|
Uit : Dialogue of St Catherine of Siena chapter 14
De H.
Eucharistie
Ik heb verteld dat Zijn (Jezus) Lichaam een zon is. Daarom
zou je het Lichaam niet kunnen ontvangen zonder ook het Bloed te krijgen, noch
het Lichaam of het Bloed zonder de ziel van het Woord, noch de Ziel of Lichaam
zonder de goddelijkheid van Mij, de eeuwige God. Want het ene kan niet
gescheiden worden van het andere net zoals de goddelijke natuur nooit kan
gescheiden worden van de menselijke natuur, noch door de dood of door iets
anders in het verleden, heden of toekomst. Daarom ontvangen jullie het hele
goddelijk wezen in dat zeer genadevolle Sacrament onder de gedaante van brood.
En net zoals de zon niet kan verdeeld worden, zo kan Mijn volheid
als God en als Mens in deze witte hostie niet opgedeeld worden. Zelfs als de
hostie wordt verdeeld, zelfs als je het in duizenden kleine stukjes zou breken,
dan ben Ik in elk van hen aanwezig zijn, volledig God en volledig mens. Het is
net als een spiegel die gebroken is, maar het beeld dat je in het stukje
spiegel ziet niet gebroken. Wanneer deze hostie verdeeld is, blijf Ik volledig
in elk stukje aanwezig: volledig God en volledig mens.
Kaarsen;
Ons Heilig Verlangen
Ook het Sacrament zelf wordt niet minder als het verdeeld wordt,
zoals bijvoorbeeld ook vuur niet verminderd in zijn eigenschappen als het
verdeeld wordt. Als je een brandende kaars hebt en de hele wereld zou naar jou
komen om licht, dan zou het licht van je kaars niet verminderd worden door het
te delen, en toch zou elke persoon die het deelde het volle licht hebben. Wat
wel waar is dat elk licht meer of minder intens zou zijn afhankelijk van wat
soort materiaal hij gebruikt om het vuur te ontvangen. Ik geef je dit voorbeeld
zodat je Mij beter zou begrijpen.
Beeld je eens in dat vele mensen kaarsen meebrengen en elke
kaars een andere grootte en gewicht, en ze komen allen naar jouw kaars om hun
kaars te ontsteken: dan zou elke kaars, klein of groot, het volle licht hebben
met al zijn warmte, kleur en helderheid. Zo is het ook met degenen die de H.
Eucharistie ontvangen. Elk van jullie brengt zijn eigen kaars mee, dat het
heilig verlangen is waarmee jullie dit Sacrament ontvangen. Jullie kaars is op
zichzelf niet ontstoken, en het wordt pas ontstoken wanneer jullie het
Sacrament ontvangen. Het is niet ontstoken omdat jullie op jezelf niets zijn.
Ik ben het die jullie de kaars gegeven heeft waarmee jullie dit licht kunnen
ontvangen en jullie ermee voeden, in je binnenste. En jullie kaars is liefde,
omdat het uit liefde en om lief te hebben is, dat Ik jullie heb geschapen.
Daarom kunnen jullie geen leven hebben zonder liefde.
Jullie wezen werd gegeven uit liefde en om lief te hebben,
en in het H. Doopsel, dat jullie hebben ontvangen door de kracht van het Bloed
van het Woord, werden jullie geschikt gemaakt om dit licht te delen. Er is geen
andere manier dat jullie ertoe konden komen om het te delen. Jullie zouden zoals
een kaars zijn zonder wiek en zouden jullie niet kunnen branden of licht
ontvangen. Als jullie dit licht willen dragen, moeten jullie de wiek van geloof
ontvangen. En met deze genade dat jullie ontvangen in het doopsel moeten jullie
je eigen liefde uit jullie ziel eraan toevoegen. Want Ik schiep jullie ziel met
het vermogen om lief te hebben, zodanig zelfs dat jullie niet kunnen leven
zonder liefde. Liefde is jullie voedsel.
Eens de ziel voorbereid is, waar moet ze ontstoken worden?
Bij de vlam van Mijn goddelijke naastenliefde, door te beminnen, Mij te vrezen
en de leer van Mijn Waarheid te volgen. En de ziel zal het vuur meer of minder
intens overnemen afhankelijk van het materiaal dat ze tot de vlam brengt.
Hoewel jullie allen hetzelfde materiaal hebben (want jullie werden allen
geschapen naar Mijn beeld en gelijkenis, en al degenen die Christen zijn, het
licht van het H. Doopsel bezitten), kan elk van jullie groeien in liefde en
deugdzaamheid zoals jullie verkiezen en als Ik jullie de genade schenk. Niet
dat jullie de vorm dat Ik gegeven heb, kunnen veranderen, maar jullie groeien
en bouwen de deugden in liefde en deugd op door jullie vrije wil in praktijk te
brengen terwijl jullie leven (want eens jullie tijd voorbij is, kunnen jullie
niet langer groeien). Zo kunnen jullie groeien in liefde.
Met deze liefde kunnen jullie ertoe komen om Mijn genadevol
en glorierijk licht te ontvangen, het licht dat Ik jullie heb gegeven als
voedsel en dat jullie uitgereikt wordt door Mijn priesters. Maar hoewel jullie allen
het licht kunnen ontvangen, ontvangt elk van jullie het evenredig met de liefde
en brandend verlangen dat jullie meebrengen. Het is net zoals het voorbeeld dat
Ik jullie heb gegeven van de mensen die kaarsen bij zich hadden en de vlam
ontvingen volgens de grootte van hun wiek. Elk van jullie draagt het licht
volledig en onverdeeld, want het kan niet verdeeld worden door jullie onvolkomenheden.
Jullie delen zoveel licht (dat is de genade dat jullie ontvangen in dit
Sacrament) als jullie heilig verlangen jullie geschikt maakt om het te
ontvangen.
Maar ieder die dit genadevol Sacrament nadert en in
doodzonde verkeert ontvangt geen genade van dit Sacrament. Maar ken je de
omstandigheid van de ziel die het Sacrament onwaardig ontvangt? Zij is zoals
een kaars dat werd uitgedoofd met water en enkel een sissend geluid maakt
wanneer ze nabij de vlam komt. De kaars raakt de vlam maar dooft uit en er
blijft alleen rook over. Op die manier brengt deze ziel de kaars dat ze
ontvangen heeft in het H. Doopsel tot bij de vlam, maar gooit water van zonde
over de kaars, water dat de wiek van genade van het doopsel doorweekt, dat
bedoeld was om licht te brengen. Dan zal ze fysiek het licht ontvangen wanneer
ze het altaar nadert, maar zal ze het licht niet ontvangen in haar geest. Tot
ze de wiek droogt met het vuur van een oprecht berouw door haar zonde te belijden.
Als de ziel niet de gepaste instelling bezit om zon groot mysterie
te ontvangen, zal dit ware licht niet genadevol in haar blijven maar zal het
licht vluchten en haar meer verward achterlaten, meer in duisternis en dieper
in zonde. Ze zal geen voordeel gehaald hebben uit dit Sacrament maar het gesis
van spijt, niet omwille van enige tekortkoming van het licht (want niets kan
het verminderen) maar omwille van het water van zonde dat haar liefde
doordrenkte zodat ze dit licht niet kon ontvangen.
Niets kan de warmte, kleur en helderheid dat in dit licht met
elkaar vermengd zijn scheiden. Niet door een onvoldoende verlangen van de ziel
naar dit Sacrament, noch door enige fout in de ziel van degene die het ontvangt
of in degene die het uitreikt. Het is als de zon, die niet besmet wordt door
het vuil waar ze op schijnt. Niets kan het heldere licht bezoedelen of verdelen
in dit Sacrament. Zijn helderheid wordt nooit verminderd en het dwaalt nooit af
van zijn baan, zelfs al deelt de hele wereld in het licht en warmte van deze
Zon. Daarom dwaalt dit Woord, deze Zon, Mijn eniggeboren Zoon, nooit af van
Mij, de eeuwige Zon en Vader. In het mystiek lichaam van de H. Kerk wordt Hij
uitgereikt aan ieder die Hem willen ontvangen. Hij blijft volledig met Mij en jullie
ontvangen Hem volledig, als God en mens, net zoals Ik je heb verteld in het
voorbeeld van de kaars. Als de hele wereld zou vragen om Zijn licht, zouden
allen het volledig krijgen, en het zou volledig blijven.
O geliefde dochter, open het oog van je geest en kijk in de
afgrond van Mijn naastenliefde. Er is geen enkele persoon wiens hart niet zou
smelten van liefde als ze de zegen ziet dat Ik jou gegeven heb in dit
Sacrament, onder al de andere zegeningen die Ik jou heb gegeven.
En hoe, geliefde dochter, zouden jullie dit mysterie moeten
beschouwen en het ontvangen? Niet alleen met lichamelijke ogen en gevoelens,
want ze zouden ruimschoots tekort schieten. Jullie weten dat al wat jullie ogen
zien, een stukje wit brood is. Dat is alles wat jullie handen kunnen aanraken
en alles wat jullie tong kan smaken, zodat jullie lichamelijke zintuigen worden
bedrogen. Maar de gevoeligheid van de ziel kan niet bedrogen worden, tenzij ze
dit verkiest door het licht van heilig geloof te doven door ongeloof.
Wie smaakt, ziet en voelt dit Sacrament aan? De gevoeligheid
van de ziel. Hoe ziet zij het? Met het oog van haar geest, zolang ze het pupil
heeft van heilig geloof. Dit oog ziet in de witheid de goddelijke natuur
verenigd met de menselijke natuur: volledig God, volledig mens; het Lichaam,
Ziel en Bloed van dorst, Zijn Ziel verenigd met Zijn Lichaam en Zijn Lichaam en
Ziel verenigd met Mijn goddelijke natuur, dat nooit afdwaalt van Mij. Dit is
wat Ik je reeds vroeg in je leven heb geopenbaard niet alleen tot het oog van je geest maar ook
tot jouw lichamelijke ogen, hoewel je door het enorme licht spoedig je
lichamelijk zicht verloor en enkel je spirituele zicht over had.
Ik heb dit aan jou geopenbaard wanneer je weerstand bood in
de strijd dat de duivel je aandeed in dit Sacrament, om je te doen groeien in
liefde en in het licht van heilig geloof. Je weet dat je naar de kerk ging bij
dageraad om de Mis bij te wonen, en de duivel je heeft gekweld. Je ging bij het
altaar met het kruisbeeld staan hoewel de priester naar Marias altaar ging. Je
stond daar in beschouwing van je zondigheid, vreesde dat je Mij had beledigd terwijl
de duivel je dit had ingefluisterd. En je overwoog ook hoe groot Mijn
naastenliefde was dat Ik je zo waardig had gemaakt om de Mis bij te wonen,
omdat je jezelf zo onwaardig beschouwde om zelfs Mijn tempel (kerk) binnen te
komen. Wanneer de celebrant de consecratie deed keek je op naar hem. En bij de consecratiewoorden
openbaarde Ik Mij aan jou.
Je zag een lichtstraal komen uit Mijn borst, zoals de
straal dat uit de zon komt en toch het nooit verlaat. In dit licht kwam een duif,
en de duif en het licht waren als één geheel en zweefden over de hostie door de
kracht van de consecratiewoorden dat de celebrant uitsprak. Je lichamelijke
ogen konden het licht niet verdragen en enkel je spirituele zicht bleef, maar
daar zag en smaakte je de diepten van de Drie-eenheid, volledig God, volledig
mens, verborgen en versluierd in die witheid. Noch het licht, noch de
aanwezigheid van het Woord, die je in de geest zag in deze witheid, nam de
witheid van het brood weg. Noch stond het ene in de weg van het andere. Ik
blokkeerde je zicht van Mij, God en mens niet in dat brood, noch van het brood
zelf. Noch werd de witheid, het gevoel of de smaak weggenomen van het brood.
In Mijn goedheid toonde Ik dit aan jou. Het was het oog van
je geest, met de pupil van heilig geloof, dat het zag. Daarom moet het
spirituele het belangrijkste zicht zijn, omdat het niet kan bedrogen worden.
Met dit oog moet je dit Sacrament overwegen.
Hoe
wordt dit Sacrament aangeraakt?
Dit Sacrament wordt aangeraakt met de hand van liefde. Deze
hand is wat hetgeen het oog heeft gezien en weet in dit Sacrament, aanraakt. De
hand van liefde raakt het aan door geloof, bevestigend wat de ziel ziet en
geestelijke weet door geloof. (Noot: het is enkel de priester die de hostie mag
aanraken, de gelovige ontvangt de H. Hostie op de tong bij de uitreiking)
Hoe smaakt
dit Sacrament ?
Dit Sacrament smaakt men met heilig verlangen. Het lichaam
smaakt enkel het brood, maar de ziel smaakt Mij, God en mens. Daarom kunnen de
zintuigen van het lichaam bedrogen worden, maar niet deze van de ziel. Ze
bevestigen en verduidelijken de materie voor de ziel, voor wat het oog van de
geest heeft gezien en weet door de pupil van het heilig geloof. Wat ze heeft
gezien raakt haar in liefde en geloof. En zij smaakt het met haar heilig
verlangen. Zij smaakt de brandende, onmetelijke naastenliefde waarmee Ik haar
waardig heb gemaakt om het enorme mysterie van dit Sacrament en zijn genade te
ontvangen.
Jullie moeten dus dit Sacrament ontvangen niet alleen met
jullie lichamelijke zintuigen, maar met jullie spirituele gevoeligheid, door
jullie ziel te richten om dit Sacrament te zien, ontvangen en smaken met warme
liefde.
Geliefde dochter, overweeg de wonderlijke staat van de ziel
die dit Brood van leven ontvangt, dit voedsel van Engelen, zoals ze dit Brood
zou moeten ontvangen. Wanner ze dit Sacrament ontvangen leeft ze in Mij en Ik
in haar. Net als in vis in de zee is en de zee in de vis, zo ben Ik in de ziel
en de ziel in Mij, de zee van vrede. Genade leeft in een dergelijke ziel omdat
ze dit Brood van Leven in genade heeft ontvangen: ze leeft in genade.
Wanneer dit schijnbaar stukje brood werd geconsumeerd, laat
Ik een inprenting van Mijn genade achter, net zoals een zegel dat in warm
kaarsvet wordt gedrukt. Zo blijft ook de kracht van dit Sacrament aanwezig in
de ziel: de warmte van Mijn goddelijke naastenliefde, de barmhartigheid van de
H. Geest blijft er aanwezig. Het licht van wijsheid van Mijn eniggeboren Zoon
blijft er aanwezig en verlicht het oog van de geest. De ziel is versterkt,
deelt in Mijn kracht wat haar sterk maakt tegen haar zelfzuchtige sensualiteit,
tegen de duivel en de wereld.
Deze inprenting blijft aanwezig eens het zegel is
ingedrukt. Met andere woorden, eens het brood werd geconsumeerd, keert deze
ware Zoon terug in Zijn baan. Niet dat Hij het ooit had verlaten, want Hij is
verenigd met Mij. Maar Mijn diepe naastenliefde gaf Hem aan jullie als voedsel
voor jullie redding en voor jullie voedsel in dit leven waar jullie pelgrims
zijn, zodat jullie versterking zouden hebben en de zegen van het Bloed niet
zouden vergeten. Ik heb in Mijn goddelijke Voorzienigheid jullie dit voedsel
gegeven, Mijn Waarheid, om jullie te helpen in jullie nood.
Jullie zullen dan inzien hoe jullie ertoe verbonden zijn en
verplicht om Mij op jullie beurt lief te hebben, omdat Ik jullie zo zeer heb
lief gehad, en omdat Ik de almachtige eeuwige Goedheid ben, en verdien om door
jullie bemind te worden.
De
Waardigheid van Gods Priesters
O geliefde dochter, Ik heb je dit alles verteld opdat je
beter zou weten hoe Ik Mijn priesters waardigheid heb gegeven, en daarom ben Ik
nog meer bedroefd over hun goddeloosheid. Als ze hun waardigheid hadden in overweging
genomen, zouden ze niet in de duisternis van doodzonde zijn gevallen of zouden
ze hun ziel niet hebben bezoedeld. Ze hebben niet alleen gezondigd tegen Mij en
tegen hun eigen waardigheid, maar ze zijn niet in staat zijn om Mij de enorme
genade en zegen die ze hebben ontvangen terug te betalen want het is onmogelijk
om een grotere waardigheid te hebben dan het hunne in dit leven.
Zij zijn Mijn gezalfden en Ik noem hen Mijn Christussen,
omdat Ik hen heb gezalfd om Mijn dienaren te zijn voor jullie en Ik heb hen
gezonden als geurende bloemen in het mystiek Lichaam van de H. Kerk. Geen Engel
heeft deze waardigheid, maar Ik heb ze gegeven aan die mannen die Ik heb
uitverkoren om Mijn dienaren te zijn. Ik heb hen gezonden zoals Engelen, en zij
worden aangespoord om aardse engelen te zijn in dit leven.
Ik verlang zuiverheid en naastenliefde van elke ziel, een
naastenliefde dat Mij en de naaste lief heeft, en de naaste helpt op alle
mogelijke manieren, hem dient in gebed en hem met genegenheid liefheeft. Maar
nog meer verlang Ik zuiverheid van Mijn dienaren, en dat ze Mij en hun naaste
beminnen, het Lichaam en Bloed van Mijn eniggeboren Zoon uitreiken met vurige
liefde en honger naar de redding van zielen, naar de glorie en lofprijzing van
Mijn Naam.
Net zoals deze priesters willen dat de kelk waar ze het
Offer opdragen rein is, zo verlang Ik dat ze zelf rein zijn in hart, ziel en
geest. En Ik wil dat ze hun lichaam, als instrument van de ziel, in perfecte
zuiverheid bewaren. Ik wil niet dat ze zich wentelen in het slijk van
onzuiverheid, noch dat ze met hoogmoed behept streven naar een hoge functie,
noch boosaardig zijn tegenover hun naaste en zichzelf, want ze kunnen zichzelf
niet misbruiken zonder hun naasten te misbruiken. Als ze zich misbruiken door
te zondigen, misbruiken ze de zielen van hun naasten. Want ze geven hen geen getuigenis
van een voorbeeldig leven, of zijn niet bezorgd om zielen te redden uit de
handen van de duivel, noch over het uitreiken van het Lichaam en Bloed van Mijn
eniggeboren Zoon, en Mijzelf het ware Licht in de andere Sacramenten van de H.
Kerk. Als ze zelf misbruik plegen, plegen ze misbruik aan anderen.
Ik wil dat ze vrijgevig zijn, niet gierig in het geven van
de genade van Mijn H. Geest om hun eigen hebzucht te voeden. Ik wil niet dat ze
zo handelen. Als ze overvloedig naastenliefde hebben ontvangen van Mijn
goedheid, moeten ze iedereen die het nederig vraagt, liefdevol, overvloedig en
met een vrijgevig hart uitdelen, bewogen door liefde voor Mijn glorie en de
redding van zielen. Ze mogen niets als betaling aanvaarden voor wat ze zelf
niet hebben gekocht maar gratis hebben ontvangen zodat ze het zouden kunnen
geven aan jullie. Maar giften mogen ze aanvaarden. (geld of voedsel dat vrij
gegeven werd om de armen te helpen)
Zo moeten ook degenen handelen die hebben ontvangen, door
giften te geven wanneer ze in de gelegenheid verkeren. Want Mijn priesters
moeten door jullie voorzien worden van materiële hulp in hun noden, en jullie
moeten voorzien zijn en gevoed worden met genade en geestelijke gaven door mijn
priesters. Daarmee worden de H. Sacramenten bedoeld. Ik heb de H. Kerk
opgericht zodat zij jullie kunnen bedienen voor jullie redding.
En Ik wil dat jullie weten dat ze jullie onvergelijkbaar
meer geven dan dat jullie hen geven, want er is geen vergelijk tussen het
tijdelijke, vergankelijke waarmee jullie hen helpen, en Mij: God, die oneindig
ben en hen heb aangesteld in Mijn voorzienigheid en goddelijke naastenliefde om
jullie te bedienen. Met al jullie materieel bezit zouden jullie nooit de
onvergelijkbare geestelijke gaven die jullie ontvangen kunnen terugbetalen,
niet alleen dit mysterie, maar alles wat er jullie is uitgereikt als een
geestelijke gunst, of het door gebed is of een ander middel.
Nu vertel Ik je hoe Mijn dienaren hetgeen wat zij ontvangen
van jullie moeten verdelen. Ze moeten dit in drie delen doen:
1 Een deel voor hun eigen levensonderhoud,
2 Een deel voor de armen,
3 En de rest voor wat er nodig is voor de Kerk.
En als ze het gebruiken op een andere manier dan beledigen
ze Mij.
Dit is hoe Mijn achtenswaardige glorierijke dienaren zich
moeten gedragen. Ik vertelde je reeds dat Ik wil dat je hun voortreffelijkheid
ziet van hun waardigheid, die Ik hen gegeven heb door hen Mijn Christussen te
maken. Wanneer ze deze waardigheid deugdelijk uitoefenen zijn ze gekleed in
deze voorname glorierijke Zon dat Ik aan hun bediening heb toevertrouwd.
De Sleutels
van de Hemel
|