
Beeld je het lege graf in met de
discipelen. Bemerk dan hoe Maria Magdalena eerst niet herkend tot Jezus haar
liefdevol aanspreekt met haar naam. Beeld je haar verwarring, haar opluchting,
haar verwondering, haar vreugde in! Hoor en zie hoe Jezus haar de opdracht
geeft het goede nieuws te verspreiden aan de leerlingen.
Overweging : De Verrijzenis brengt vreugde - Gerald M. Fagin, SJ
Drie betekenisvolle waarheden die
geworteld zijn in de Verrijzenis openen een poort voor de genade en deugden van
de vierde week, ze belichten enkele redenen van onze vreugde.
1
De
Verrijzenis is een aankondiging dat Jezus leeft en aanwezig is bij ons. In de verschijningen
van de Verrijzenis ervaren de discipelen dat Jezus in hun midden is. Dezelfde
Jezus die onder hen had geleefd, raakte nu opnieuw hun leven diepgaand, en
sprak en at met hen. Maar Jezus was radicaal veranderd. Jezus was niet gewoon
terug tot leven gekomen zoals Lazarus. Jezus leefde nu het glorierijk leven na
de dood, en nu was hij opnieuw bij hen. De Verrijzenis kondigt ook aan dat
Jezus bij ons is. Het verhaal van de Hemelvaart bij Lucas is geen verklaring
van Jezus afwezigheid. Lucas verklaart dat Jezus nu aanwezig is in alle tijden
en plaatsen. We ontmoeten Jezus in de H. Schrift, in de sacramenten, en in onze
broeders en zusters. Als we terugdenken aan de verhalen van de verschijningen
van de Verrijzenis, is Christus opnieuw bij ons, vergeeft Hij ons, voedt Hij
ons, en troost Hij ons.
2
De dood
is overwonnen. De dood opent de weg naar het eeuwig leven. Jezus getuigt van
Gods trouw, zelfs in de dood. We moeten niet bang zijn van de dood, omdat het
niet het einde betekent, maar het begin van het eeuwig leven. Jezus
Verrijzenis geeft het lijden en de dood zin, omdat het de weg is naar redding.
3
Jezus
Verrijzenis bevestigt de kostbaarheid van de mens en de wereld waarin we leven.
Jezus werd tot leven gewekt als een volledige persoon lichaam en ziel. Jezus
nam niet het menselijk lichaam aan om het dan weg te doen. Jezus behield zijn volledige
mensheid. Samen met de leer van de Menswording en de instelling van de Eucharistie,
verzekert de Verrijzenis ons dat God zich geïdentificeerd heeft met de materie.
God heeft de menselijke conditie omarmd. Er bestaat voor eeuwig een diepe
vereniging tussen God en de wereld, tussen geest en materie. Als Christenen
geloven we niet gewoon in de onsterfelijkheid van de ziel. We geloven in de
onsterfelijkheid van de mens. Jezus Verrijzenis en de onze spreekt van continuïteit
tussen dit leven en het volgende. Jezus Verrijzenis erkent ook de kostbaarheid
van de schepping.
Romeinen 8:19-23 : Ook de schepping verlangt
vurig naar de openbaring van Gods kinderen. Want zij is onderworpen aan
een zinloos bestaan, niet omdat zij het zelf wil, maar door de wil van Hem die
haar daaraan onderworpen heeft. Maar zij is niet zonder hoop, want ook de
schepping zal verlost worden uit de slavernij der vergankelijkheid en delen in
de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods. Wij weten immers, dat de
hele natuur kreunt en barensweeën lijdt, altijd door. En niet alleen zij,
ook wij zelf, die toch reeds de eerstelingen van de Geest hebben ontvangen, ook
wij zuchten over ons eigen lot, zolang wij nog wachten op de verlossing van ons
lichaam.
Zoals het Principe en de Basis zegt, deze wereld is
een gave van een God die Liefde is. Ons geloof in de Verrijzenis verzekert ons
dat alles van schoonheid, liefde en creativiteit eeuwig blijft bestaan. De
Verrijzenis is het fundament van een holistische visie van de mens en een
incarnationele en sacramentele visie van het leven.
Jezus is bij ons, de dood is
vernietigd, en het menselijk leven en menselijke activiteit hebben een
blijvende waarde - deze zijn allen redenen om ons te verheugen.
Leer in eerbied te leven - Gerald M. Fagin, SJ
Eerbied is een deugd om te
cultiveren en in praktijk te brengen. Het is een instelling van het hart dat
ons tot het goed in alle dingen voert en ons dichter tot God brengt. Eerbied
brengt ons dichter naar de anderen en de wereld rond ons. Een eerbiedig persoon
bemerkt en reageert op het mysterie van het leven en de heiligheid van alle
dingen. Eerbied is een houding van afhankelijkheid en nederigheid, een
waardering van de schoonheid van de realiteit, en een verlangen naar iets
groters. Eerbied is een deugd dat niet op zichzelf gericht is, maar het houdt
in dat men eerbied heeft voor zichzelf als een geschapen wezen, geliefd en
gekozen door God. Eerbied geeft ons verlangen naar God een stem, ons verlangen
om vervulling te vinden buiten onszelf in het mysterie dat ons omarmt.
Sommigen zullen argumenteren dat
het hedendaags leven en cultuur de zin van eerbied heeft verloren. In een geϊndividualiseerde en mensgerichte
wereld is het gemakkelijk om God aan zich te onderwerpen, relaties onder te
waarderen, en te vluchten van het heilige. Eerbied is geen deugd dat enkel in
traditionele zaken gevonden wordt, of in formele titels, plechtige rituelen en
houdingen. Elke cultuur moet zijn eigen manier ontdekken om eerbied te
koesteren. Elk van ons moet eerbied in de wereld waarin we leven vinden.
We moeten uiteindelijk onze eigen
ervaring van eerbied aanboren door de momenten van ontzag te overwegen. Beschrijvingen
van eerbied zijn enkel nuttig als ze tegen de achtergrond van herinneringen aan
een ervaring van transcendentie worden gehouden en dat men zich openstelt voor
iets dat zichzelf te boven gaat. Ik herinner mij bijvoorbeeld dat ik op de top
van een hoog plateau stond dat duizenden meters hoog was en ik een overzicht
had van honderden kilometers van vruchtbaar land. Ik had een ervaring van
verwondering, van stilte, van uitgestrektheid, van gave. Ik voelde een soort
van verwondering en dat God gewoon uit puur plezier van het scheppen en het
delen van goedheid dit had voortgebracht.
We voelen dikwijls dergelijke
zaken-in talloze sterren op een heldere nacht, voor een kunstwerk, bij de
geboorte van een kind, bij een stervensmoment van een geliefde. Deze
contemplatieve ervaringen brengen ons dichter naar God, zelfs al voelen we ons
klein en onwaardig, en zelfs machteloos. Het zijn heilige momenten, die het
landschap van ons hart verruimen. Ignatius kende eerbied wanneer hij s nachts bad
onder de sterrenhemel, maar hij kende het ook in de drukte van elke dag. Hij
hoopte om deze ervaring aan het licht te brengen in zijn Oefeningen.
Ignatius geloofde dat iedereen
die biddend de kern van waarheid overweegt, dat we geschapen zijn uit liefde
door een transcendente heilige God, zal groeien in eerbied. We zullen een
diepere zin van de heiligheid van alle dingen krijgen, als we in alles zien dat
het voortdurend in stand wordt gehouden door God. We zullen ontzag hebben voor
zonsondergangen en bergen, bloemen en bomen, maar ook voor elke persoon die we
ontmoeten. Eerbied is een instelling van het hart dat ons toelaat te leven voor
de schoonheid en goedheid van elk schepsel en de God die ze heeft geschapen. In
Ignatiaanse terminologie zal eerbied ons toelaten om God in alle dingen te vinden.
Deze eerste Ignatiaanse oefening begint
ons te transformeren in een bijzonder soort van persoon. Er is reeds een antwoord
op komst op de vragen zoals Wie ben ik? Wie zou
ik moeten worden? Hoe kom ik daar? Eerbied is een fundamentele deugd om het hart van
Christus na te volgen.
Deugd van
eerbied : een overweging
·
Herinner
je een ervaring van eerbied en ontzag in je leven en overweeg dit.
·
Waar en
hoe ervaar ik dat God aanwezig is in mijn leven?
·
Hoe kan
ik groeien in eerbied voor God, anderen, mijzelf en het leven?
·
Hoe kan
ik tot een contemplatief hart komen?
Bijbellezingen
over Eerbied
Psalm 104 God de Schepper en
Voorziener :
Ps 104 alleluia
confitemini Domino et invocate nomen eius adnuntiate inter gentes opera eius
2 cantate ei et psallite ei narrate omnia mirabilia eius
3 laudamini in nomine sancto eius laetetur cor quaerentium Dominum
4 quaerite Dominum et confirmamini quaerite faciem eius semper
5 mementote mirabilium eius quae fecit prodigia eius et iudicia oris eius
1 Halleluja! Looft Jahweh,
verkondigt zijn Naam, Maakt onder de volken zijn daden bekend;
2 Zingt en juicht Hem ter ere,
En verhaalt al zijn wonderen!
3 Roemt in zijn heilige Naam:
Vreugd moet er zijn in de harten der Jahweh-vereerders!
4 Wendt u tot Jahweh en zijn
macht, Houdt niet op, zijn aanschijn te zoeken;
5 Denkt aan de wonderen, die
Hij deed, Aan zijn tekenen, aan zijn gerichten:
6 semen Abraham servi eius filii Iacob electi eius
7 ipse Dominus Deus noster in universa terra iudicia eius
8 memor fuit in saeculum testamenti sui verbi quod mandavit in mille
generationes
9 quod disposuit ad Abraham et iuramenti sui ad Isaac
10 et statuit illud Iacob in praeceptum et Israhel in testamentum aeternum
6 Gij kinderen van Abraham,
zijn dienaar; Gij zonen van Jakob, zijn vriend!
7 Hij, Jahweh, is onze God;
Voor heel de aarde gelden zijn wetten!
8 Hij blijft zijn verbond voor
eeuwig indachtig, En zijn belofte in duizend geslachten:
9 Het verbond, met Abraham
gesloten, De belofte, aan Isaäk gezworen.
10 En Hij heeft die belofte
aan Jakob bekrachtigd, Aan Israël het eeuwig verbond:
11 dicens tibi dabo terram Chanaan funiculum hereditatis vestrae
12 cum essent numero breves paucissimos et incolas eius
13 et pertransierunt de gente in gentem et de regno ad populum alterum
14 non reliquit hominem nocere eis et corripuit pro eis reges
15 nolite tangere christos meos et in prophetis meis nolite malignari
11 Hij zeide: "Aan u zal
Ik geven Het land van Kanaän als uw erfdeel."
12 Toch waren ze daar maar
gering in getal, Nog zonder aanzien en vreemd.
13 En toen ze nog zwierven van
volk tot volk, Van het ene rijk naar het andere,
14 Duldde Hij niet, dat iemand
ze kwelde, Maar tuchtigde koningen om hunnentwil:
15 "Raakt mijn gezalfden
niet aan, En doet mijn profeten geen leed!"
16 et vocavit famem super terram omne firmamentum panis contrivit
17 misit ante eos virum in servum venundatus est Ioseph
18 humiliaverunt in conpedibus pedes eius ferrum pertransiit anima eius
19 donec veniret verbum eius eloquium Domini inflammavit eum
20 misit rex et solvit eum princeps populorum et dimisit eum
16 En toen Hij honger in het
land had ontboden, Alle broodstokken stuk had geslagen,
17 Zond Hij een man voor hen
uit, Werd Josef verkocht als een slaaf;
18 Men sloeg zijn voeten in
boeien, In ijzeren ketens werd hij gekluisterd.
19 Maar toen eindelijk zijn
voorzegging vervuld was, En Jahwehs uitspraak hem in het gelijk had gesteld,
20 Beval de koning, hem te
bevrijden, Liet de heerser der volken hem los;
21 constituit eum dominum domus suae et principem omnis possessionis
suae
22 ut erudiret principes eius sicut semet ipsum et senes eius prudentiam
doceret
23 et intravit Israhel in Aegyptum et Iacob accola fuit in terra Cham
24 et auxit populum eius vehementer et firmavit eum super inimicos eius
25 convertit cor eorum ut odirent populum eius ut dolum facerent in servos eius
21 Hij stelde hem aan tot heer
van zijn huis, Tot bestuurder van heel zijn bezit.
22 En terwijl hij diens
vorsten door zijn geest onderrichtte, En wijsheid leerde aan zijn oudsten,
23 Trok Israël Egypte binnen,
Werd Jakob gast in het land van Cham.
24 Daar liet Hij zijn volk
heel vruchtbaar worden, Veel talrijker dan zijn verdrukkers.
25 Maar toen hun hart
verstarde, en zij zijn volk gingen haten, En trouweloos zijn dienaren kwelden,
26 misit Mosen servum suum Aaron quem elegit ipsum
27 posuit in eis verba signorum suorum et prodigiorum in terra Cham
28 misit tenebras et obscuravit et non exacerbavit sermones suos
29 convertit aquas eorum in sanguinem et occidit pisces eorum
30 dedit terra eorum ranas in penetrabilibus regum ipsorum
26 Zond Hij Moses, zijn
dienstknecht, Aäron, dien Hij zelf had gekozen;
27 En zij verrichtten zijn
tekenen onder hen, En wonderen in het land van Cham.
28 Hij zond duisternis af, en
maakte het donker; Maar men achtte niet op zijn bevel.
29 Hij veranderde hun wateren
in bloed, En doodde hun vissen.
30 Hun land krioelde van
kikkers, Tot in de zalen zelfs van hun koning.
31 dixit et venit cynomia et scinifes in omnibus finibus eorum
32 posuit pluvias eorum grandinem ignem conburentem in terra ipsorum
33 et percussit vineas eorum et ficulneas eorum et contrivit lignum finium
eorum
34 dixit et venit lucusta et bruchus cuius non erat numerus
35 et comedit omne faenum in terra eorum et comedit omnem fructum terrae eorum
31 Hij sprak: Daar kwamen de
muggen, Muskieten over heel hun gebied.
32 Hij gaf hun hagel voor
regen, En het vuur laaide op in hun land.
33 Hij sloeg hun wijnstok en
vijg, En knakte de bomen op hun grond.
34 Hij sprak: Daar kwamen de
sprinkhanen aan, En ontelbare slokkers;
35 Ze verslonden al het gewas
op het veld, En schrokten de vruchten weg van hun akker.
36 et percussit omne primogenitum in terra eorum primitias omnis laboris
eorum
37 et eduxit eos in argento et auro et non erat in tribubus eorum infirmus
38 laetata est Aegyptus in profectione eorum quia incubuit timor eorum super
eos
39 expandit nubem in protectionem eorum et ignem ut luceret eis per noctem
40 petierunt et venit coturnix et panem caeli saturavit eos
36 Hij sloeg alle
eerstgeborenen in hun land, Al de eersten van hun mannenkracht.
37 Toen voerde Hij hen uit met
zilver en goud, En geen van hun stammen bleef struikelend achter.
38 Egypte was blij, dat ze
gingen; Want de schrik voor hen had ze bevangen.
39 En Hij spreidde een wolk
uit tot dek, Een vuur, om de nacht te verlichten.
40 Zij baden: Hij liet de
kwakkels komen, En verzadigde hen met brood uit de hemel;
41 disrupit petram et fluxerunt aquae abierunt in sicco flumina
42 quoniam memor fuit verbi sancti sui quod habuit ad Abraham puerum suum
43 et eduxit populum suum in exultatione %et; electos suos in laetitia
44 et dedit illis regiones gentium et labores populorum possederunt
45 ut custodiant iustificationes eius et legem eius requirant
41 Hij spleet de rotsen: daar
borrelden de wateren, En vloeiden door de woestijn als een stroom:
42 Want Hij was zijn heilige
belofte indachtig, Aan Abraham, zijn dienaar, gedaan!
43 Zo leidde Hij zijn volk met
gejubel, Zijn uitverkorenen onder gejuich.
44 Hij schonk hun de landen
der heidenen, En ze erfden het vermogen der volken:
45 Opdat ze zijn geboden
zouden volbrengen, En zijn wetten onderhouden!
Lucas 8:22-25 : Jezus brengt de storm tot rust
Op zekere dag stapte Hij met zijn
leerlingen in een boot en zei tot hen: 'Laten we het meer oversteken.' Ze
staken van wal en onder het varen viel Hij in slaap. Toen een hevige stormbui
op het meer losbarstte, maakte het schip water en ze verkeerden in nood. Ze
liepen dan ook naar Hem toe en maakten Hem wakker met de uitroep: 'Meester,
Meester, wij vergaan!' Hij stond op, richtte zich met een dwingend woord tot de
wind en het woeste water, ze bedaarden en het werd stil. En Hij sprak tot
hen: 'Waar is uw geloof?' Ze werden door vrees bevangen en vol verbazing zeiden
ze tot elkaar: 'Wie is Hij toch, dat Hij zelfs aan de winden en het water
bevelen geeft en dat ze Hem gehoorzamen?'
Lucas 9:28-36 : De Gedaanteverandering

Ongeveer acht dagen na deze
woorden nam Hij Petrus, Johannes en Jakobus met zich mee en besteeg de berg om
er te bidden. Terwijl Hij in gebed was, veranderde zijn gelaat van aanblik
en werden zijn kleren verblindend wit. En zie, twee mannen waren met Hem
in gesprek; het waren Mozes en Elia die in heerlijkheid verschenen waren
en spraken over zijn heengaan, dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken. Petrus en
zijn metgezellen waren intussen door slaap overmand. Klaarwakker geworden zagen
zij zijn heerlijkheid en de twee mannen die bij Hem stonden. Toen dezen
van Hem heen wilden gaan, zei Petrus tot Jezus: 'Meester, het is goed dat wij
hier zijn. Laten we drie tenten bouwen, een voor U, een voor Mozes en een voor
Elia.' Maar hij wist niet wat hij zei. Terwijl hij zo sprak, kwam er een
wolk die hen overschaduwde. Toen de wolk hen omhulde, werden zij door vrees
bewogen. Uit de wolk klonk een stem die sprak: 'Dit is mijn Zoon, de
Uitverkorene, luistert naar Hem!' Terwijl de stem weerklonk, bevonden zij
dat Jezus alleen was. Zij zwegen erover en verhaalden in die tijd aan niemand
iets van wat zij gezien hadden.
Dag 2 : Jezus verschijnt op weg naar Emmaüs
De vierde week herinnert ons dat
dood, wanhoop, geweld en verdriet niet het laatste woord hebben: maar vreugde. Aan
de zijde van de verrezen Heer, waarderen we hoe Pasen de hele tijd gebeurt, met
vreugde dat ons overal verrast.
Ik vraag om wat ik verlang. Hier
zal het zijn om genade te vragen om blij te zijn en mij te intens te verheugen
omwille van de grote glorie en vreugde van Christus, Onze Heer. (SE 221)
Lukas 24:13-35 : Juist die dag waren er twee van hen op weg naar een
dorp, dat Emmaüs heette en zestig stadiën van Jeruzalem lag. Zij spraken
met elkaar over alles wat was voorgevallen. Terwijl zij zo aan het praten
waren en van gedachten wisselden, kwam Jezus zelf op hen toe en liep met hen
mee. Maar hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen. Hij vroeg hun:
'Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?' Met een
bedrukt gezicht bleven ze staan. Een van hen, die Kleopas heette, nam het
woord en sprak tot Hem: 'Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat
Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is?' Hij vroeg hun: 'Wat dan?'
Ze antwoordden hem: 'Dat met Jezus de Nazarener, een man die profeet was, machtig
in daad en woord in het oog van God en heel het volk; hoe onze
hogepriesters en overheidspersonen Hem hebben overgeleverd om ter dood te
worden veroordeeld en Hem aan het kruis hebben geslagen.
En wij leefden in de hoop, dat
Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen! Maar met dit al is het reeds de
derde dag sinds die dingen gebeurd zijn. Zelfs hebben een paar vrouwen uit ons
midden ons in de war gebracht; ze waren in de vroegte naar het graf geweest, maar
hadden zijn lichaam niet gevonden en kwamen zeggen, dat zij ook nog een
verschijning van engelen hadden gehad, die verklaarden dat Hij weer
leefde. Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan en bevonden
het zoals de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen ze niet.' Nu sprak Hij tot
hen: 'O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat
de profeten gezegd hebben! Moest de Messias dat alles niet lijden om in
zijn glorie binnen te gaan?' Beginnend met Mozes verklaarde Hij hun uit al
de profeten wat in al de Schriften op Hem betrekking had. Zo kwamen ze bij
het dorp waar ze heen gingen, maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan.
Zij drongen bij Hem aan: 'Blijf
bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.' Toen ging Hij
binnen om bij hen te blijven. Terwijl Hij met hen aanlag nam Hij het
brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe. Nu gingen hun
ogen open en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. Toen
zeiden ze tot elkaar: 'Brandde ons hart niet in ons, terwijl Hij onderweg met
ons sprak en ons de Schriften ontsloot?' Ze stonden onmiddellijk op en
keerden naar Jeruzalem terug. Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep
bijeen. Deze verklaarden: 'De Heer is werkelijk verrezen, Hij is aan Simon
verschenen.' En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was en
hoe Hij door hen herkend werd aan het breken van het brood.

Bemerk
hoe Jezus discipelen hem eerst niet herkennen. Bemerk ook hoe Jezus gewoon bij hen loop ten luistert
naar hen in hun droefheid en verwarring. Hoe heeft Jezus bij jouw gewandeld in
deze weken? Hoe herkennen de discipelen en hoe herken jij de verrezen
Christus? Hoe heb je ervaren dat je hart brandde deze weken? Welke verlangens
zijn nu in je hart aanwezig?
Overweging : In het Breken van het Brood
Op een bladje, gescheurd uit een
oude bijbelagenda van 1984, staat deze tekst over Emmaüs:
Twee mannen gingen een verkeerde weg.
Zij behoorden in Jerusalem te zijn,
maar ze liepen naar Emmaüs toe,
geschrokken door alles wat er was gebeurd.
Jeruzalem was de stad die haar profeten doodde,
in Emmaüs zouden ze vergeten en geborgen zijn!
Plots kwam een vreemdeling hen tegemoet.
Hij las de somberheid op hun gelaat,
de angst in hun ogen.
Hij sprak woorden als licht
en bracht in hun hart de storm tot bedaren.
Dan brak Hij met hen het brood.
Zij waren drie aan dezelfde tafel
in één gemeenschap.
Blij keerden zij op hun stappen terug,
naar Jeruzalem, die haar profeten doodde.
De Heer had hun zijn brood gereikt.
Wanneer ik van angst mij verberg, Heer,
kom mij dan tegemoet en spreek uw woord,
bedaar mijn hart en breek met mij het brood.
Dan zal ook ik kunnen opstaan
en gaan waar Gij mij roept.
Er is veel gebeurd op de weg van Jeruzalem naar
Emmaüs. Twee mensen hebben een vreemdeling toegelaten. Hij mengde zich in het
gesprek. De twee onderweg konden verwoorden wat hen bezorgd maakte. Hun blik
veranderde. De vreemdeling gaf inzicht in de Schriften. Het deed hen deugd,
maar ze wisten nog niet wie met hen meeging.
Het stappen en het verdriet had hen moe gemaakt;
Wat rust en wat eten zou hen goed doet. Ze nodigden de vreemde uit om in Emmaüs
mee binnen te gaan. De gast wordt gastheer. Het werd een feestelijke maaltijd,
waar de vreemde met hen aanlag. Hij nam het brood, hij sprak de zegen uit, hij
brak het en hij reikte het hun toe. Nu wisten ze het meteen. Hij had dit gebaar
al vroeger gedaan. Hij had het gedaan de avond vóór zijn sterven. Het was de
Heer. Nu verdwijnt hij omdat hij op een andere wijze bij hen aanwezig is.
De weg naar Emmaüs was niet nodeloos. Ze hebben een
vreemde in hun midden aanvaard, ze zijn in gesprek gegaan, ze hebben de
Schriften doorlopen en de Heer gastvrij ontvangen. Ze hebben hem erkend. Die
vreugde kan hen niet meer ontnomen worden.
Blijf bij ons, Heer, zodat wij met brandend hart
verder mogen leven.
Uit:
preken.be
|