Opdat
niettemin de dienende gehoorzaamheid van ons geloof in overeenstemming zou zijn
met de rede, behaagde het God aan de innerlijke bijstand van de Heilige Geest
uitwendige tekenen van zijn openbaring te verbinden: namelijk goddelijke
werken, in de eerste plaats wonderen en profetieën. Daar zij Gods almacht en
onbegrensde weten in rijke mate bewijzen, zijn zij volkomen zekere en binnen
het bevattingsvermogen van allen gelegen passende tekenen van de goddelijke
openbaring. Daarom verrichtte Mozes, verrichtten de profeten en zeer in het
bijzonder Christus de Heer, zelf vele wonderen in het openbaar en profeteerden
zij aangaande de toekomst. VC 1, Dei Filius, DS 1790
Wie
zegt, dat de goddelijke openbaring niet door uiterlijke tekenen geloofwaardig
kan worden, maar dat zij dus door zuiver innerlijke ervaring van een ieder of
door persoonlijke verlichting de mensen tot het geloof zou bewegen, die zij
uitgesloten. Dei Filius, DS 1812
Het
is de functie van apologetiek om de redelijkheid van het Geloof aan te tonen. Mgr. Fenton legt uit:
... Het is het centrale en essentiële doel van
apologetiek om duidelijke aanwijzingen te
geven dat het katholieke dogma, aangeboden als een boodschap van God aan de
mens, feitelijk door God zelf is geopenbaard. Omdat deze leer naar voren komt
als bemiddeling in plaats van onmiddellijke openbaring, kunnen we niet alleen
vertrouwen op de ervaring van diegene die rechtstreeks de goddelijke
communicatie heeft ontvangen. We kunnen het juiste goddelijke auteurschap van
deze boodschap vaststellen in het licht van de natuurlijke rede, op dezelfde
manier waarop we het auteurschap van elke andere communicatie die via indirecte
kanalen tot ons komt kunnen onderscheiden.
De kerk zelf doet een duidelijk beroep op al deze motieven van
geloofwaardigheid. Zonder aarzeling verklaart zij dat haar leer rationeel
aanvaardbaar is als goddelijke openbaring, omdat het wordt gegarandeerd door
onmiskenbare tekenen van Gods getuigenis hierover. (Fenton, We Stand with Christ)
Het doel van de motieven van geloofwaardigheid is om de
daad van goddelijk geloof redelijk en voorzichtig te maken, in plaats van
willekeurig of gebaseerd op het gevoel:
De instemming van het geloof is een daad van deugdzaamheid. Het zou daarom
verstandig en redelijk moeten zijn. Maar voorzichtigheid dicteert dat er niets
standvastig wordt geloofd, tenzij bewijs het geloofwaardig maakt. Daarom moeten
de mysteries van het geloof die we het meest standvastig moeten geloven,
duidelijk geloofwaardig zijn. (Pr.
Reginald Garrigou-Lagrange, O.P., De Theologische Deugden vol 1, p. 104)
Onze
Heer Jezus Christus bewerkte Zijn mirakels als motieven van geloofwaardigheid van
de waarheid van Zijn beweringen en Zijn openbaring:
Als
wat ik doe niet van mijn Vader komt, geloof me dan niet, maar als dat wel het
geval is en u gelooft me toch niet, geloof dan tenminste wat ik doe. Dan zult u
begrijpen dat de Vader in mij is en dat ik in de Vader ben. Johannes 10:37-38
Paus
Pius IX heeft het over de rol van de motieven van geloofwaardigheid in het
leiden van zielen tot Geloof in zijn eerste encycliek Qui Pluribus nr 7-8:
Onze heilige religie werd niet uitgevonden door de
menselijke rede, maar werd genadig geopenbaard door God; daarom kan men vrij
gemakkelijk begrijpen dat religie zelf al haar kracht verwerft van het gezag
van God die de openbaring heeft gedaan, en dat het nooit door menselijke rede
kan worden bereikt of vervolmaakt. Om niet misleid te worden en te dwalen in
een zaak van zon groot belang, moet de menselijke rede inderdaad zorgvuldig
het feit van goddelijke openbaring onderzoeken. Na dit gedaan te hebben, zou
men er absoluut moeten van overtuigd zijn dat God heeft gesproken en Hem daarom
rationele gehoorzaamheid moeten tonen, zoals de Apostel Paulus ons leert [Rom
13: 1]. Want wie kan mogelijk niet weten dat alle geloof moet worden gegeven
aan de woorden van God en dat het in volledige overeenstemming is met de rede
zelf om doctrines te accepteren en krachtig te ondersteunen waarvan het heeft
vastgesteld dat deze door God zijn geopenbaard? En God kan niet bedriegen of bedrogen
worden.
Hoeveel prachtige bewijzen zijn er om de menselijke rede op de duidelijkste
manier te overtuigen dat de religie van Christus goddelijk is en dat "het
hele principe van onze leerstellingen voortkomen van de Heer van de Hemel";
daarom bestaat er niets duidelijker, vaster of heiliger dan ons geloof, dat op
de sterkste fundamenten rust. Dit geloof, dat voor het leven onderwijst en
wijst op redding, dat alle ondeugden uitdrijft en de vruchtbare moeder en
verpleegster van de deugden is, is gevestigd door de geboorte, leven en dood,
opstanding, wijsheid, wonderen en profetieën van Christus Jezus, zijn
goddelijke auteur en vervolmaker! Door het licht van onderwijs van boven,
verrijkt met de schatten van Hemelse rijkdom werd dit geloof beroemd en
opmerkelijk door de voorspellingen van zoveel profeten, zoveel prachtige wonderen,
de standvastigheid van zoveel Martelaren, en de glorie van zoveel Heiligen!
Het is echter belangrijk om te begrijpen dat de
instemming van goddelijk geloof in wezen verschilt van en beter is dan de
instemming met de motieven van geloofwaardigheid. De ziel is in staat om de
waarheid en de kracht van de motieven van geloofwaardigheid te begrijpen door
het licht van de rede, zelfs zonder genade. Deze motieven wijzen naar geloof
maar creëren het niet. Geloof is niet de som van de motieven van
geloofwaardigheid. Integendeel, door geloof accepteren we, met behulp van Gods
genade, de bovennatuurlijke waarheden van God omdat Hij ze heeft geopenbaard en
God kan ons niet bedriegen of in verwarring brengen.
Mgr. Fenton legt het zo uit:
[De Kerk] beseft natuurlijk dat de instemming met het goddelijk geloof, als aanvaarding
van een leer die intrinsiek bovennatuurlijk is, moet gebeuren met behulp van bovennatuurlijke
genade die van God zelf komt. Deze in wezen bovennatuurlijke hulp, die de mens
in staat stelt standvastig in te stemmen met de waarheid van een geopenbaarde
leer die absoluut buiten de natuurlijke competentie van enig wezen ligt, is wat
de kerk de innerlijke hulp van de Heilige Geest noemt. Volgens de leer van het
Vaticaans Concilie zijn de motieven van geloofwaardigheid heel verschillend van
deze innerlijke hulp van de Heilige Geest. Het is hun functie om van ons geloof
iets redelijks en verstandigs te maken. (Fenton, We Stand with Christ)
De
instemming met het goddelijk Geloof is een bovennatuurlijke en reddende daad en
vereist goddelijke genade, waarvoor reden een kostbare gave is en het begin
van menselijke redding (DS 801):
Hoewel
echter de instemming van het geloof geenszins een blinde beweging van het hart
is, toch kan niemand "de prediking van de heilsboodschap beamen', zoals
dat voor het verkrijgen van het heil noodzakelijk is, 'zonder verlichting en
inspiratie van de Heilige Geest, die alleen de zoetheid van de instemming met
en de aanname van het geloof verleent". Daarom is het geloof ook daar,
waar het niet in liefde tot uitdrukking komt, toch in zichzelf een geschenk
Gods en de geloofsdaad is een tot het heil geordend werk, waardoor de mens God
zelf vrije gehoorzaamheid betoont, doordat hij met Zijn genade, die hij ook zou
kunnen weerstaan, instemt en meewerkt. - DS 1791
Wie
zegt, dat de instemming met het christelijk geloof niet vrij is, maar
noodzakelijk zou plaatsvinden op grond van de bewijzen van het menselijk
verstand, of dat alleen voor het levende geloof, dat in de liefde tot
uitdrukking komt, de genade Gods nodig zou zijn, die zij uitgesloten. - DS 1814
Vandaar
dat de motieven voor geloofswaardigheid het fundament zijn van Geloof voor
zover ze ons Geloof redelijk en geloofwaardig maken. Ze zorgen ervoor dat het
Geloof niet willekeurig, blindelings en ongegrond is. Ze kunnen Geloof
teweegbrengen, maar ze zijn echter niet de oorzaak van Geloof, dat God is die
de mens innerlijk beweegt door genade (H. Tomas van Aquino, Summa
Theologica)
Doordat ons Geloof redelijk is en geloofwaardig dat
een rationeel onderzoek kan worden gedaan betreffende de goddelijke waarheden,
en dit is wat de wetenschap van Heilige Theologie (Sacred Theology) zich mee
bezig houdt. En omdat God die de bovennatuurlijke waarheid aan ons openbaarde,
dezelfde is die ons met rede heeft begiftigd, kunnen Geloof en rede nooit in
conflict zijn:
Hoewel het geloof boven het verstand staat, zo kan
er toch nooit een werkelijke tegenstelling zijn tussen geloof en rede, omdat
dezelfde God, die de geheimenissen openbaart en het geloof ingeeft, de
mensenziel ook het licht van de rede heeft gegeven. God echter kan zichzelf
niet verloochenen en de waarheid kan met de waarheid niet in tegenspraak zijn.
De oppervlakkige schijn van zulk een tegenspraak komt meestal daaruit voort,
dat de geloofswaarheden niet in de zin van de Kerk opgevat of uitgelegd worden
of dat tijdgebonden meningen voor uitspraken van het verstand doorgaan.
"Elke bewering, die de waarheid van het verlichte geloof weerspreekt,
verklaren wij voor vals" VC I, Dei Filius, DS 1797
Geloof
is dan een bovennatuurlijke en onverdiende gave van God, die niet in
tegenstelling is met de rede maar in harmonie ermee, en het vervolmaakt, net zoals
genade de natuur vervolmaakt:
Door
zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet
aan uzelf; het is een geschenk van God en geen gevolg van uw daden, dus niemand
kan zich erop laten voorstaan. Efeziërs 2:8-9
Erken
Christus als Heer en eer hem met heel uw hart. Vraagt iemand u waarop de hoop
die in u leeft gebaseerd is, wees dan bereid om u te verantwoorden. 1 Petrus
3:15
De
modernisten van het Tweede Vaticaans Concilie houden er echter van in verband
met geloof te spreken over ervaring, vooral als ontmoeting. Als je kijkt
naar de toespraken van Bergoglio over Geloof en zaken die ermee verband houden,
zal je zien dat er een onophoudelijk beroep
op ervaring wordt gedaan. Geloof is zelden een intellectuele instemming voor de
modernisten; het wordt meestal afgeschilderd als iets dat lijkt op een gevoel,
een gebeurtenis, een proces of een ontmoeting.
|