaamheid van alles, wat tot Haar wezen behoorde, en gezien had, dat Zij als
een ondoordringbare vesting was, keerde hij naar zijn duivels terug en besprak
met hen de grote moeilijkheden, welke haar val in de weg stonden. Zij
ontwierpen allen grootse plannen voor de aanval, waarbij zij zich onderling
moed inspraken, om tot een overwinning te geraken.
De Allerhoogste lichtte Maria in
en sprak : Mijn Bruid en mijn Duif, de helse draak is in zo grote woede
ontstoken tegen mijn heilige Naam en allen, die hem aanbidden, dat hij zonder
enige uitzondering allen wil vernietigen en wil proberen in zijn drieste
ijdelheid mijn Naam uit het land der levenden te verwijderen. Ik verlang, mijn
Geliefde, dat gij voor mijn zaak en mijn Naam ten strijde trekt tegen de wrede
vijand; en Ik zal u daarin bijstaan, want Ik ben aanwezig in uw maagdelijke
schoot. Het is mijn wens, dat gij mijn vijanden zult doen terugschrikken en
zult vernietigen, voordat Ik in de wereld verschijn; want zij zijn ervan
overtuigd, dat de Verlossing nabij is en daarom is hun verlangen zo sterk alle
zielen tot hen over te halen en hen zonder uitzondering te vernietigen, voordat
de wereld verlost is. Ik vertrouw deze overwinning aan uw trouw en uw liefde
toe. Strijd zowel in Mijn Naam als in uw eigen naam tegen deze oude slang.
(Openb 12:9)
|