3 De Neerdaling van de H. Geest geeft moed om
je leven te leiden dat aangenaam is voor God
Johannes 14:26: Maar de Helper, de
Heilige Geest, dien de Vader zal zenden in mijn naam, Hij zal u alles leren en alles
u in herinnering brengen, wat Ik u heb gezegd.
Deze
afbeelding kan helpen bij je overweging van dit geheim:

De boodschap van dit geheim is VURIGE LIEFDE VOOR GOD.
Laat vrede en vertrouwen die komen van de gaven van de H. Geest
je leven doordringen, als je tot een beter begrip komt van deze gaven.
Na de Hemelvaart van Jezus gingen de Apostelen en Maria
naar Jeruzalem, omdat Jezus had gezegd daar te verschijnen.
Door veel bewijzen had Hij hun
getoond, dat Hij ook na zijn lijden nog leefde; veertig dagen lang was Hij hun
verschenen, en had hun gesproken over het koninkrijk Gods. Terwijl Hij nu met
hen samen was, gelastte Hij hun: Verlaat Jerusalem niet, maar wacht de belofte des
Vaders af, die gij van Mij hebt vernomen. Want Johannes doopte met water, maar
over enkele dagen zult gij worden gedoopt met de Heilige Geest. Handelingen
1:3-5
En in de stad gekomen, gingen ze
naar de opperzaal, waar ze gewoonlijk vertoefden: Petrus en Johannes, Jakobus
en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeus en Matteus, Jakobus van Alfeus en
Simon de IJveraar, en Judas, de broer van Jakobus. Zij allen bleven eensgezind
volharden in het gebed, tezamen met enige vrouwen, met Maria, de moeder van
Jesus, en met zijn broeders. Handelingen 1:13-14
Dan
zal Ik tot de Vader bidden, en Hij zal u een andere Helper geven, om bij u te
blijven voor eeuwig. Het is de Geest der waarheid, die de wereld niet kan
ontvangen, omdat ze Hem ziet noch kent; gij echter kent Hem; want Hij blijft
bij u, en is in u. Ik zal u niet als wezen achterlaten; Ik kom tot u terug. Johannes
14:16-18

Toen de dag van het pinksterfeest
was aangebroken, waren ze allen op één plaats bijeen. Eensklaps kwam er een
geruis uit de hemel als van een hevige windvlaag, en vulde het hele huis, waar
ze waren vergaderd. Vurige tongen verschenen hun, spreidden zich rond, en
zetten zich op ieder van hen neer. Allen werden vervuld van de Heilige Geest,
en begonnen verschillende talen te spreken, naar gelang de Geest hen liet
spreken. Nu vertoefden er te Jerusalem godvrezende Joden uit alle volken onder
de hemel. Bij dat geruis liepen de mensen te hoop; ze stonden verwonderd, dat
iedereen hen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze raakten buiten zichzelf van
verbazing, en zeiden: Zie, zijn allen, die daar spreken, geen Galileërs? En hoe
horen wij allen ze dan in onze eigen moedertaal spreken? Parten, Meden en
Elamieten; bewoners van Mesopotámië, Judea en Kappadócië, van Pontus en Azië,
van Frúgië en Pamfúlië, van Egypte en de streken van Lybië bij Cyrene: romeinse
kolonisten, Joden en proselieten, Kretenzen en Arabieren: we horen ze in onze
eigen taal Gods grote werken verkondigen.
Allen stonden verbaasd en in
twijfel. Sommigen zeiden tot elkander: Wat zou dat betekenen? Maar anderen
zeiden spottend: Ze zijn dronken van zoete wijn. Toen stond Petrus op, omringd
van al de elf; hij verhief zijn stem, en sprak hun toe: Joodse mannen, en gij
allen, die in Jerusalem woont: Dit moet gij weten; geeft acht op mijn woorden.
Neen, deze mannen zijn niet dronken, zoals gij vermoedt; want het is eerst het
derde uur van de dag. Maar hier geschiedt, wat door den profeet Joël voorzegd
is: En het zal geschieden op het einde der dagen, zegt God "Ik zal
uitstorten van mijn Geest over alle vlees; Uw zonen en dochters zullen
profeteren, Uw jonge mannen visioenen schouwen, Uw grijsaards dromen ontvangen;
Zelfs over mijn slaven en slavinnen in die dagen, stort Ik uit van mijn Geest Geest,
en ze zullen profeteren. Ik zal wonderen doen in de hemel daar boven, En
tekenen op de aarde beneden: Bloed en vuur, en walm van rook. De zon zal in
duisternis verkeren, de maan in bloed, voordat de Dag des Heren komt, groot en heerlijk.
Dan zal iedereen worden gered, die de naam des Heren aanroept!
Mannen van Israël, hoort deze
woorden: Jesus van Názaret, een man, voor wie God bij u heeft getuigd door
krachten en wonderen en tekenen, welke God, zo gij weet, door Hem in uw midden verrichtte:
Hem hebt gij overgeleverd naar het vaste raadsbesluit en de voorkennis Gods Gods,
en door de hand van heidenen aan het kruis geslagen en gedood. Maar God heeft
Hem opgewekt, en verbroken de strikken van de dood; daar het niet mogelijk was,
dat deze Hem vasthield. Want David zei van Hem: "Den Heer hield ik altijd
voor ogen; Want Hij staat mij ter zijde, opdat ik niet wankele. Handelingen
2:1-25
Petrus zei hun: Bekeert u allen,
en laat u dopen in de naam van Jesus Christus, tot vergiffenis uwer zonden; dan
zult gij de gaven ontvangen van de Heilige Geest. Want voor u is de belofte;
ook voor uw kinderen, en voor allen die van verre zijn: voor allen, die de Heer
onze God Zich zal roepen. Handelingen
2:38-39
Deze neerdaling van de H. Geest wordt Pinksteren genoemd en
is de verjaardag van de Kerk. Petrus die pas nog Jezus had ontkend, predikte
vurig over het Koninkrijk van God en over Jezus.
En zij, die zijn woord
aanvaardden, ontvingen het doopsel; die dag traden er ongeveer drie duizend mensen
toe.
De eerste Christenen
Ze bleven volharden in de leer
der apostelen en de onderlinge gemeenschap, in het breken van het brood en in
het gebed. Allen leefden in vrees. De apostelen verrichtten vele wonderen en
tekenen. En al de gelovigen waren ten nauwste vereend, en bezaten alles in
gemeenschap. Ze verkochten have en goed, en verdeelden het onder elkander, naar
ieders behoefte. Iedere dag bezochten ze eendrachtig de tempel, en thuis braken
ze het brood. Ze genoten hun voedsel in opgeruimdheid en eenvoud van hart. Ze loofden
God, en stonden in gunst bij heel het volk. En de Heer bracht iedere dag meer
geredden bijeen. Handelingen 2:41-47

Uit de geschriften
van Anna Katarina Emmerick:
Tegen de morgen zag ik boven de Olijfberg, vanwaar onze
Heer ten hemel gevaren was, een zilverwitte, watten, glanzende lichtwolk uit de
hemel in dalende richting naar het huis van de apostelen op Sion neerkomen. In
het begin zag ik ze in de verte als een ronde bol, die in zijn beweging van een
zachte, warme windstroom vergezeld was. Nader komend werd die lichtwolk groter
en gleed als een glansrijke nevelige massa over de stad. Boven Sion en het
Cenakel trok ze zich hoe langer hoe dichter samen, schitterde hoe langer
hoe doorzichtiger, tot zij, als een dichte, blinkende zon stilstond en
tenslotte met een toenemend windgedruis, als een laaghangende onweerswolk
neerzonk. Bij dit gedruis zag ik vele Joden, die de wolk zagen, op hun weg verschrikt
naar de tempel lopen. Maar ik, terwijl dat suizen naderde en gedurig sterker
werd, kreeg de kinderachtige angst dat het met een knal zou eindigen. Ik dacht
keer op keer: Waar zal je je toch verbergen, als de donderslag losbarst? Het
verschijnsel geleek op een opstekend onweer dat van de hemel neerkwam in plaats
van zich van de aarde te verheffen, dat licht verspreidde in plaats van
duisternis, dat niet met dondergerommel, doch suizend aangevlogen kwam, en men
voelde dat suizende varen als een warme en zeer verkwikkende luchtstroom.
Als nu de lichtwolk heel laag boven het Cenakel hing en met
het aangroeiende gedruis gedurig schitterender werd, zag ik ook het huis der
apostelen en de omstreken altijd helderder worden, terwijl de apostelen,
leerlingen en de H. Vrouwen in een steeds ingetogener, stiller en rustiger
stemming kwamen. O! ik zag alles zo helder! ik zag dwars door alles heen! Nu
zag ik vóór zonsopgang het was omstreeks 3 uur opeens uit de suizende wolk
(zeven) witte lichtstromen (die de 7 gaven verbeeldden) neerstorten; ze
kruisten elkaar zevenvoudig en onder dit kruispunt losten ze zich op in
afzonderlijke stralen en druppelen van vuur, die op het huis en zijn omgeving neerstroomden.
Het punt waar de 7 lichtstromen elkaar doorsneden, was met een kring van
(zeven-) kleurig regenbooglicht omgeven; en ik zag hoe zich in die kring als
een schitterende, zwevende gedaante vormde (hoe die gedaante zich
geleidelijk duidelijker aflijnde). Het scheen mij ook als had die gedaante
uitgebreide vleugelen onder de schouders. Doch ik kan eigenlijk niet zeggen dat
het vleugelen waren, want alles aan die gedaante scheen als een louter uitstroming
van licht.
Op dit ogenblik was het hele huis met alle zalen door en
door met licht overstroomd en doordrenkt. Ik zag de luchter met zijn 5 armen en
lampen niet meer lichten. Alle aanwezigen waren als buiten zichzelf, verrukt en
verstijfd (in extase). Zij hieven als bewusteloos hun aangezichten smachtend en
dorstig omhoog, en ik zag in de mond van ieder aanwezige een lichtstroom
vloeien, in de gedaante van kleine laaiende, vlam-vormige vuurtongen. Het was
als ademden zij, als dronken zij het vuur dorstig in, en als flakkerde hun
begeerte, als laaide iets uit hun mond deze vlammen dorstend tegemoet. Ook op de leerlingen in de zijzalen en op de aanwezige
vrouwen in de voorzaal goot zich die glanzende, heilige vuurwolk uit, en zo
verminderde geleidelijk en verdween tenslotte die lichtwolk, gelijk een wolk
van lichtregen die zich (na een zekere tijd) geheel uitgestort heeft. De lichtende vlammen daalden op ieder van hen neer,
verschillend in kleuren en intensiteit.
Dit gedruis als van een onweer wekte vele mensen
uit hun slaap. De Geest vervulde ook met ontroering vele aanhangers en leerlingen
die in de omgeving woonden. Als die uitstorting voorbij was, was de gehele
verzameling met een blijde kloekmoedigheid (= moed, durf, dapperheid,
onversaagd) bezield. Allen waren bewogen, als dronken van vreugde en met vertrouwen
vervuld. Zij schaarden zich rondom de H. Maagd die ik, hoewel ook zij zeer
verkwikt was, toch niet zo uitbundig vol geestdrift zag, maar eerder zeer kalm
en stil en, zoals altijd, in haar binnenste vol heilige zelfbeheersing.
De apostelen echter omarmden elkander en waren
van een heilige vreugde, durf en vrijmoedigheid om te spreken doordrongen. Het
was als riepen zij elkander toe: Hoe waren wij? Wat is er van ons geworden?.
Ook de H. Vrouwen omarmden elkander. Alle leerlingen in de gangen waren op
dezelfde wijze ontroerd en geestdriftig. De apostelen liepen tot hen en waren
als met een nieuw leven, met vreugde, vertrouwen vervuld en met een stoutmoedigheid,
die vrees noch aarzelen kende. Deze
eerste ontboezeming van de ontvangen inwendige verlichting en versterking ging
nu in een vurige dankzegging over. Zij plaatsten zich als naar gewoonte in de rangschikking
voor het gebed. Zij loofden God en betuigden Hem met grote vurigheid hun
diepgevoelde dank.
Een greep uit de
overwegingen van de Neerdaling van de H. Geest
|