Boven hun hoofd staat
Pest en Dood geschreven
Veronica Lueken: Ik zie een bol die snel draait.
Ik zie nu een kant ervan, het ziet eruit als een rotsformatie en er stroomt
vuur van achter. Het is heel groot. Oh mijn god! En terwijl de bol ronddraait
lijkt er zich rook rond te verzamelen. Het is oranje-geel en wit - rook en
vuur. Oh! Oh mijn god!
Het is op weg naar de aarde, ik kan de omtrek zien. Ja, het is de aarde. En ik
zie dat het water zeer hoog stijgt over de zijkanten van het land en de huizen.
Oh! Het is alsof de zee er gewoon in beukt en de gebouwen meespoelt.
Ik kan nog steeds de afgebroken gebouwen zien en ik zie mensen. Ze zijn erg
bang, ze rennen alle kanten op.
Nu zie ik veel mensen op de grond liggen en ik weet dat ze dood zijn. En nu zijn
er mensen die massagraven proberen te graven, maar er zijn zoveel lijken dat ze
deze niet kunnen begraven.
OLVrouw: "Kijk, mijn kind."
Veronica: Oh, mijn god! Er is een ruiter met paard, en er schijnt een
licht op hen en ze lijken helemaal groen. "Pest en Dood", staat geschreven
boven hun hoofd. (23/11/1974)
Een tweede zon
OLVrouw: "God, uw Vader, zendt de
zon om op u te laten schijnen. God, uw Vader, kan ook de zon sturen om u te
verbranden. Een tweede zon verschijnt in uw atmosfeer, de Bol van Verlossing.
Ik herhaal, mijn kinderen, het is geen mythe of verhaal. Het is een feit! De Bol van
Verlossing nadert! "(31/12/1974)
Veronica: Nu wijst OLVrouw naar de Hemel,
het wordt erg donker en ik kan het zien - Oh! oh! het is zo heet! Ik zie een enorme
bol die door de lucht slingert. Er schieten kleurdeeltjes uit, maar er is een
vreselijke mist, het is een enorme mist van stof. En nu reist de bol met een
grote snelheid en ik zie dat er een deel is afgebroken en het stuk komt naar
beneden - ah! een stuk ervan viel nu in een enorme watermassa, en het water is
als een stoom die omhoog komt. Oh! het moet vreselijk groot zijn omdat het
water stijgt. En ik zie nu mensen door de straten rennen en schreeuwen. Ze
lijken doelloos te rennen, ze weten niet waar ze zich moeten verbergen of rennen.
Het is heel beangstigend. (15/6/1974)
Nu wijst OLVrouw naar de andere kant. Het is alsof je naar een kaart kijkt. En ik
zie nog een kustlijn, ik weet dat we aan de oostkust zijn. Oh, ik herken New
York en Long Island. Het strekt zich uit in het water. Oh, ik zie een grote
flits, een uitbarsting van vuur. En het water stijgt zeer hoog. De kustlijn
verdwijnt in het water. (18/6/1974)
Veronica - Ik zie een grote bol. Het is
erg warm. De schittering doet pijn aan mijn ogen, verbrandt mijn ogen. Het is
als een vuurbol. Er schieten gekleurde stralen uit van oranje, paars en geel,
maar mijn ogen kunnen het felle licht niet verdragen. Deze bol reist met grote
snelheid door de lucht. Daarachter zie ik een lange staart met veelkleurige gassen,
zoals dampen. Ze vormen een dikke mist. De damp ruikt naar zwavel, als
brandende lucifers. (Veronica hoest.) Veel mensen rennen naar buiten om te
kijken. Dat zouden ze niet mogen doen. Het zal hun ogen pijn doen. Ze moeten
binnen blijven.
De bol lijkt rondom de zon te gaan alsof het wordt aangetrokken. Maar nee, nu
begint de bal te draaien; het stuitert. En nu volgt de bol de baan van de
aarde. Nu draait de bol als een tol. En de bol begint rond de aarde te draaien,
en de bol gaat over de aarde en de staart begint de aarde te raken. Ik zie nu
de oceanen, de wateren. Ik zie de wateren. Ik zie de wateren opborrelen en het
land verdwijnt het water in. (25/7/1973)
Veronica: Ik zie een grote vuurbol. Het
reist erg snel. Het wordt groter naarmate het dichterbij komt. Terwijl het door
de ruimte wervelt zie ik dat er sterren vallen. Er vallen sterren over. En de
bal is nu erg heet; het gaat erg snel. Het gaat nu achter de maan voorbij. De
maan ziet er nu aan een kant groen uit. Een deel ervan lijkt te smelten. Het
draait heel snel, het is als een brandende ster. Ze ziet erg rood en oranje. Nu
de bol dichterbij komt, is het heel, heel heet. De bal ziet er wit uit van de
hitte. Nu breekt er ook een stuk af... het zijn als steenbrokken.
Nu zie ik het water heel hoog, heel hoog stijgen. Oh, het water stijgt
tenminste veertien, vijftien voet hoger dan normaal. En het water bereikt nu de
kustlijn en ik de golven een stad bedekken. Waar het water binnenkomt vallen
gebouwen in. Ik kan een gebouw zien en er zijn twee mensen op een deur aan het
bonzen. Ze proberen zich een weg te banen uit het gebouw. (24/3/1973)
|