Uit de geschriften
van Anna Katarina Emmerick:
Leerlingen : Heer, waar wilt U dat wij het paasmaal U
voorbereiden ?
Jezus (tegen Petrus en Joannes) : Bij het beklimmen
van de berg Sion (Jeruzalem) zullen jullie een man met een waterkruik
ontmoeten. Jullie moeten hem volgen tot in het huis waar het maal gepland is en
hem zeggen : De Meester laat u weten dat Zijn tijd nabij is; Hij verlangt het
paasmaal bij U te houden. Daarna zal hij jullie de eetzaal tonen, die tot dit
doel is voorzien. Breng daar al het nodige in gereedheid.
Judas Iskariot , een van de
twaalf leerlingen, had zich geërgerd aan de zalving van Jezus door Maria
Magdalena met de nardusbalsem. Hij ging naar Jeruzalem om met de hogepriesters
over de uitlevering van Jezus te onderhandelen. Ze gaven hem dertig
zilverstukken. Van dan af zocht hij een gunstig moment om Hem in de handen van
de hogepriesters over te leveren.
Voorbereiding op het
paasmaal
De apostelen gingen in Jeruzalem
de Sionberg op. Daar was een oud gebouw gelegen, dat door een binnenplein was
omgeven. Daar vonden ze de man en ze gaven hem Jezus boodschap door. Het
gebouw of Cenakel was eigendom van Jozef van Arimatea en Nikodemus. Zij
verhuurden dit gebouw voor feestgelegenheden. De zaal was gereserveerd door de
man, maar hij wist nog niet voor wie. Hij was verheugd toen hij vernam dat het
voor de Heer was. De man, Heli, was een vriend van Jezus.
cenakel
In Betanië nam Jezus van Zijn
Moeder, zijn goede vriend Lazarus en de Heilige Vrouwen afscheid. Hij zei haar
dat Hij Petrus en Joannes naar Jeruzalem had gezonden om het paasmaal voor te
bereiden. Hij zei aan Zijn Moeder dat Petrus en Joannes Zijn boodschap omvatten
: Petrus als het geloof en Joannes als de liefde. Hij vertelde haar ook over
het verraderlijk plan dat Judas aan het voorbereiden was. Toen de Heer aan Zijn
Moeder bekend maakte wat Hem weldra zou overkomen smeekte zij Hem om toch met
Hem te mogen sterven. Maar Hij moedigde haar aan zich sterk te houden. Hij
voorzegde haar dat Hij zou verrijzen en op welke plaats Hij aan haar zou
verschijnen. Toch bleef ze vol verdriet en verzonken in een diepe ernst achter.
De Heer bedankte haar als een erkentelijke, liefhebbende Zoon voor haar liefde
en zorgen. Hij legde zijn rechterarm om haar en hield haar gedrukt aan Zijn
hart.
Laatste avondmaal
Er waren drie gescheiden groepen
in het Cenakel die het paaslam aten. Ieder van die groepen bestond uit 12 man
en was voorgezeten door een 13de man als huisvader. Jezus at
met de apostelen in de grote middenzaal. Afzonderlijk waren Natanaël en
Eliakim. Zij hadden elk een groep van 12 man. Voor deze laatste twee groepen
werden drie paaslammeren in de tempel geslacht en besprenkeld. Het vierde
paaslam werd in het Cenakel geslacht en besprenkeld. Dit lam was bestemd voor
Jezus en de 12 apostelen.
Toen het uur was aangebroken
werden de tafels gedekt. Ieder trok ceremoniekleren aan en ander schoeisel. De
twee groepen trokken naar de zijzalen en de Heer en de apostelen naar de
hoofdzaal. De tafel van Jezus zag er zo uit :

De apostelen hielden elk een
staf vast en Jezus had twee kleine ietwat gekromde staven kruisgewijs in zijn
gordel voor Zijn borst gestoken.
Allen hadden de armen
omhooggeheven en zongen : Gezegend zij de Heer, de God van Israël. Daarbij
zongen ze nog een gebed. Nadien gaf Jezus Petrus en Joannes elk een staf.
Midden op tafel stond een schotel met het paaslam, sla en kruiden. Na het gebed
legde de hofmeester het mes om het paaslam voor te snijden bij Jezus op tafel.
Hij zette ook een beker met wijn voor Hem en uit een kan vulde hij zes bekers
die elk tussen twee apostelen stonden. Jezus zegende de wijn en dronk. De
apostelen dronken met tweeën uit één beker. De Heer sneed en verdeelde het
paaslam en de apostelen reikten Hem in de orde waarin zij geplaatst waren, hun
broodkoek toe. Zij ontvingen elk hun deel en aten rechtstaande en aten het zeer
haastig op.
Jezus brak één van de
paasbroden. Een deel ervan legde Hij terzijde en legde er een doek over. Het
ander deel gaf Hij aan de apostelen. Daarna bracht de hofmeester een beker wijn.
Jezus dankte maar dronk er niet van.
Jezus : Neem en verdeel hem onder u, want Ik zeg u
dat Ik van nu af aan niet meer zal drinken van de vrucht van de wijnstok,
totdat het Rijk Gods komt.
Nadat ze per twee gedronken
hadden, zongen ze. Dan bad en leerde Jezus weer en daarop volgde nog een
handwassing. Dan pas gingen zij op hun plaatsen neerliggen. Alles gebeurde
volgens de Joodse wetsvoorschriften.
Jezus heeft nog een ander lam in
delen gesneden. Dit paaslam droeg men naar Maria en de heilige vrouwen die in
een zijgebouw hun maal hielden.
Jezus was heel hartelijk, maar
Hij werd overvallen door ernst en weemoed.
Jezus : Eén onder u zal Mij verraden, een wiens
hand met Mij aan dezelfde tafel is.
Jezus deelde op dit ogenblik aan
zijn kant een van de kruiden rond. Judas, die schuin tegenover Hem aangelegen
was, had Hij bevolen de rest van het kruid aan de andere zijde van de tafel uit
te delen. Hoewel Jezus van een verrader sprak, waarover allen ten zeerste
ontsteld waren, maakte Hij Judas hierdoor niet aan de anderen bekend. Hij zei
het op een wijze als was het één van de twaalf die met Mij eten en drinken, een
met wie Ik mijn brood deel.
Jezus : De Mensenzoon moet heengaan, zoals het
geschreven staat over Hem, maar wee de mens door wie Hij verraden wordt. Het
was voor die mens beter geweest nooit te zijn geboren.
Alle apostelen waren zeer
ontsteld en zij vroegen de een na de ander : Heer ! ben ik het ? Ze begrepen
niet hoe iemand nu zoiets kon doen.
Joannes (lag met zijn hoofd het dichtst bij Jezus
borst) : Heer, wie is het?
Maar door een toeval van handelingen
werd het hem duidelijk wie Jezus bedoelde.
Jezus had namelijk een stuk
brood met latuw omwonden en in de saus gedoopt en met grote liefde aan Judas
gegeven. Judas vroeg daarop juist om beleefd te blijven : Heer, ben ik het ?
Jezus keek hem vriendelijk aan en gaf hem een algemeen antwoord. Jezus gaf hem
dit teken uit oprechte liefde om hem te waarschuwen zonder hem aan anderen te
verraden. Maar Judas was te verbitterd en te toornig om deze reddende hand vast
te grijpen.
Voetwassing
Ze stonden nu van tafel op en
trokken hun gewone kleren terug aan. Daarna liet Jezus water in het voorportaal
brengen. Jezus sprak hun eerst nog over zijn Rijk, over zijn heengaan naar de
Vader en hoe Hij hun eerst alles zou nalaten wat Hij bezat. Vervolgens leerde
Hij nog over boetvaardigheid, het inzien en bekennen van zijn schuld, over het
berouw, de vergiffenis en de reiniging. Ieder kende zijn zonden en had er
berouw over, behalve Judas. Jezus legde zijn mantel af, schortte zijn kleed op
en bond zich een linnen doek om. Inmiddels geraakten de apostelen in een soort
woordenstrijd omtrent de vraag wie van hen de eerste plaats zou verkrijgen. Zij
dachten nog altijd dat Jezus bij zijn nakend vertrek een werelds Rijk zou
stichten en zo de wereld voor een voldongen feit zou stellen. Jezus maakte hun
een verwijt van hun twist en zei hun dat Hij gekomen was om te dienen. Jakobus
de Mindere had de waterzak vast en Joannes de kom waar het water in terecht
kwam. Jezus goot het water over de voeten van elke apostel en droogde ze dan
af. Jezus waste de voeten van alle apostelen. De Heer toonde Zijn oprechte
liefde en dienstbaarheid in deze daad.
Petrus (protesterend) : Hoe Heer ? Wilt U mijn
voeten wassen ?

Jezus : Wat Ik doe, begrijp je nog niet, maar later
zal het duidelijk voor je worden. Simon, je bent zo begenadigd geweest om van
mijn Vader te vernemen dat Ik de Zoon ben van de levende God en dat Ik vandaar
kom en daarheen terugkeer. Jij alleen hebt dit inzicht gehad en uitgesproken en
Ik wil op jou Mijn Kerk bouwen en de poorten van de hel zullen haar niet
overweldigen. Bovendien zal Mijn macht bij jouw opvolgers blijven tot het einde
van de wereld.
Jezus (tot de andere apostelen) : Petrus zal Mijn
plaats innemen, wanneer Ik van U zal zijn weggegaan. Hij zal het bestuur van de
Kerk waarnemen, de missionering regelen en u uitzenden.
Petrus : Maar Meester... Nooit zult U mijn voeten
wassen !
Jezus : Indien Ik uw voeten niet mag wassen, zal je
geen deelname met Mij hebben.
Petrus : Heer, was dan niet enkel mijn voeten, maar
ook mijn handen en mijn hoofd !
Jezus : Wie een bad genomen heeft, is geheel rein
en moet nog slechts zijn voeten wassen. Zo is het ook met jullie, jullie zijn
rein, maar niet allen.
Hiermee bedoelde Hij Judas. In
zijn onderrichting had Jezus over de voetwassing gesproken als over een
reiniging van dagelijkse zonden. De voetwassing was een teken en had een
geestelijke kracht. Het was een soort absolutie van de overgebleven zonden. In
zijn ijver en liefde zag Petrus daarin niets anders dan een te verregaande
vernedering van zijn Meester. Maar hij wist nog niet dat de Heer om hem te
helpen en zalig te maken zich de volgende dag uit liefde zou laten vernederen
en kruisigen. Al de zonden zou Hij op zich nemen. Terwijl Jezus de voeten van
Judas reinigde, was Hij buitengewoon teder en vriendelijk. Hij drukte zijn
gezicht op Judas voeten en vermaande hem zacht en heimelijk zich toch te
bezinnen. Maar Judas merkte het niet op. Hij gaf een ontwijkend antwoord, iets
in de zin van : God behoede mij daarvoor.
Jezus knoopte aan zijn handeling
een lering vast over de nederigheid en zei dat degene die diende, de grootste
was en hoe zij in het vervolg elkanders dienaren moesten zijn.
Instelling van de
Eucharistieviering
Petrus en Joannes gingen nu de
kelk halen en zetten die voor Jezus neer. Het waren de heilige handelingen
zoals de priester die nu nog verricht vooraleer brood en wijn gezegend zijn.
Ernaast stonden de paasbroden, die Jezus had opzij gelegd. Er stonden ook een
wijnkruik en een waterkruik en dozen met olie. Het breken en ronddelen van het
brood en het drinken uit dezelfde kelk bij het sluiten van de maaltijd was van
oudsher een teken van verbroedering en liefde. Maar Jezus verhief dit gebruik
nu tot het Heilig Sacrament. De deuren van het Cenakel waren nog altijd
gesloten : alles gebeurde in het geheim en zeer plechtig. Jezus gaf hun uitleg
over het avondmaal en ook hoe ze het heilig misoffer moesten opdragen. Onder
deze handelingen werd de Heer steeds inniger. Hij zei dat Hij hun nu alles
wilde geven wat Hij bezat, nl. Hijzelf. Jezus liet door Petrus en Joannes water
over Zijn handen gieten en daarna werd de schaal met water doorgegeven aan alle
apostelen om hun handen te wassen. Jezus bad en brak onder het gebed van de
zegen het brood. Hij nam nu de schaal of pateen met stukken brood.
Jezus : Neem en eet, dit is Mijn Lichaam dat voor U
overgeleverd wordt.

Eerst reikte Jezus Zijn Lichaam
door het Brood aan Petrus en daarna aan Joannes uit. Judas was de derde aan wie
de Heer dit Sacrament toereikte.
Jezus (tot Judas) : Wat je van plan bent te doen,
doe dat spoedig !
Dan gaf Hij het Sacrament verder
aan de overige apostelen. Zij naderden twee aan twee. Ze kregen het brood op
hun tong en de een hield voor de ander onder de kin een doek dat op de kelk
gelegen had. Daarna hield Jezus de kelk omhoog ter hoogte van zijn gezicht en
sprak het dankgebed uit.
Jezus : Drink er allen uit, want dit is Mijn bloed
van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden.
Hij liet Petrus en Joannes
drinken uit de kelk, die Hijzelf in zijn handen hield en zette de kelk daarna
neer. Joannes schepte nu met de kleine lepel van het H. Bloed uit de kelk in de
kleine bekers, die door Petrus aan de overige apostelen toegereikt werden. Elke
kleine beker diende voor twee van hen en zo dronken zij het H. Bloed. Na deze
instelling ging Jezus verder met de rituele handelingen die ook nu nog worden
gedaan door de priester.
Jezus : Jullie moeten dit heilig Sacrament in de
Kerk blijven voortzetten tot Mijn gedachtenis. Daarom zal dit Sacrament in de
Kerk blijven tot het einde van de tijden.
Verder leerde Hij hun het hoofdzakelijke aan in de manier om de communie zelf klaar te maken en het aan anderen uit te delen. Ook werd hen uitgelegd hoe ze het wonderbaar geheim van het Sacrament geleidelijk aan de gelovigen moesten overdragen en het Sacrament voor hen uit te spraken. Nadat de apostelen de Heilige Geest op Pinksteren hadden ontvangen moesten ze zelf consacreren.
Jezus bereidde ook het heilig
chrisma. Zij leerden over de zalving met het heilig chrisma (olie) en het
gebruik ervan (priesterwijding, sacrament van het vormsel). Jezus zalfde Petrus
en Joannes. Zij moesten de andere apostelen op hun beurt de handen opleggen en
zalven als ze de H. Geest ontvangen hadden op het Pinksterfeest. Dit was de
grote doop met de H. Geest. Petrus verzekerde vol vuur dat hij Hem zeker trouw
zou zijn en Hem nooit verlaten.
Jezus : Simon, Simon, de satan beloert je om je te
ziften als tarwe, maar ik heb voor jouw gebeden, zodat jouw geloof niet zou
begeven; en je, eenmaal van jouw misstap teruggekeerd, je jouw broeders zou
versterken !
Waarheen Ik nu ga, kunnen jullie
Mij niet volgen.
Petrus (beslist) : Ik wil U volgen tot in de dood en met U
sterven !
Jezus (mistroostig) : Met Mij sterven ? Voorwaar,
voordat de haan tweemaal kraait, zult jij Mij driemaal verloochenen.
Jezus : Voor jullie zal een harde tijd aanbreken.
Toen Ik jullie uitzond zonder beurs, zonder reiszak, zonder schoeisel, heeft
het jullie dan aan iets ontbroken ?
Apostelen : Neen !
Jezus : Maar nu, moet hij die een reiszak heeft,
deze meenemen, en wie niets heeft, maakt zijn kleed te gelde en koopt een
zwaard, want nu moet ook dit woord in vervulling gaan : Hij zal onder de
misdadigers gerekend worden. Alles moet waar gemaakt worden, wat over Mij
geschreven staat !
Petrus nam dit letterlijk. Hij
wilde Jezus verdedigen en toonde twee hakmessen die hij bij zich had.
Jezus (kortaf) : Genoeg ! Kom ! Laten wij heengaan.
Na het zingen van de psalmen
gingen ze naar buiten. Daar wachtten Zijn Moeder en Maria Magdalena op Hem. Ze
smeekten Hem niet naar de Olijfberg te gaan, omdat ze het gerucht gehoord
hadden dat men Hem wilde gevangen nemen. Maar Jezus sprak enige troostende
woorden en vertrok haastig tussen hen door. Judas had zich vlug uit de voeten
gemaakt (na het drinken van het H. Bloed) om zijn wrede plan tot uitvoer te
brengen.
In de Bijbel : Matteus 26:19-30,
Markus 14:10-15
Een greep uit de overwegingen bij de Instelling
van de Eucharistie
Onbloedig offer
Lukas 22:19: Toen nam Hij brood,
sprak een dankgebed uit, brak het, gaf het hun, en sprak: Dit is mijn lichaam, dat
voor u wordt overgeleverd; doet dit tot mijne gedachtenis.
Bij de instelling van de Eucharistie was het Jezus
bedoeling dat dit offer, het onbloedig offer van Calvarie, verder zou gezet
worden in de Kerk voor alle tijden.
Bij het woord offer bedoel ik, een offer van een
slachtoffer door een priester aan God, alleen.
De vernietiging van dit slachtoffer erkent op een bepaalde
manier dat God de Schepper is van alles.
Instellingswoorden
Gedurende de instelling van de Eucharistie, wanneer Jezus
de woorden DIT IS MIJN LICHAAM zei, werd de hele substantie van het brood
veranderd in Zijn Lichaam, en wanneer Hij de woorden DIT IS MIJN BLOED zei,
werd de hele substantie van de wijn veranderd in Zijn Bloed. In het Laatste
Avondmaal bleef na de verandering van brood en wijn in het Lichaam en Bloed van
Jezus, alleen nog de vorm van brood en wijn over. Dit was de eerste H. Mis.
Deze verandering, ook transsubstantiatie genoemd, gebeurt BIJ ELKE H. MIS WAAR
DE INSTELLINGSWOORDEN CORRECT WORDEN GEZEGD EN DE BEDIENAAR EEN CORRECT GEWIJDE
PRIESTER OF BISSCHOP IS.
Gedurende de instelling van de Eucharistie veranderde Jezus
het brood en wijn in Zijn Lichaam en Bloed door Zijn almacht. Matteus 28:18: Jesus trad op hen
toe, en sprak: Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde.
Jezus gaf Zijn Lichaam en Bloed in de instelling van de
Eucharistie :
·
als herdenking en vernieuwing van Zijn dood op
het Kruis
·
aan jou om Hem in de H. Communie te ontvangen
·
omwille van Zijn grote liefde voor allen zodat
Hij aanwezig kon zijn onder ons bij het altaar en in het tabernakel waar je Hem
kunt aanbidden.
Maleachi 1:11: Want van de opgang der zon tot aan haar ondergang
is mijn Naam groot onder de volken; op iedere plaats wordt mijn Naam een
wierookoffer en een reine offerande gebracht! Waarachtig, mijn Naam is groot
onder de volken, spreekt Jahweh der heirscharen!
In de H. Mis offert Jezus Zich door de priester, aan God op
een onbloedige wijze. Dit is
het offer van de Nieuwe Wet.
Jezus is het perfecte slachtoffer, het
Offerlam.
Omwille van deze reden zijn brand- en dierenoffers niet
meer nodig in de Nieuwe Wet.
De H. Mis is deze vernieuwing en is hetzelfde offer als het offer van het Kruis. Dit is om twee
redenen: er is maar 1 slachtoffer en dezelfde Hogepriester, Jezus. Jezus is de
Hogepriester in elke H. Mis. Hij offert Zijn lichaam en bloed die waren
geofferd op het Kruis aan God de Vader door de woorden en daden van de
priester. Gedurende de instelling van de Eucharistie, stelde Jezus twee
Sacramenten in: de Priesterwijding en de H. Mis.
Priesterwijding
Dit is het Sacrament waarbij een man een priester of
bisschop wordt. De eerste priesters en bisschoppen waren de Apostelen en Jezus
gaf hen de kracht om brood en wijn in Zijn lichaam en bloed te veranderen op
het Laatste Avondmaal.
H. Mis
De H. Eucharistie of H.
Mis is zowel een Sacrament al seen onbloedig offer. Jezus
is werkelijk aanwezig in lichaam, bloed, ziel en goddelijkheid onder de vorm
van brood en wijn. Dat wil zeggen dat de kleur, smaak, gewicht en vorm van het
brood en de wijn hetzelfde blijven hoewel de inhoud is veranderd in het Lichaam
en Bloed van Jezus. In de H. Mis is Jezus geofferd en ontvangen.
Overwinning
op de dood
Romeinen 6:9: We weten, dat Christus,
opgewekt uit de doden, niet meer sterft, en dat de dood geen macht meer over
Hem heeft;
De H. Mis is de manier waarop Jezus heeft bevolen dat Zijn
dood zou herdacht en gevierd worden.
Maar de manier van offeren is verschillend omdat op het
Kruis Jezus heeft geleden en fysiek stierf terwijl in de H. Mis Jezus geen
fysiek lijden en dood ervaart.
Dit komt omdat Jezus niet opnieuw kan sterven.
Ontvangen
van de H. Communie
Johannes 6:57: Zoals de Vader die leeft,
Mij heeft gezonden, en Ik leef door de Vader, zó zal ook hij, die Mij eet, leven
door Mij.
Het ontvangen van de H. Communie, van de geconsacreerde
hostie, schept een eenheid tussen jij en Jezus, Die de Bron van alle heiligheid
en de Gever van genaden is.
De Eucharistie is de grootste hulp om een heilig leven te verkrijgen
en een leven vol vrede.
Wanneer de H. Communie waardig wordt ontvangen zal het
ervoor zorgen dat je dichter bij Jezus komt en je liefde voor je naaste
toeneemt. Het vermeerdert de heiligmakende genade en helpt je zonde te
vermijden omdat je minder bekoringen krijgt of ze beter de baas kunt, en het
helpt je de deugden in praktijk brengen.
Dikwijls Jezus ontvangen in de H. Communie, liefst
dagelijks, is de zekerste weg om vrede en rust in je leven te brengen.
Onwaardige
wijze ontvangen
1 Korintiërs 11:27: Wie dus op onwaardige
wijze het brood eet of de kelk des Heren drinkt, bezondigt zich aan het Lichaam
en Bloed des Heren.
Het niet bijwonen van de H. Mis op zon- en feestdagen en
het onwaardig ontvangen van de H. Communie zijn ernstige zonden.
Overwinning
van Jezus
Johannes
16:33: Dit
alles heb Ik u gezegd, opdat gij vrede moogt hebben in Mij. In de wereld hebt
gij verdrukking te lijden; maar schept moed: Ik heb de wereld overwonnen.
Gebed: Lieve
Heer Jezus, U bent zowel ware God en ware Mens. En toch, vernederde U zich om Mens te worden en te sterven voor mijn zonden.
Vooraleer U heeft geleden gaf U Uw Lichaam en Bloed, Ziel en Goddelijkheid aan
ons in de instelling van de H. Eucharistie. Ik dank U voor deze zeer kostbare
gave dat mij toelaat deel te nemen aan Uw goddelijkheid. Het spijt mij dat ik
zovele zonden heb gepleegd. Ik heb vooral berouw voor de keren dat ik U niet de
eerbied heb betuigd die U verdient in dit heiligste Sacrament, het Sacrament
van het altaar. Vergeef mij voor de keren dat ik te laat was of onaandachtig in
de H. Mis. Of U niet heb bezocht in de Kerk waar U verborgen bent in het Tabernakel
uit liefde voor mij. Laat nooit onverschilligheid toe in mijn hart en leer mij
hoe U lief te hebben en te aanbidden zoals de Engelen. Amen.
|