Sluwe
ontkenning van Bergoglio : Verrees Christus werkelijk uit de Doden? 26/4/2018
Een
van de dogmas die modernisten het meest haten is deze van de Verrijzenis de
Verrijzenis van Jezus Christus in 33 n. Chr. evenals de verrijzenis van het
lichaam op het einde der tijden (voor de uitverkorenen, een verrijzenis tot
glorie; voor de verdoemden, een verrijzenis tot schaamte zie Joh 5:28-29).
Maar de Apostolische Geloofsbelijdenis is een zeer duidelijke verkondiging van
de Verrijzenis van het lichaam : Ik geloof in de heilige Geest; de heilige
katholieke kerk, de gemeenschap van de heiligen; de vergiffenis van de zonden; de verrijzenis van het lichaam; het
eeuwig leven. De verrijzenis van het lichaam is precies wat de Kerk dogmatisch
leert (Catechismus van Trente), niet zomaar een verrijzenis van
persoonlijkheid.
En
een dogma is heilig en moet eeuwigdurend bewaard worden, zoals in de
dogmatische constitutie Dei Filius, DS 1800: Daarom moet ook altijd aan de
betekenis van de geloofswaarheden worden vastgehouden, die eenmaal door de
heilige moeder de Kerk zijn uitgesproken. Nooit mag men van deze betekenis
onder de schijn en de naam van een hogere kennis afwijken. "Zo groeie dan
en ontvouwe zich met kracht de kennis, wetenschap en wijsheid in een ieder en
in de gemeenschap, in de enkele mens zowel als in de ganse kerk, overeenkomstig
de stadia van de leeftijd en van de tijdperken, maar op de hun passende wijze,
in dezelfde geloofsleer namelijk, in dezelfde zin en in dezelfde
betekenis".
Bergoglio
zorgt voor zijn eigen bijdrage om dit dogma te ondermijnen. En hij doet dit op
subtiele wijze. Op 19 april 2017 gaf Bergoglio catechese over de Verrijzenis
van Christus gedurende zijn Algemene Audiëntie. Maar wat in grote mate een zeer
mooi geschreven en orthodoxe tekst is, slaagt hij erin twee zware dwalingen te
verkondigen:
Als
in feite alles was geëindigd met zijn dood, zouden we in Hem een voorbeeld van
volledige zelfverloochening hebben, maar dit zou niet in staat zijn om ons geloof
te genereren. Hij was een held. Hij stierf, maar Hij is Verrezen omdat geloof
uit de Verrijzenis voortkomt. Het aanvaarden dat Christus dood is en dat Hij
stierf aan het Kruis is geen akte van geloof. Het is een historisch feit.
Geloven dat hij verrezen is, aan de andere kant is een akte van geloof. Ons
geloof begint op Paasochtend.
Voor
de meesten kan dit misschien onschuldig lijken, maar het is het niet. De twee
dwalingen die Bergoglio hier heeft verkondigd zijn:
1
de ontkenning van Christus Kruisiging en Dood als artikelen van het geloof
2
de ontkenning van de Verrijzenis als historisch feit
Bergoglio
laat er geen twijfel over bestaan dat hij deze twee dwalingen aanhangt, want hij
zet ze zelfs tegenover elkaar om aan te tonen dat wat hij beweert essentieel
verschillend is: Christus Lijden/Dood aan de ene kant, en dan Zijn Verrijzenis
aan de andere kant. Het eerste idee is niet zoals het tweede; het tweede is
niet zoals het eerste. Laten we eens kijken naar de twee dwalingen.
Eerst
en vooral is het belangrijk te begrijpen dat iets kan geaccepteerd worden door
rede los van geloof, en toch tegelijk een artikel van geloof zijn. Een
voorbeeld hiervan is het bestaan van God. Het kan aangetoond worden aan de hand
van geschapen dingen en vandaar is het alleen kenbaar door rede (Paus Pius XI, encycliek
Studiorum Ducem nr 16) en toch is het ook een dogma van het Geloof. Het is
zelfs een dogma van het Geloof dat het bestaan van God kan bewezen worden uit
rede alleen. Vat Con I, Dogmatische Constitutie Dei Filius :
1806
Wie zegt, dat de ene en ware God, onze Schepper en Heer, met het natuurlijke
licht van het menselijk verstand, door dat wat gemaakt is, niet met zekerheid
gekend kan worden, die zij uitgesloten.
1812
Wie zegt, dat de goddelijke openbaring niet door uiterlijke tekenen
geloofwaardig kan worden, maar dat zij dus door zuiver innerlijke ervaring van
een ieder of door persoonlijke verlichting de mensen tot het geloof zou
bewegen, die zij uitgesloten.
De
Kruisiging en Dood van Jezus van Nazareth zijn onbetwistbaar historische
feiten. Deze gebeurtenissen kunnen bewezen worden door de geschiedkunde, en zo
kunnen ze apart gekend worden los van de deugd van goddelijk Geloof. Christus
Kruisiging en Dood zijn ook dogmas van het Geloof dogmas die duidelijk
goddelijke openbaringen zijn in het Nieuwe Testament en waarin we ons geloof
belijden elke keer we de Apostolische Geloofsbelijdenis bidden:
Ik
geloof in God, de almachtige Vader,
Schepper van hemel en aarde.
En in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer,
die ontvangen is van de heilige Geest,
en geboren uit de Maagd Maria;
die geleden heeft onder Pontius Pilatus,
gekruisigd is, gestorven en begraven.
Ook het Concilie van Trente leert ons dat onze Heer Jezus Christus, die ons,
terwijl "wij vijanden waren", (Rom. 5, 10) "wegens
zijn overgrote liefde, waarmee Hij ons heeft liefgehad" (Ef. 2, 4)
door zijn allerheiligste lijden op het hout van het kruis voor ons heeft
verdiend en voor ons aan God, de Vader genoegdoening heeft bewerkt. (Sessie VI,
Hoofdstuk 7, DS 799).
De
zaak is duidelijk: het Lijden en Dood van Christus zijn niet alleen historische
feiten; ze zijn ook dogmas van het geloof. Als we ze enkel accepteren wegens
de autoriteit van de menselijke geschiedenis en niet op autoriteit van de
Alwetende en Waarachtige God, plegen we de doodzonde van ketterij.
De
Verrijzenis van Christus is natuurlijk ook een dogma van ons Geloof, maar ook
een historisch feit. De H. Paus Pius X veroordeelde de volgende dwaling: De
verrijzenis van de Verlosser is eigenlijk niet een historisch feit maar enkel
een feit van de bovennatuurlijke orde dat bewezen noch bewijsbaar is en dat het
Christelijke bewustzijn allengs uit andere feiten heeft afgeleid. (Decreet Lamentabili Sane, DS 2036)
Het
is deze dwaling die Bergoglio introduceert bij de luisteraars, vooral omdat hij
het in contrast gebruikt met waarheden waarvan hij zegt dat ze historische
feiten zijn. Hij doet dit niet herhaaldelijk en zegt verschillende keren in
dezelfde Algemene Audiëntie dat de Verrijzenis van Christus een feit is maar daarmee
bedoelt hij duidelijk niet historisch feit, anders zou er niets moeten apart
duidelijk gemaakt worden voor ons over de Kruisiging en Dood van de Heer. Laat
Bergoglio jullie niet misleiden wanneer hij lijkt de Verrijzenis als feit te
erkennen, want als het niet een historisch feit is, wat wil zeggen het niet als
objectieve gebeurtenis zich in de menselijke geschiedenis voordeed, dan is het
helemaal geen feit. De hele Katholieke religie hangt eraan vast. Zoals de H.
Paulus het zo mooi omschrijft in zijn eerste brief aan de Korintiërs, als de
Verrijzenis geen historisch feit is, dan is ons Geloof tevergeefs:
1 Korintiërs 15:12-20 :
Maar wanneer nu over Christus wordt verkondigd dat hij uit de dood is opgewekt,
hoe kunnen sommigen van u dan zeggen dat de doden niet zullen opstaan? Als de
doden niet opstaan, is ook Christus niet opgewekt; en als Christus niet is
opgewekt, is onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos. Dan blijkt
dat wij als getuigen van God over hem hebben gelogen, omdat we verklaard hebben
dat hij Christus heeft opgewekt want als er geen doden worden opgewekt, dan
kan hij dat niet hebben gedaan. Wanneer de doden niet worden opgewekt, is ook
Christus niet opgewekt. Maar als Christus niet is opgewekt, is uw geloof
nutteloos, bent u nog een gevangene van uw zonden en worden de doden die
Christus toebehoren niet gered. Als wij alleen voor dit leven op Christus
hopen, zijn wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn. Maar Christus is
werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerst van de gestorvenen.
De
Verrijzenis van Christus als historisch feit is het ultieme criterium dat de
Katholieke religie geloofwaardig maakt. Mgr.
Joseph Clifford Fenton die kerkelijke eerbetuigingen ontving van Paus Pius XII
voor zijn voortreffelijke bijdrage aan de Heilige Theologie, roept de het
historisch feit van de Verrijzenis van het hoogste bewijs voor de geloofwaardigheid
van de Rooms Katholieke religie:
Jezus
van Nazareth is gestorven. Hij werd begraven. Daarna leefde Hij terug en liep
Hij terug rond. Deze onweerlegbare
waarheid vormt het allerhoogste bewijs voor de betrouwbaarheid van Zijn leer
als goddelijke openbaring. Het feit van de verrijzenis is zo nauw verbonden met
de geloofwaardigheid van het goddelijke geloof, dat de H. Paulus kon stellen dat
de aanvaardbaarheid van de Christelijke boodschap als zodanig ervan afhing [zie
1 Kor. 15: 13-20]. (Mgr. Joseph Clifford Fenton, We
Stand with Christ)
Met
andere woorden, als de Verrijzenis van Christus geen historisch feit was
geweest, zou ons Geloof het fundament missen, omdat de Verrijzenis het ultieme
bewijs is dat Christus de Zoon van God is en dat als gevolg alles wat Hij
verkondigde waar is. Als we in plaats daarvan beweren dat we gewoon moeten
geloven dat Christus uit de dood is opgestaan - zonder enig rationeel bewijs -
is dit de ketterij van het fideïsme bevestigen, waarmee een systeem wordt
bedoeld dat de functie van geloof veel hoger stelt dan de kennis van de
waarheid. (Pietro Parente, Dictionary of
Dogmatic Theologie, fideϊsme). (volgens
Wikipedia: In de christelijke theologie is fideïsme de naam
voor een aantal opvattingen die, op verschillende gronden, beweren dat de rede
niet relevant is voor het geloof.)
Geloof
is niet iets geloven zonder bewijs; geloof is in zijn meest algemene betekenis,
het accepteren van iets als waar op autoriteit van een ander. Maar opdat deze
acceptatie geen dwaasheid zou zijn (Sirach 19:4), moeten we eerst zorgen dat de
ander geloofwaardig is: dat hij competent is, waarheidsgetrouw en feitelijk een
getuigenis heeft afgelegd van de zaak die ter overweging is.
De Katholieke Encyclopedie van 1909 legt het zo uit:
... [A] utoriteit, zelfs de autoriteit van God, kan niet het hoogste criterium
van zekerheid zijn, en een daad van geloof kan niet de voornaamste vorm van
menselijke kennis zijn. Deze autoriteit moet om een instemmingsmotief te zijn,
eerst als zeker geldig worden erkend. Vooraleer we geloven in een propositie
zoals geopenbaard door God, moeten we eerst met zekerheid weten dat God
bestaat, dat Hij een of andere propositie openbaart, en dat Zijn leer de moeite
waard is om mee in te stemmen, waarover uiteindelijk alleen maar kwesties
kunnen en moeten worden beslist door een daad van intellectuele instemming op
basis van objectief bewijs. Het fideïsme ontkent dus niet alleen intellectuele
kennis, maar tast logischerwijs ook het geloof zelf aan.
(
) Openbaring is inderdaad het ultieme motief van het geloof in bovennatuurlijke
waarheden, maar het bestaan van dit motief en de geldigheid ervan moeten door
de rede worden vastgesteld.
Met
andere woorden, het populaire protestantse sola fide leer (de mens kan
uitsluitend door geloof in Jezus Christus van zijn zonden worden gered) is een
ketterij. (met natuurlijk de andere sola gratia, sola scriptura die ook onjuist
zijn)
Het
Eerste Vaticaans Concilie zet duidelijk de Katholieke leer over de redelijkheid
van het Geloof verder tegen de proto-modernisten, wiens dwalingen voornamelijk
wortelen in de valse filosofie van Immanuel Kant (1724-1804): ( zijn
filosofie : De opvatting over het godsbewijs is als een rode draad in
Kants kritieken aanwezig. In zijn kritieken betoogt hij dat een godsbewijs
volgens de zuivere rede onmogelijk is. Desondanks bleef hij theϊst. Al kan de
rede het bestaan van God niet bewijzen door de transcendentale theologie, de
moraaltheologie kan in de leemte voorzien. Als die moraaltheologie het bewijs
levert van het godsbestaan, blijkt het godsbegrip in de rede onmisbaar.
De zuivere rede "bepaalt het begrip van de moraaltheologie".)
Ons
geloof moet in overeenstemming zijn met ons verstand. Zie Zijn onzichtbare
eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken,
zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. Er is
niets waardoor zij te verontschuldigen zijn, want hoewel ze God kennen, hebben
ze hem niet de eer en dank gebracht die hem toekomen. Hun overpeinzingen zijn
volkomen zinloos en hun onverstandig hart is verduisterd. Romeinen 1:20-21
God
heeft het beschikt dat met de innerlijke hulp van de H. Geest er extern bewijs van Zijn openbaring is,
namelijk: goddelijke feiten, vooral mirakels en profetieën die, omdat ze
duidelijk de almacht en oneindige kennis van God tonen, zeer zeker tekenen zijn
van een goddelijke openbaring, en aangepast zijn aan de intelligentie van allen.
Niet alleen bewerkten Mozes en de
profeten vele echte mirakels en profetieën, maar vooral Christus de Heer Zelf.
Johannes
eindigde zijn evangelie met de volgende zin: Jezus heeft nog veel meer gedaan:
als al zijn daden, een voor een, opgeschreven zouden worden, zou de wereld,
denk ik, te klein zijn voor de boeken die dan geschreven moesten worden.
Johannes 21:25
En
we lezen betreffende de Apostelen: En zij gingen op weg om overall het nieuws
bekend te maken. De Heer hielp hen daarbij en zette hun verkondiging kracht bij
met de tekenen die ermee gepaard gingen. Markus 16:20
En
er staat nog geschreven: Ons
vertrouwen in de woorden van de profeten is daardoor alleen maar toegenomen. U
doet er goed aan uw aandacht altijd daarop gericht te houden, als op een lamp
die in een donkere ruimte schijnt, totdat de dag aanbreekt en de morgenster
opgaat in uw hart. 2 Petrus 1:19
|