
Aartsbisschop Broglio op zijn herdenkingsmis : Pr Capodanno werd van een gewone missionaris een
buitengewone aalmoezenier. Daarin is duidelijk Gods hand te zien. Wat hem
buitengewoon maakte was de overtuiging dat hij zorg zou dragen voor zijn
Mariniers. Hij was hun raadsman, hun vriend, en hij gaf zijn leven om hen te
helpen.
Het zorgen voor anderen, is zeer
nadrukkelijk aanwezig in het beste vermogen van een aalmoezenier om een persoon
ten dienste te staan, waar dat ook moge zijn, en manieren te vinden om met deze
persoon te praten, en de bereidheid om jezelf en je vrije tijd op te offeren,
en de zorg voor hen op zich te willen nemen. Het komt duidelijk naar voor in Pr
Capodannos leven en het is duidelijk in de meeste aalmoezeniers die ik ken.
Een priester is uniek onder de
aalmoezeniers in de zin dat hij iets brengt dat enkel een Katholieke priester
kan brengen de persoon van Christus in de sacramenten. Hij draagt de H. Mis
op, zalft de zieken en neemt de Biecht af. Deze zijn gaven die alleen
hij kan brengen.
Dienaar van God : Pr Capodanno werd Dienaar van God verklaard in 2006 door de
Congregatie van Heiligenzaken.
De militaire Aartsbisschop
Broglio zei dat Pr Capodanno een rolmodel biedt voor aalmoezeniers en degenen
die in militaire dienst zijn, maar ook voor andere Katholieken. Deze persoon is
het waard om na te volgen. Ik denk dat Pr Capodanno ons in termen van deugden,
ons loyaliteit leert. Hij leert ons standvastigheid en de immense
naastenliefde, niet alleen op het slagveld, maar in honderden kleine dingen dat
hij deed voor zijn Mariniers.
een herdenkingsmonument, Fort Wadsworth,
New York
4 september 4, 1967,
Quong Tin Provincie, Vietnamese Republiek. Een routine operatie, voor
dageraad, door een Marine compagnie werd een grote veldslag tegen een grote
macht van het Noord Vietnamese leger. Er werden nog drie compagnieën opgeroepen
om tegen de vijand te vechten. Pr Vincent Capodanno kreeg de toelating om de
versterkingen te vergezellen, omdat hij wist dat er vele gewonden en doden
zouden vallen.
Omstreeks 15 u kwamen twee pelotons onder zwaar geschut te
liggen op de kant een heuvel. De aalmoezenier verliet zijn relatief veilige
positie aan de andere kant van de heuvel en rende door een open gebied waar
geschoten werd om bij de mannen te geraken. Om de vijand terug te drijven werd
traangas gedropt op de positie waar de VS troepen zich bevonden. De Mariniers
hadden gasmaskers, maar Pr Capodanno zag er een Marinier bijna stikte en geen
gasmasker had. Hij gaf hem het zijne. Hij bleef verder lopen naar de gewonde
Mariniers en hielp hem terug naar de defensieve perimeter om de laatste rites
toe te dienen.
Toen hij naar een dodelijk gewonde man liep, trof een
shrapnel hem van een exploderende mortier en zorgde voor verschillende wonden
van zijn rechterarm en been. Pr Capodanno hield zijn arm stijf naast zijn
lichaam, bereikte de Marinier en bad met hem tot hij stierf. Pr Capodanno
weigerde medische hulp, en zette zijn weg verder naar verschillende andere
gewonde Mariniers om ze te troosten en bij te staan.
Een sergeant die 5 keer gewond was geraakt, lag versuft op
een open helling. De aalmoezenier bereikte hem en sleepte hem in een kuil om
zijn leven te redden. Terwijl de gevechten volop aan de gang waren, raakte Pr
Capodanno een tweede keer gewond, maar weigerde nog steeds het slagveld te
verlaten.
Rond 18.30 u liepen drie Mariniers naar de plaats waar een
vijandelijk machinegeweer stond om het te vernietigen. Twee werden gedood en de derde raakte gewond. Pr.
Capodanno bereikte de gewonde man, en hoewel zijn rechterhand onbruikbaar was,
zegende hij hem met zijn linker. Net toen een hospik de gewonde man wilde komen
helpen, werd hij neergeschoten. De priester rende naar de hospik, en stelde
zich tussen de hospik en de vijand. Degene aan het machinegeweer opende het
vuur en doodde beide mannen.
Pr Capodanno kreeg 27 kogels in zijn hoofd en rug. Onmiddellijk
circuleerde het nieuws van zijn dood over het slagveld, en werd via de radio
naar commandocentrum gestuurd: Number 21 is KIA. (Killed in action, 21 is de code voor de aalmoezenier.)


Detail
over zijn leven :
Pr. Vincent Capodanno had een lange weg afgelegd vanaf zijn
geboorte op 13 februari 1929 uit een Italiaanse immigrantenfamilie op Staten
Island, NY. Hij was de jongste van tien kinderen van een vrome, katholieke
familie. Hoewel hij in zijn vroege jaren nooit over belangstelling voor het
priesterschap sprak, ging hij regelmatig naar de H. Mis op weg naar een
plaatselijke, openbare middelbare school. Toen hij afstudeerde, blijf hij naar
de H. Mis bijwonen, terwijl hij een job als bediende bij een
verzekeringsmaatschappij aannam en avondcursussen volgde aan de Fordham
University. Op 20-jarige leeftijd besloot hij een Maryknoll-missionaris te
worden en na negen jaar studie en voorbereiding werd hij tot priester gewijd.
Twee maanden later werden hij en vijf andere Maryknollers
naar Taiwan gestuurd. Hij studeerde het Hakka-Chinese dialect om hem voor te
bereiden op zijn bediening bij deze minderheidsgroep in de bergen van
West-Taiwan. Hij bleef er 6 jaar. Hij deed er verschillende taken. Daarna kreeg
hij een verlofperiode en werd daarna toegewezen aan Hong Kong. Pr Capodanno
sprak de wens uit om terug te keren naar Taiwan, maar werd geweigerd.
Vervolgens vroeg hij toestemming om lid te worden van het Aalmoezenierskorps
van de Marine en te dienen bij de mariniers in Vietnam. Dit werd goedgekeurd en
eind 1965 kreeg hij de opdracht als luitenant. In april 1966 werd hij
toegewezen aan het 7e Marine Regiment, ten zuiden van Da Nang. Als enige
katholieke aalmoezenier in het regiment moest hij zorgen voor de geestelijke noden
van de mannen in drie bataljons, verspreid over een groot gebied.
Pr Capodanno leefde zo dicht mogelijk bij de
gevechtsmariniers en bracht meer tijd door op gevechtsbasissen, waar hij wist
dat hij nodig was, dan op de commandopost van het bataljon. Hij marcheerde met
hen, droeg dezelfde lasten, ging op patrouille met hen, deelde zijn rantsoenen
en maakte zich volledig toegankelijk voor hen. Op zondag droeg hij de H. Mis op
in elk van de bataljons, en reisde vaak per helikopter van de ene naar de
andere. In 1966 nam hij deel aan zes gevechtsoperaties en kreeg hij een Bronzen
ster en een Vietnamees Cross of Gallantry.
Normaal worden aalmoezeniers van veldgevechtseenheden na zes
maanden getransfereerd. Pr. Vincent Capodanno diende acht maanden voordat hij
verbonden werd aan een medisch bataljon van het ziekenhuis. Hij verlangde weer
bij de veldeenheid te zijn en bezocht zijn oude bataljon vaak tijdens hun
operaties. Toen zijn dienstplicht van een jaar ten einde liep, vroeg hij om een
verlenging van zes maanden. Het werd goedgekeurd en hij werd toegewezen aan
het 5th Marine Regiment in de Que Son Vallei, waar enkele van de hevigste
gevechten aan de gang waren. Hij voegde zich vrijwillig bij de officieren die 's
nachts aan de frontlinie waren, hij bezocht de voorposten en keek na of de
verdediging gereed was. Pr. Capodanno bleef dicht bij de vechtende soldaten,
troostte en bemoedigde hen, droeg de H. Mis op, hoorde hun Biecht, luisterde
naar hun problemen, en schreef naar hun gezinnen. Toen kwam de noodlottige dag
in september.
Pr. Vincent Capodanno ontving de eremedaille voor zijn
heldendom en is door de Kerk uitgeroepen tot een 'Dienaar van God' vanwege zijn
onbaatzuchtigheid tegenover anderen. - Lawrence P. Grayson
De weg
naar de heiligverklaring van Pr Capodanno :
Het diocees van Florida, Palm Beach, heeft zijn onderzoek
naar een mirakel dat in 2017 plaatsvond beëindigd, en de resultaten zullen nu
naar Rome worden gestuurd.
Het mirakel betrof een vrouw die vele jaren had gevochten
tegen multiple sclerose. Ze hoorde over Pr Capodanno en bad om zijn voorspraak.
In 2017 toonde een MRI dat de beschadigingen in haar hersens waren verdwenen.
Een heiligverklaring of canonisatie
in het Latijn canonisatio, is in de Katholieke
Kerk een kerkrechtelijk proces met als mogelijke uitkomst, dat de paus na
grondig onderzoek een gestorven persoon heilig verklaart. Dit proces
volgt gewoonlijk na korte tijd op de zaligverklaring (Lat.: beatificatio).
Daarbij bestaan twee mogelijkheden: ofwel erkent de paus dat een dienaar
Gods sinds onheuglijke tijden een publieke verering heeft genoten (beatificatio
aequipollens) of zoals meestal het geval is formeel verklaart dat
iemand die verering toekomt, omdat hij de hemelse glorie deelachtig
is geworden (beatificatio formalis). De heilige wordt ingeschreven in de canon,
de lijst der heiligen, en mag dan in de hele Kerk algemeen en openbaar vereerd
worden.
Aan de plechtige heiligverklaring door de paus gaat een
langdurig en uitvoerig onderzoek vooraf. Hierbij spelen verscheidene criteria
een rol, zoals het plaatsvinden van wonderen op voorspraak van de
kandidaat-heilige. Het onderzoek naar de deugden van de overledene begint in
het algemeen op diocesaans niveau, waarbij de bisschop meestal gehoor
geeft aan een petitie van gelovigen. Aan de heiligverklaring gaan drie stadia
vooraf: de verklaring tot Dienaar Gods, de verklaring van eerbiedwaardigheid
en de zaligverklaring.
Een misvatting is dat met een heiligverklaring de Kerk een
overledene tot de hemel verordonneert. Wel verkondigt de Kerk met een
heiligverklaring haar vertrouwen, dat de betreffende persoon de nabijheid van
God bereikt heeft, waar hij of zij tot voorspraak van de gelovigen
is. De Kerk bidt om die reden niet langer vóór, maar mét deze overledene,
waarbij, volgens de Catechismus van de Katholieke Kerk, "de
pelgrimerende Kerk zich in haar gebed verenigt met het gebed van de heiligen,
wier voorspraak zij inroept." De canonisatie door de paus houdt
tevens in dat de heilige in het openbaar vereerd mag worden en dat
zijn of haar naam wordt opgenomen in de heiligenkalender.
In het jaar 1997 werden ca. 1500 zalig- en
heiligverklaringsprocedures behandeld, waarbij elke procedure op ongeveer
250.000 euro kan worden begroot. Deze kosten worden gedragen door het bisdom of
de kloosterorde die de procedure aanhangig heeft gemaakt. Voor armere
kerkprovincies bestaat een subsidieregeling.
Achtergrond : de Vietnamoorlog
Voorgeschiedenis : De eerste Indochinese Oorlog : Het bombardement van de
havenstad Hai Phong (Tonkin) op 23/11/1946 door Franse oorlogsschepen
wordt als het begin van de Vietnamoorlog beschouwd. Het toenmalige Vietnam was
onderdeel van de Unie van Indochina, een kolonie van Frankrijk.
In december 1946 trok de Vietminh, een bevrijdingsleger van
Vietnam onder leiding van Ho Chi Minh, zich terug vanuit Hanoi. De VS
steunden Frankrijk in het geheim omdat de Vietminh onder communistische invloed
stond. Een tweede reden was dat Frankrijk tijdens de Koude Oorlog een
belangrijke bondgenoot was van de VS.
De Eerste Indochinese
Oorlog duurde formeel tot 1 augustus 1954. De strijd was echter al gestreden op
7 mei 1954, toen de Fransen een zware nederlaag leden in de Slag bij Dien
Bien Phu. Frankrijk en de Vietminh sloten een onmiddellijke wapenstilstand.
In juli 1954 werden de Akkoorden van Genève gesloten. Om te
voorkomen dat Hồ Chí Minh in heel Vietnam de baas zou worden, werd het land
tijdelijk in tweeën gedeeld. Hồ Chí Minh werd de leider van het noordelijke
deel.
Akkoorden van Genève
Uiteindelijk werd in Genève het
volgende afgesproken:
1. Vietnam wordt tijdelijk verdeeld in twee delen, met
de 17e breedtegraad noord als grens.
2. Geen van beide delen mocht zich aansluiten bij militaire
bondgenootschappen of een militaire basis van een ander land op zijn
grondgebied toelaten.
3. In juli 1956 zouden nationale verkiezingen
worden gehouden, waarna de twee delen binnen twee jaar herenigd zouden worden.
De akkoorden werden niet
door de VS en de regering van Zuid-Vietnam getekend. Zij waren
officieel geen partij op de conventie. Een internationale commissie bestaande
uit vertegenwoordigers van Polen, Canada en India werd aangesteld om
toezicht te houden op de naleving van de akkoorden.
Na de akkoorden
De eerste bepaling hield
in dat Frankrijk en Zuid-Vietnam hun troepen uit Noord-Vietnam terugtrokken.
De Vietminh moest aanzienlijke delen in het zuiden verlaten. Er
vertrokken zo'n 130.000 Vietminhstrijders en hun familieleden naar
Noord-Vietnam om daar een communistische staat op te bouwen. Noord-Vietnam
wilde een zo snel mogelijke hereniging met Zuid-Vietnam. Hoofdstad van
Noord-Vietnam werd Hanoi. In omgekeerde richting vertrokken bijna een miljoen
Noord-Vietnamezen naar Zuid-Vietnam, alwaar een autoritair regime tot stand
kwam, gericht op de westerse wereld en gesteund door de Verenigde Staten. Ook
kwam er een demarcatielijn ter hoogte van de 17e breedtegraad. De Verenigde
Staten wilden geen snelle samenvoeging van beide landen, omdat ze vreesden dat
dan ook het zuiden communistisch zou worden. Hoofdstad van Zuid-Vietnam
werd Saigon.
Verkiezingen
Voor de Vietminh was de
verdeling ongunstig. Ze moest alle gebieden in Zuid-Vietnam opgeven. Ze stemden
in met de akkoorden omdat ze verwachtten de nationale verkiezingen in 1956, die
waren overeengekomen in de Akkoorden van Genève, te zullen winnen. Ook de
Amerikaanse regering vermoedde dat bij eerlijke verkiezingen de communistische
Ho Chi Minh de verkiezingen zou winnen. Dit zou voor de Verenigde Staten een
behoorlijk gezichtsverlies opleveren. Daarnaast wilden de Amerikanen een buffer
tegen het in de regio oprukkende communisme.
Daarop besloten de
Verenigde Staten en Zuid-Vietnam de nationale verkiezingen in Vietnam tegen te
houden. Als officiële reden daarvoor gaven zij op dat in Noord-Vietnam onmogelijk
eerlijke verkiezingen gehouden konden worden. Ook andere communistische staten
besloten om niet op de verkiezingen aan te dringen. Voor de Sovjetunie was
de situatie in Vietnam het niet waard de relatie met de Verenigde Staten op
scherp te stellen. China had geen haast met de vereniging van
Vietnam. China vreesde een verdere expansie van Vietnam bij een communistische
overwinning richting Laos en Cambodja (in 1979 werd
Cambodja daadwerkelijk door Vietnam veroverd).
Amerikaanse oorlog
Er ontstond in 1957 een
oorlog in Zuid-Vietnam tussen de door Noord-Vietnam gesteunde Vietcong en
het door de VS gesteunde Zuid-Vietnamese bewind. De Verenigde Staten steunden Ngo
Dinh Diem (1901-1963), de dictator van de Republiek Vietnam
(Zuid-Vietnam), in de hoop een levensvatbaar, kapitalistisch Zuid-Vietnam
te creëren. Er werd een coalitie gevormd met Zuid-Korea (financieel
en militair gesteund door de VS), Thailand, Australië, Nieuw-Zeeland en de
Filippijnen, om zo tegen het communistische Noord-Vietnam te strijden.
Opmerkelijk genoeg deden het Verenigd Koninkrijk en Canada niet
mee aan de oorlog, hoewel zij wel samen met de VS de Koude Oorlog voerden.
De VS verleenden Zuid-Vietnam steeds meer steun; in eerste instantie met
'adviseurs', maar later steeds meer met wapens en daarna ook manschappen.
Het Regime onder Ngô Đình
Diệm
De Zuid-Vietnamese
bevolking had gemengde gevoelens bij de intocht van Ngo Dinh Diem in
juni 1954. De nieuwe Zuid-Vietnamese leider had namelijk een verleden als
minister onder het koloniale bestuur van de Fransen. De Amerikanen vonden hem
echter geschikt vanwege het feit dat hij fel anticommunist was. Ngô Đình Diệm
was een diepgelovig katholiek, afkomstig uit de inheemse bestuurlijke elite.
De VS gaven miljarden dollars aan economische en militaire steun aan
Zuid-Vietnam, Ngô gebruikte het geld echter om een politiestaat op te
bouwen. Hij trok alle macht naar zich toe, benoemde familieleden op hoge
posities en bevoordeelde de katholieke minderheid. De corruptie onder zijn
bewind vierde hoogtij. Het regime onderhield goede banden met de rijke
landheren, maar deed niets aan de ongelijke verdeling van de grond en de
armoede. De Vietcong won ondertussen de steun van arme boeren door in de
"bevrijde gebieden" de grond onder hen te verdelen.
Hoewel driekwart van de
bevolking boeddhist was, was de macht in katholieke handen en
werden boeddhisten gediscrimineerd. Op 8 mei 1963, de 2527ste
geboortedag van Boeddha, sloeg de vlam volledig in de pan. Ngô's troepen
openden die dag in de havenstad Hue het vuur op boeddhisten die
protesteerden tegen het verbod om Boeddha's geboortedag met vlagvertoon te
vieren. Vervolgens braken in alle grote steden rellen uit. Het regime reageerde
met keiharde repressie. De demonstraties werden echter alleen maar heftiger en
wonnen nu ook steun van katholieke studenten en intellectuelen. Het protest
bereikte een dramatisch hoogtepunt toen een boeddhistische monnik zich in Saigon op
een druk kruispunt vrijwillig in brand stak.
Door dit proces drong tot
de Amerikanen door dat Ngô maar beter kon verdwijnen. Ontevreden
Zuid-Vietnamese generaals kregen van de CIA te horen dat Amerika geen
bezwaar zou maken tegen een geslaagde staatsgreep. Opstandige legereenheden
bezetten op 1 november 1963 de belangrijkste punten van Saigon en Ngô sloeg op
de vlucht. De volgende dag nam Ngô contact op met de leider van de staatsgreep.
Ngô werd een veilige aftocht beloofd, maar werd op weg naar het vliegveld in
een pantserwagen vermoord.
Het Tonkin-incident
Sinds de val van Ngô was
de Vietcong aan een snelle opmars bezig. Johnson probeerde in 1964
het congres ertoe te brengen hem onbeperkte bevoegdheden te geven voor militair
optreden. Hij zou die echter alleen krijgen als er zich een duidelijk voorbeeld
van Noord-Vietnamese agressie tegenover de Amerikanen zou voordoen. Op 2
augustus 1964 bracht het Tonkin-incident hiervoor uitkomst.
Voor de kust van
Noord-Vietnam werd een Amerikaanse torpedobootjager aangevallen door Noord-Vietnamese
torpedoboten. Het schip liep nauwelijks schade op, maar het incident zorgde in
Washington voor grote opwinding. Johnson besloot direct nog een
torpedobootjager naar de Golf van Tonkin te sturen. Twee dagen later berichtte
de Amerikaanse regering dat ook die torpedobootjager werd aangevallen, een
incident dat in werkelijkheid nooit had plaatsgevonden. Hiermee was
volgens de Amerikaanse regering bewezen dat Noord-Vietnam zich schuldig maakte
aan agressie. In dezelfde week van het Tonkin-incident nam het Congres met
slechts twee tegenstemmers de Tonkin-resolutie aan waarmee Johnson
alle noodzakelijke maatregelen mocht nemen om elke gewapende aanval tegen de
Amerikaanse strijdkrachten te vergelden en verdere agressie te voorkomen. Later
bleek dat de Amerikaanse regering het eerste incident waarschijnlijk had
uitgelokt en dat het tweede incident nooit heeft plaatsgevonden.
De oorlog op zijn
hoogtepunt
Onder de regering
Kennedy (1961-1963) en Johnson (1963-1968) werd de Amerikaanse hulp
voortdurend opgevoerd, tot zich 543.400 Amerikaanse soldaten bevonden in
Vietnam (in april 1969). Ondanks grootscheepse bombardementen en gebruik van
chemische middelen (zoals het ontbladeringsmiddel Agent Orange en napalm )
wisten de Zuid-Vietnamese en Amerikaanse troepen de op het platteland zeer
populaire Vietcong niet onder controle te krijgen. Na het Tet-offensief in 1968 besloot
de regering Nixon (1969-1974) onder druk van de publieke opinie tot
geleidelijke terugtrekking van de Amerikaanse troepen. Deze geleidelijke
terugtrekking was ook het gevolg van een toenemende demotivatie onder de
soldaten van het Amerikaanse leger die het gevoel hadden dat de
Zuid-Vietnamezen het vechten aan de Amerikanen overlieten. In de VS en Europa
waren grote demonstraties tegen de oorlog.
Terugtrekking VS
Op 27 januari 1973 werden
de Parijse Akkoorden ondertekend. Deze akkoorden bepaalden dat Noord-Vietnam
en Zuid-Vietnam door middel van vrije verkiezingen herenigd zouden worden en
dat de Amerikaanse troepen binnen 60 dagen het land uit moesten. De
Noord-Vietnamese troepen mochten wel in Zuid-Vietnam blijven. De Verenigde
Staten trokken zich snel terug omdat het Congres de geldkraan had
dichtgedraaid. Het Zuid-Vietnamese bewind van Nguyen Van Thieu (1924-2001)
werd vervolgens door Noord-Vietnam onder de voet gelopen. Generaal Vo
Nguyen Giap had de leiding over deze aanval.
Giáp was een succesvolle
generaal die ook het brein was achter de Slag bij Dien Bien Phu en
het Tet-offensief. Deze keer koos hij voor een simpele tactiek. De slag om
Saigon op 30 april 1975 won Giáp dan ook 'gewoon' door op te
rukken met Sovjettanks. De Amerikanen probeerden nog te redden wat er te redden
viel; vanuit de Amerikaanse ambassade werden noodvluchten
gearrangeerd om hun personeel en belangrijke vertegenwoordigers te redden. Er
was echter zoveel materieel aanwezig dat dat niet allemaal tegelijk verscheept
kon worden. Om te voorkomen dat technisch materieel in handen van de
Noord-Vietnamezen zou vallen, werden vliegtuigen en helikopters van vliegdekschepen in
zee geloosd.
Vrede
Gevolgen voor Vietnam
Noord- en Zuid-Vietnam
werden herenigd en in juli 1976 werd de Socialistische Republiek Vietnam
uitgeroepen. De hoofdstad werd Hanoi. Saigon werd omgedoopt tot Ho Chi
Minhstad.
De Vietnamoorlog heeft aan
circa 2,5 miljoen Vietnamezen van beide partijen het leven gekost en
grootscheepse schade toegebracht aan het land. Veel Vietnamezen raakten verwond
door onder andere het gebruik van chemische middelen (zoals Agent Orange en
napalm) door de Amerikanen. Daarbij komt dat nakomelingen van de Vietnamezen
die in de met chemische middelen bestookte gebieden leefden, nog steeds
(klein-)kinderen krijgen die lichamelijk gehandicapt worden geboren. De
chemische middelen hebben het DNA van de bevolking aangetast.
Sommige delen van het land
zijn nog onbruikbaar vanwege de chemische wapens die in de grond zitten en
overal liggen nog delen van vliegtuigen, helikopters, tanks en blindgangers;
bommen, granaten en mijnen, die destijds niet afgegaan zijn.
Na de val van Zuid-Vietnam
ontstond er een grote stroom bootvluchtelingen die bang waren voor
het nieuwe regime. Alle Zuid-Vietnamezen en zelfs sympathisanten voor het
noorden uit het zuiden werden zonder pardon uit hun arbeidsfunctie ontheven
en op straat gezet. Paspoorten van Zuid-Vietnamezen waren niet meer geldig en
reizen werd dus onmogelijk.
Staatsschuld
Na de oorlog had het
nieuwe Vietnam een grote staatsschuld aan China en de toenmalige Sovjetunie (nu
Rusland). Die schuld wordt tot op de dag van vandaag afbetaald. Daarnaast
kampte Vietnam met zware handelsbelemmeringen die door onder andere Amerika
werden opgelegd. Hierdoor was het economische herstel van het land erg
moeilijk.
Vanaf 1993 blokkeerden de
VS niet langer internationale hulp aan Vietnam, in 1994 hieven ze het
handelsembargo op en in 1995 gingen de VS diplomatieke betrekkingen aan met
Vietnam.
Gevolgen voor de VS
58.226 Amerikanen
sneuvelden of raakten vermist. Amerikaanse oorlogsveteranen uit die
oorlog kampen met fysieke en psychische problemen. Lichamelijke problemen zijn
niet altijd afkomstig van direct letsel. De Amerikanen, die gewerkt hebben met
de chemische middelen als eerder genoemd, kampen met dezelfde problemen als de
Vietnamezen, dus ook de daaropvolgende generaties. Geestelijk letsel wordt mede
veroorzaakt doordat de teruggekeerde soldaten weliswaar als helden vertrokken,
maar niet als helden werden binnengehaald. De publieke opinie was gedurende de
oorlog 180 graden gedraaid. Het verliezen van de oorlog in Vietnam (en vooral
de manier waarop) gaf de Amerikanen het gevoel dat hun macht tanende was. Elke
strijd die Amerika na Vietnam aanging werd ook vergeleken met die oorlog.
|