|
Manasse was koning van
Juda. Volgens de Bijbel kwam hij op twaalfjarige leeftijd op de troon
toen zijn vader Hizkia overleed. Zijn regeringstijd wordt
tegenwoordig gedateerd op 696/695 tot 642/641 v. Chr. Ondanks
zijn lange regeerperiode (55 jaar), is relatief weinig van zijn leven
overgeleverd. Volgens de Bijbel was zijn regeringsperiode zowel op nationaal
politiek als op religieus gebied een vervolg op dat van zijn grootvader, koning
Achaz. Onder Manasse werden houten palen en zuilen opgericht voor de natuurgodin
Asherah en werd de verering van JHWH, die zijn vader had ingevoerd,
opnieuw ongedaan gemaakt. Profeten als Jesaja en Micha voerden
oppositie tegen het beleid van koning Manasse en werden daarvoor zwaar
vervolgd. Jesaja zou hierbij ten slotte om het leven zijn gebracht (2 Kon 21, Jer 2).
Manasse
Rond 681
v. Chr. werd Manasse gevangengenomen door Esarhaddon, de opvolger van Sennacherib,
als koning van de Assyriers. Manasse werd overgebracht naar Babylon.
In die tijd werden gevangengenomen koningen bijzonder wreed behandeld: ze
werden aan een touw dat verbonden was met een haak of een ring door hun lippen
of kaak voor de overwinnende koning gebracht. Ook in de Bijbel is een
verwijzing naar deze behandeling te vinden (in 2 Kron 33:11 staat:
"Zij bedwongen Manasse met haken, boeiden hem met bronzen ketenen en
voerden hem mee naar Babel.")
Tijdens
die gevangenschap kwam Manasse tot andere gedachten. 'Zijn smeekbede tot God
werd verhoord' en Manasse werd weer koning van Juda. De smeekbede van Manasse
(of een smeekbede die later aan Manasse is toegeschreven), is te lezen in het apocriefe Bijbelboek Het
gebed van Manasse.
Teruggekomen
in Juda liet Manasse alle offerplaatsen voor andere goden dan Jahweh slopen of
ombouwen tot offerplaatsen voor God. Ook werkte hij aan de verdedigingswerken
van Jeruzalem en andere steden.
Na
een regeringsperiode van (ongeveer) 55 jaar (de langste regeerperiode in de
geschiedenis van Juda), overleed Manasse. Hij werd begraven in de tuinen van
Uzza ("de tuinen van zijn eigen huis"), en niet in Jeruzalem bij zijn
voorouders. Zijn zoon Amon volgde hem op. Later zou Manasses zoon en
opvolger op zijn beurt de asherim weer oprichten en de oude cultus herstellen.
Asherah
Asherah, of Ashtoreth, was
de naam van de belangrijkste vrouwelijke godhead die vereerd wrd in het oude
Syrie, Fenicie en Kanaan. De Feniciers noemden haar Astarte, de Assyriers
vereerden haar als Ishtar, en de Filistijnen hadden een tempel van Asherah. Asherah
was een godin van de vruchtbaarheid en werd aanzien als een belangrijke godheid
door Kananieten als evenknie van hun god Baal. God veroordeelde de verering van
Asherah en waarschuwde Israel verschillende keren, en Hij beval de symbolen van
Asherah te vernietigen waaronder de zuil van Asherah, ook gekend als de
Asherim.
Deut.
7:5 : Neen, zo moet gij
tegen hen optreden; hun altaren moet ge neerhalen, hun heilige stenen verbrijzelen,
hun heilige bomen omhakken en hun godenbeelden verbranden.
Deut. 12:3 : Hun
altaren moet gij omverhalen, hun wijstenen stukslaan, hun heilige palen
verbranden en hun godenbeelden verbrijzelen, zodat gij de herinnering daaraan
uit die plaats doet verdwijnen.
Deut. 16:21 : Als gij
een altaar bouwt voor Jahwe uw God, moogt gij daarnaast geen stuk hout plaatsen
als heilige paal.
Rechters
6:25-26 : In die nacht zei
Jahwe tot Gideon: `Neem een stier van uw vader, een vette stier van zeven jaar,
verniel het altaar van Baäl dat aan uw vader behoort en hak de heilige paal om
die er bij staat. Richt
dan hier op de top van de versterkte plaats een goed gebouwd altaar op voor
Jahwe uw God en draag de vette stier op als een brandoffer, op het hout van de
omgehakte paal.'
Rechters
3:7 : De Israëlieten deden
wat Jahwe mishaagt: zij vergaten Jahwe hun God en vereerden de Baäls en de
Astarten.
God had zijn reden om de
verering van Asherah te verafschuwen. De rituelen die gebruikt werden waren seksueel en er was prostitutie van
beide sekses mee gemoeid. Het lijkt dat deze rituelen plaats hadden op heuvels
onder de Asherah palen of bomen.
Deut.
23:18-19 : Een Israëlitische man
of vrouw mag zich niet lenen voor godsdienstige ontucht. Bij het inlossen
van uw geloften moogt ge geen hoerengeld of hondenloon in de tempel van Jahwe
uw God brengen. Want van beiden heeft Hij een afschuw.
1
Kon 14:22-24 : De Judeeërs deden wat
Jahwe mishaagt; zij prikkelden Hem tot naijver, meer nog dan hun voorvaderen,
door de zonden die ze bedreven. Op elke hoge heuvel en onder elke groene
boom richtten zij offerplaatsen in met wijstenen en heilige palen. Zelfs
waren er in het land mannen die zich op de offerplaatsen aan ontucht wijdden. Zo bedreef men
dezelfde gruwelen als de volken die Jahwe voor de Israëlieten verdreven had.
God is keihard als het over
de verering van Asherah gaat en in de Bijbel wordt iets dat belangrijk is herhaald.
Jezus zei: Waarlijk, Ik zeg U of Aman, Amen, Ik zeg jullie afhankelijk van
de bijbelversie (Joh 12:24) en Hij bedoelt dat dit de Waarheid is en dat we
moeten luisteren. En opnieuw wanneer de engelen zingen dat God Heilig,
Heilig, Heilig is (Jes 6:3) is er geen twijfel dat God Heilig is. Als we zien
dat de prostitutie en de verering van Asherah ongeveer 40 keer in het Oude
Testament staan vermeld, en het is elke keer in een zeer negatieve context, dan
weten we zeker dat God dit verafschuwt.
Van de orgieen met
tempelprostituees op de heuvels rond Jeruzalem, in de oude tijden, tot de sex
magie die gepromoot werd door occultisten zoals Aleister Crowley (in de wereld
gekend als de meest boosaardige man in de geschiedenis, Anton LaVey
(Hogepriester en stichter van de Satanskerk) en Gerald Gardner (uitvinder van
Wicca), is het idee van sexuele activiteiten een belangrijk deel van het
occulte en is het in elke cultuur binnengedrongen sinds de mens de eredienst invoerde.
In het Oosten vind je de tantra praktijken in het Hindoeisme en Boeddhisme. In Europa vind je de heidense seks rituelen. En
in het Heilig Land was er de praktijk van tempelprostitutie die doorheen de
geschiedenis te vinden is in Babylon, Rome, en Griekenland. De heidense afgoderij had altijd met seks te
maken.
In de wetenschap dat God
dit verafschuwde, was het volk hardleers. De enige man die God zegende met
geld, macht en wijsheid was Salomo en weet je wat hij deed?
1 Koningen 11:1-6 : Koning Salomo had behalve de dochter van Farao nog veel buitenlandse
vrouwen; Moabitische, Ammonitische, Edomitische, Sidonische en Hethitische, uit
de volken waarvan Jahwe tot de Israëlieten gezegd had: 'Gij moogt u niet
inlaten met hen, en zij mogen zich niet inlaten met u; anders zullen ze u
verleiden tot het dienen van hun goden.' Salomo hechtte zich aan deze vrouwen
en had ze lief. Hij had ook zevenhonderd prinsessen tot vrouw genomen en
daarbij nog driehonderd bijvrouwen, en deze vrouwen maakten hem ontrouw: op
zijn oude dag verleidden zij Salomo tot het dienen van andere goden; hij was
Jahwe zijn God niet meer zo met hart en ziel toegedaan als zijn vader David.
Salomo vereerde Astoret, de godin van de
Sidoniers, en Milkom, de gruwel van de Ammonieten; hij deed wat Jahwe
mishaagde en diende Hem niet zo trouw als zijn vader David. Zo liet Salomo
op de berg ten oosten van Jeruzalem een offerhoogte bouwen voor Kemos, de
gruwel van Moab, en voor Moloch, de gruwel van de Ammonieten. Hetzelfde
deed hij voor al zijn buitenlandse vrouwen die voor haar goden wierook wilden
branden en offers brengen. Toen werd Jahwe, de God van Israël, vertoornd
op Salomo, omdat hij zich van Hem had afgekeerd, nadat Hij hem tweemaal
verschenen was. Jahwe had hem uitdrukkelijk verboden andere goden te
vereren, maar Salomo had zich niet gehouden aan Jahwe's verbod. Daarom zei
Jahwe tot hem: 'Omdat het met u zo gesteld is en gij u niet houdt aan mijn
verbond of aan de wetten die Ik u heb opgelegd, zal Ik het koninkrijk van u
afscheuren en het geven aan een van uw knechten. Maar terwille van uw
vader David zal Ik dit niet tijdens uw leven doen; Ik zal het losscheuren uit
de hand van uw zoon. Toch zal Ik niet het hele koninkrijk losscheuren: een
stam zal Ik aan uw zoon laten, terwille van David, mijn dienaar, en van
Jeruzalem, de stad die Ik uitverkoren heb.'
|