Deel 23 : De gelijkenis van 'De heer en zijn
knecht' .
Gebaseerd
op: www.holyhome.nl van Simon J. Stamhuis, preek van John Lowe, voorganger

Lucas
17:1-11 : Nog sprak Hij tot
zijn leerlingen: Het is onvermijdelijk, dat er ergernissen komen; maar wee hem,
door wie ze komen. Het ware hem beter, dat hem een molensteen om de hals werd
gehangen, en hij zó in de zee werd geworpen, dan dat hij aan een dezer kleinen
ergernis geeft. Neemt u in acht. Als uw broeder zondigt, berisp hem; en als hij
tot inkeer komt, vergeef hem. En als hij zevenmaal daags tegen u misdoet en
zevenmaal tot u terugkeert, en zegt: Het spijt me: dan moet ge hem vergeven. En
de apostelen zeiden tot den Heer: Vermeerder ons geloof. En de Heer sprak: Zo gij een geloof hadt als
een mosterdzaadje, dan zoudt gij tot deze moerbei zeggen: Trek uw wortels uit,
en plant u in zee; en hij zou u gehoorzamen.
Wie van u, die een knecht heeft,
ploeger of veehoeder, zal tot hem zeggen. Wie van u, die een knecht heeft,
ploeger of veehoeder, zal tot hem zeggen. als hij thuis komt van het veld: Kom
gauw hier aan tafel? Neen; zal hij niet tot hem zeggen: Maak mijn eten klaar;
omgord u, en bedien me, totdat ik klaar ben met eten en drinken; daarna kunt ge
zelf eten en drinken? Is hij de knecht soms dankbaar, omdat hij deed wat
bevolen was? Zo moet ook gij, wanneer gij alles gedaan hebt wat u bevolen is,
nog zeggen: We zijn onnutte knechten; we hebben alleen maar gedaan, wat we
moesten doen.
Uitleg
Eerste luik: Jezus zegt Zijn Discipelen
vergeving te schenken. Jezus tijd naderde om te sterven op het Kruis. Hij
sprak rechtstreeks tot Zijn discipelen. De Farizeeërs behandelden de tollenaars
en zondaars die rond Jezus hingen met minachting. Hij waarschuwt Zijn
discipelen niet dezelfde houding aan te nemen en te zorgen dat deze
verschoppelingen welkom zouden zijn. Ze moesten ervoor zorgen dat deze zondaars
niet terug in zonde vervielen. Zij mochten niet de hindernis vormen voor hun
hervallen in zonde. Het waren de kleinen en zij moesten toegang krijgen tot
Jezus.
Tweede luik: Let op jezelf. Als je
broeder je beledigt, berisp hem dan. Als hij zich bekeert, vergeef hem dan. De
discipelen moesten ook blijven vergeving schenken, hoe dikwijls ze ook
zondigden. Daarom vroegen de apostelen om hun geloof te vermeerderen. Als de
ene gelovige zondigde tegen een andere gelovige, moest de gelovige die tekort
was gedaan de andere vergeven en geen wrok koesteren. De apostelen konden niet
geloven dat een blijvende zondaar kon vergeven worden. Vergeven zoals Christus
zegt vraagt kracht van boven. En geloven dat zon kracht zal gegeven wroden als
antwoord op hun gebeden, vraagt meer geloof dan dat de discipelen nu hebben.
Daarom vroegen zij om hun geloof te vergroten. Ze wisten dat ze nooit zon
vergeving konden schenken, tenzij ze meer geloof hadden. Christelijk geloof is
Gods gave, en de kern is Christus, geloof dat Gods Woord in Hem zal vervuld
worden. Geloof in Gods vergeving zal ons in staat stellen om de grootste
moeilijkheden te overwinnen dat ligt in de manier van onze vergeving van onze
naaste. Wanneer mensen herhaaldelijk zondigen, is het hen opgeven gemakkelijk.
Maar we moeten hen vergeven en erop vertrouwen dat God in hun leven werkt. We
moeten stapstenen zijn en geen hindernissen.
Het vraagt geloof om je missie te voltooien, of het nu
zorgen is voor een ziek familielid, of het bereiden van een maaltijd. Het
vraagt geloof om het buitengewone te doen, zoals het verzetten van bergen. Het
vragen van God om iets, zelfs om een moerbeiboom om zich te verplaatsen en in
de zee te werpen, zal gebeuren, op voorwaarde dat het Gods wil is. We mogen
nooit iets vragen dat buiten Gods wil ligt (1 Joh 5:14). Bidden in Gods wil
vraagt dat Zijn Woord in ons woont (Joh 15:7), omdat enkel Zijn Woord ons met
zekerheid zegt wat Zijn wil is. Met God is niets onmogelijk, en daarom zijn
alle dingen mogelijk voor hem die gelooft.
Derde luik: Jezus roept Zijn
discipelen op tot trouw en dienstbaarheid. Deze korte parabel van
dienstbaarheid, die gericht is aan Zijn discipelen, openbaart wat onze houding
moet zijn wanneer we alles hebben gedaan wat God heeft bevolen te doen. In
plaats van trots te zijn, moeten we nederig genoeg zijn om als onwaardig te
beschouwen, omdat we gewoon gedaan hebben wat we moeten doen. Vergelijk wat we
moeten zeggen bij onszelf in vergelijking met wat Christus zegt aan Zijn trouwe
dienaren op de Dag des Oordeels: Heel
best, goede en trouwe knecht; over weinig zijt ge getrouw geweest, over veel
zal ik u stellen; ga binnen in de vreugde uws heren. (Matt 25:21) Dit
komen we niet tegen nu op aarde. De kern van de parabel wordt gevonden in vers
9. De slaaf die enkel de orders van zijn meester uitvoert heeft geen recht
verdient op dank. Het verhaal is een middel tegen zelfmedelijden, onze trots en
denkbeeldige eigen verdienste. We moeten er rekening mee houden dat Gods Wet
navolgen een PLICHT is, geen verdienste.
Het is onze taak en plicht om God en onze naaste te dienen
in dit leven. Maar in dit leven ontvangen we de genade en goedheid van God,
geen beloningen. De beste dienaren van Christus zijn nog steeds
onverdienstelijke dienaren genoemd.
|