Deel 15: De gelijkenis van 'De Talenten'
Gebaseerd op : www.holyhome.nl van Simon J. Stamhuis en de preken van Howard Gunter, voorganger en Rodney Buchanan, voorganger
Matteüs 25:14-30: Het gaat er mee als met een mens, die naar het
buitenland vertrok, zijn dienaars riep, en hun zijn bezittingen overdroeg. En
aan den één gaf hij vijf talenten, den ander twee, een derde één; ieder volgens
zijn bekwaamheid. Toen ging hij op reis. Die nu de vijf talenten had ontvangen,
ging aanstonds heen, dreef er handel mee. en won er vijf andere bij. Zo ook won
hij, die er twee had ontvangen, er nog twee andere bij. Maar die er één had
ontvangen, ging heen, maakte een kuil in de grond, en verborg het geld van zijn
heer. Na lange tijd kwam de heer van die dienaars terug, en rekende met hen af.
En hij, die de vijf talenten had ontvangen, trad naar voren, bracht nog vijf
andere talenten, en zeide: Heer, vijf talenten hebt ge mij gegeven; zie, nog
vijf heb ik er bijgewonnen. Zijn meester sprak tot hem: Heel best, goede en
trouwe knecht; over weinig zijt ge getrouw geweest, over veel zal ik u stellen;
ga binnen in de vreugde uws heren.
Ook hij, die de twee talenten had
ontvangen, trad naar voren, en zeide: Heer, twee talenten hebt ge mij gegeven:
zie, nog twee heb ik er bijgewonnen. Zijn meester sprak tot hem: Heel best,
goede en trouwe knecht; over weinig zijt ge getrouw geweest, over veel zal ik u
stellen; ga binnen in de vreugde uws heren. Nu trad ook hij naar voren, die het
éne talent had ontvangen. Hij zeide: Heer, ik weet, dat ge een streng man zijt;
ge maait, waar ge niet hebt gezaaid, en oogst, waar ge niet hebt uitgestrooid.
Ik was dus bang, en ben uw talent in de grond gaan begraven; zie, daar hebt ge
het uwe terug. Maar zijn meester antwoordde hem: Gij slechte en luie knecht; ge
wist dat ik maai, waar ik niet heb gezaaid, en dat ik oogst, waar ik niet heb
uitgestrooid. Ge hadt dus mijn geld bij de wisselaars moeten beleggen; dan zou
ik het bij mijn komst met rente hebben teruggekregen. Neemt dus het talent van
hem af, en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft. Want wie heeft, aan
hem zal worden gegeven, en hij zal overvloed hebben; maar wie niet heeft, hem zal
ook nog ontnomen worden wat hij bezit. Werpt den onbruikbaren knecht naar
buiten de duisternis in; daar zal geween zijn, en gekners der tanden.

Lucas 19: 11 27: Hij sprak dus: Een man van hoge geboorte reisde eens
naar een ver land, om er de koninklijke waardigheid te ontvangen, en dan terug
te keren. Hij riep tien van zijn dienaars, gaf hun tien ponden, en zei hun: Drijft
er handel mee, tot ik terugkom. Zijn landgenoten haatten hem echter, en zonden
hem een gezantschap achterna met de opdracht: We willen hem niet als koning
over ons. Toen hij nu de koninklijke waardigheid had ontvangen, keerde hij
terug, en liet de dienaars ontbieden, wien hij het geld had gegeven, om te
vernemen, wat voor zaken ze hadden gedreven. De eerste verscheen en sprak:
Heer, uw pond heeft tien pond winst opgeleverd. Hij zei hem: Heel best, goede
knecht; omdat ge over weinig getrouw zijt geweest, ontvang het bestuur over
tien steden. De tweede kwam, en sprak: Heer, uw pond heeft vijf pond
opgebracht. Tot hem zeide hij: Voer ook gij het bewind over vijf steden. Nu
kwam ook de derde en sprak: Heer, hier is uw pond; ik heb het zorgvuldig in een
doek opgeborgen. Want ik was bang voor u, omdat ge een streng man zijt. Ge
vordert op, wat ge niet hebt gegeven, en ge maait wat ge niet hebt gezaaid. Hij
zei hem: Met uw eigen woorden zal ik u oordelen, boze knecht. Ge wist, dat ik een
streng man ben; dat ik opvorder wat ik niet heb gegeven, en maai wat ik niet
heb gezaaid. Waarom hebt ge dan mijn geld niet uitgezet op de bank; dan zou ik
het bij mijn komst met rente hebben teruggekregen. En tot de omstanders zeide
hij: Neemt hem het pond af, en geeft het aan hem, die de tien ponden heeft. Ze
zeiden hem: Heer, hij heeft reeds tien pond. Ik zeg u: Wie heeft, aan hem zal
worden gegeven; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden wat hij bezit.
En wat mijn vijanden aangaat, die me niet tot koning over zich wilden, brengt
ze hier, en steekt ze voor mijn ogen neer.
Uitleg
Talenten waren in Jezus tijd
munten en een talent was 6000 Romeinse denarii waard. Een denari was het
dagloon van een arbeider. Als de heer aan zijn dienaren 5, 2, en 1 talent
toevertrouwt, geeft hij hen een som gelijk aan 30000, 12000 en 6000 daglonen in
handen. Het waren enorme bedragen.
In de gelijkenis waren drie
dienaren, elk met een verschillende aanleg en begaafdheid. Hun meester ging op
reis, maar gaf eerst elk van hen een groot geschenk, dat hen in feite
ongelofelijke kansen gaf om rijkdom te vergaren maar ook om goed te doen onder
de mensen. Ze kregen elk een gave volgens hun aanleg. Wij hebben ook soms
zegeningen gekregen, onder een of andere vorm. Wat hebben wij gedaan met deze
zegeningen? We moeten overwegen wat Jezus ons zegt door deze gelijkenis. De
eerste twee dienaren verdubbelen hun gaven, alleen de derde pot ze op en doet
er niets mee. Na een tijd komt de meester terug en vraagt om rekenschap te
geven.
In het eerste deel van de
gelijkenis staat niet dat ze een opdracht kregen of richtlijnen om iets met hun
gaven te doen. Waarom vraagt de meester nu rekenschap? Dit is de kern van de
zaak: ALLES BEHOORT AAN DE MEESTER. En tot ons gericht, die ook zegeningen
krijgen: ZE KOMEN VAN GOD, ALLES WAT WE HEBBEN MET INBEGRIP VAN ONSZELF, KOMT
VAN GOD EN BEHOORT TOT GOD. WIJ ZIJN SLECHTS STOF. We hebben een vrij gebruik
van Gods gaven, maar we hebben de verantwoordelijkheid om ze te gebruiken voor
ZIJN glorie en voor het Koninkrijk. Er is een latijns devies van Ignatius van
Loyola en is de lijfspreuk van de Jezuietenorde: Ad Majorem Dei Gloriam (tot
meerdere eer van God). Om deze gaven, laat ons zeggen ons wezen met alles erop
en eraan te verliezen aan frivoliteit, oneerbaarheid, illegaliteit en
waanzinnige jacht naar aardse zaken, zal op een dag moeten uitgelegd worden aan
God en de vruchten ervan zullen gevraagd worden. Jezus, onze Heer, zal
terugkeren. Wanneer Hij komt zullen we aan Zijn troon staan en uitleg moeten
geven over het gebruik of misbruik van onze zegeningen en gaven. Als het niet
voor Zijn glorie is, voor wie dan wel? De onze? Deze van de boze? Het gaat niet
over welke zegeningen en gaven we hebben gekregen, maar HOE WE ZE GEBRUIKT
HEBBEN.
In Jezus tijd gaf Hij de mensen
de boodschap dat Hij niet zoals zij verwachtten Zijn koninkrijk zou oprichten in
Jeruzalem. Hij ging vertrekken naar een ver land om aangewezen te worden als
Koning. Jezus stierf aan het Kruis, verrees en keerde terug naar de Hemel, waar
Hij nu aan de rechterhand zit van de Vader. Het ging lange tijd duren voor Hij
terugkwam, maar het is zeker dat Hij terugkeert en de Hemelse legers zullen Hem
begeleiden. Zijn vijanden, die niet willen dat Hij heerst over hen hebben hun
weerstand tegen Zijn koninkrijk verklaard, maar Hij is de Koning en ondanks hun
protest zal Hij met hen afrekenen bij Zijn terugkeer. De dienaren die hun
zegeningen en gaven hebben gebruikt voor God en Zijn Koninkrijk, zullen hun
beloning bij Jezus terugkeer krijgen: een deelname aan het Koninkrijk van God.
Ze zullen heersen met de Koning, want Hij deelt met hen Zijn Koninkrijk.
Hoe kunnen mensen meewerken aan
Gods glorie? Door Gods 10 Geboden te volgen, door de bidden voor hun
medemensen, door goede werken te doen, door God te gehoorzamen en in hun leven
te laten werken, door hun talenten en aanleg te gebruiken voor God en voor hun
medemensen, door de sacramenten die Jezus heeft ingesteld te volgen
Wat met de derde dienaar? Deze
man maakt zijn misbruik van zijn gaven slechter door de meester nog te
beschuldigen en geeft de meester de schuld van zijn falen. Hij beschuldigt de
meester dat Hij hard is, ondanks het bewijs van zijn mildheid en vrijgevigheid.
De meester vond hem schuldig, niet omdat hij iets verkeerds heeft gedaan, maar
omdat HIJ NIETS HEEFT GEDAAN. Zelfs de andere dienaren waren geschokt wanneer
de Koning zei hetgeen dat de derde dienaar had gekregen af te pakken en het aan
degene die het meest vruchten heeft gehaald uit zijn aanleg, te geven. De
boodschap van Jezus is duidelijk: degenen die trouw zijn aan Jezus zullen
beloond worden met de opbrengst van het werk dat ze uitgevoerd hebben met nog
veel meer erbovenop, en degenen die niets gedaan hebben zullen het weinige dat
ze hebben nog verliezen. Laat ons zeggen dat ze hun loon op aarde al hebben
gekregen. Ze zullen geen deel hebben aan het Koninkrijk en geen eeuwig leven in
gelukzaligheid leiden.
Velen zijn tegenwoordig van
oordeel dat ze niets verkeerd hebben gedaan en zo recht hebben op het
Koninkrijk. Maar deze mensen worden gewaarschuwd dat niets voor God en de groei
van Zijn Koninkrijk over hebben en in het wereldse blijven steken, schuldig
zijn betekent. Als Christen moet je een verschil maken, liefde uitstralen,
mensen helpen, voor hen bidden, getuigenis geven van je geloof.
De meester gaf ook zijn eigen middelen hij plaatste zijn
geld in hun handen, en zij mochten het naar eigen goeddunken gebruiken. Hij
keek niet toe bij elke stap dat ze namen. Hij liet zijn dienaren vrij. Ze
hadden hun vrije wil. Jezus vertrouwt ons en komt niet tussen. We hebben onze
vrije wil gekregen om te gebruiken. Dat is voor de ene de mooiste gave dat hij
kon krijgen, maar de andere kan er niet mee om en gebruikt zijn vrijheid
verkeerd. We kunnen leven zoals we willen,
maar op een dag moeten we er rekenschap over geven. Het is een test. We
zijn dus verantwoordelijk voor de keuzes die we maken. Een oud verhaal vertelt
over drie mannen die in de woestijn liepen. Op een nacht kwamen ze aan een
opgedroogde rivierbedding. Ze hoorden een stem uit de duisternis. Ze kregen de
opdracht stenen te verzamelen en zover mogelijk te gaan zonder te stoppen. Als
de dag zou aanbreken zouden ze zien wat ze hadden verzameld, en ze zouden zowel
gelukkig zijn als verdrietig. Ze waren in verwarring door wat er was gebeurd.
De eerste man gehoorzaamde onmiddellijk en begon ijverig
stenen te verzamelen en stak zoveel mogelijk stenen in zijn zak. De tweede man vond
het zwaar veel stenen te dragen en verzamelde gewoon hier en daar een kleine
steen. De derde man vond het maar niks, stomweg stenen verzamelen en de last ze
te dragen. Wat had dat voor nut! Geen ging zitten en verzamelde geen stenen. Wanneer
de zon over de horizon verscheen en de dag aanbrak keken de twee mannen in hun
zakken. Wat waren ze verbaasd, in hun zakken zaten kostbare edelstenen. Nu
begrepen ze allemaal wat de stem had gezegd. De eerste man was gelukkig omdat
hij zoveel stenen had verzameld, de tweede was verdrietig dat hij niet meer stenen had
verzameld. En de derde zat in zak en as.
Zo zal het zijn op het einde van ons leven. We zullen blij
zijn dat we ten minste iets gedaan hebben voor God en onze medemensen met de
tijd en mogelijkheden dat we hadden, maar verdrietig dat we niet meer gedaan
hebben. In het oordeel zullen we gezegend zijn door de beloning die we krijgen
voor het goede dat we gedaan hebben, maar verdrietig omdat het meer kon geweest
zijn. William Barclay formuleerde het zo: Er is niet zoiets als stilstaan in
het Christelijk leven. We vergaren meer, of we verliezen wat we hebben. We
boeken vooruitgang naar grotere hoogten, of vallen terug.
Wat zo spijtig is, is het enorme potentieel van de
menselijke geest wanneer ze vervuld is en versterkt door de H. Geest. Wat
zouden onze levens kunnen betekenen voor God als we ze investeerden in Zijn
Koninkrijk! God heeft ons elk alles gegeven wat we nodig hebben om Hem te
dienen als we het toelaten. Maar we zijn bang er tijd en geld in te steken.
We willen het wereldse najagen. Maar God vult bij als we het Hem nederig vragen
in gebed. Hij weet precies wat we nodig hebben. En het is niet noodzakelijk dat
we geld ontvangen, maar andere zaken die uiteindelijk even goed zijn. A. W.
Tozer heeft het in zijn boek The Pursuit of God: Het meest uitgestrekte in
het universum is niet de ruimte, het is de potentiële capaciteit van het
menselijk hart. We zijn geschapen naar het beeld en gelijkenis van God, het
hart is capabel om bijna onbegrensd uit te breiden in alle richtingen.
Christenen zouden moeten zoeken naar innerlijke uitbreiding van hun capaciteit.
We hebben eigenlijk geen idee wat ons potentieel is. Als we
zouden beginnen met het gebruik van wat God ons heeft gegeven en beginnen
handelen volgens wat we reeds weten, zouden we ons zien en voelen groeien op
manieren waarvan we dachten dat dit niet mogelijk was. De zonde van de ontrouwe
dienaar was niet dat hij iets verkeerds had gedaan, maar dat hij NIETS had
gedaan terwijl hij wist dat hij kon gewerkt hebben voor zijn meester. Hij is
zoals zoveel Christenen tegenwoordig ze weten het beter, maar ze doen het
niet beter. Het zijn Christenen naar naam alleen. Ze denken dat we tot de Heer
behoren, maar ze hebben nooit iets voor Hem gedaan. Ze hebben nooit iets gedaan
om Zijn Koninkrijk te promoten. Ze leiden hun leven alsof er niets is wat ze
kunnen doen voor God of voor hun naaste.
Heeft God de eerste plaats in je leven, of krijgt Hij de
kruimels? Wil je dat het Koninkrijk van God vooruitgang boekt in de wereld en in
je directe omgeving verspreid wordt? Kom niet op het eind van je leven tot het
besef dat je nooit in de dingen die echte waarde hebben, hebt geϊnvesteerd en
je niets hebt gedaan voor God en je naaste. Leid je leven niet alleen voor
jezelf. Geef God niet de kruimels in je leven.
|