
Pasen is het
belangrijkste Christelijk feest in het liturgische jaar, volgend op de
Goede Week, Christenen vieren deze dag vanuit hun geloof dat Jezus is
opgestaan uit de dood, op de derde dag na zijn kruisiging.
Het christelijke Pasen verwijst ook naar de vijftig dagen
durende periode van het kerkelijke jaar vanaf het paasfeest tot Pinksteren. De
periode van het paasfeest tot Hemelvaartsdag duurt veertig dagen.
Katholieken mogen gedurende de vijftig dagen durende periode hun
jaarlijkse paasplicht vervullen.
Pasen heeft zijn oorsprong in het joodse Pesach (feest
van de uittocht uit Egypte). Tijdens het Eerste Concilie van Nicea (325)
zijn de data van beide feesten officieel ontkoppeld.
Pasen behoort daarmee tot de traditie van de zoenoffers,
die draaien om de noodzaak van de dood voor het leven, de verzoening met het
goddelijke en de spirituele ontwikkeling van de eigen ziel door beproeving.
Bijbelse geschiedenis
Op Witte Donderdag is Jezus op de Olijfberg en
wordt hij verraden door Judas Iskariot. Hierop wordt Hij gearresteerd door
soldaten die in dienst waren van de hogepriester. De Joodse leiders wilden hem
ter dood veroordelen, maar dat mocht alleen de Romeinse gouverneur, Pontius
Pilatus, doen. Pilatus verklaarde echter in het openbaar niets te zien waarom
Jezus ter dood zou moeten worden veroordeeld. De aanklagers bleven echter
aandringen. Ook verklaarden ze dat Jezus zich 'koning der Joden' noemde en dat
dit al een veroordeling zou rechtvaardigen. Pilatus kon hier niet goed onderuit
komen als hij moeilijkheden met de Romeinse keizer wilde vermijden. Hij kon nog
maar een oplossing zien van dit dilemma: het was traditie dat ter gelegenheid
van het joodse feest Pesach een veroordeelde misdadiger gratie kreeg en
het volk mocht kiezen welke dat zou zijn. Pilatus gaf nu de keus tussen Jezus
en een moordenaar, veronderstellend dat het volk niet een
moordenaar zou vrijlaten. Opgehitst door de leiders koos het volk echter voor
vrijlating van de moordenaar Barabbas in plaats van Jezus. Jezus werd
door Pilatus veroordeeld tot de dood aan het kruis. Hij waste daarbij zijn
handen 'in onschuld'. Jezus werd op vrijdag aan het kruis genageld,
waar hij kort voor de joodse sabbat, op de vooravond van het Pesach,
stierf. Door Jozef van Arimathea wordt Jezus begraven, in een graf dicht bij
Golgotha.
Heel vroeg op de zondagmorgen gaan er vrouwen naar het graf
om het lichaam van Jezus te verzorgen. Ze vinden Hem daar echter niet, engelen
vertellen hen dat Jezus is opgestaan. "Waarom zoekt u de levende onder de
doden?" Kort daarop verschijnt hij aan Maria Magdalena. Daarop gaan
de vrouwen naar de discipelen, die hen niet geloven. Toch gaan ze wel bij het
graf kijken, Johannes en Petrus voorop. Diezelfde dag verschijnt Jezus aan twee
volgelingen die onderweg zijn naar Emmaüs. Nadat Hij Zich aan hen
geopenbaard heeft (bij het breken van het brood) haasten ze zich terug naar
Jeruzalem om het de discipelen te vertellen. Terwijl ze hun verhaal aan het
doen zijn, verschijnt Jezus in hun midden. Hij belooft hierbij de H. Geest te
zenden en geeft ze de opdracht: "Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo
zend Ik jullie uit."
Betekenis
Met de christelijke viering wordt, evenals met de joodse
viering, de uittocht uit Egypte (de exodus) herdacht, zij het metaforisch vanuit
het werk van God in en door de persoon Jezus als christus, door christenen
beschouwd als de Zoon van God, de beloofde Messias, de Verlosser. Hij
wordt in het Nieuwe Testament het paaslam genoemd, dat zichzelf
vrijwillig liet offeren voor de verzoening van God met de mensen. Dit
duidt op de symbolische betekenis van het offerlam, dat volgens de
Mozaïsche voorschriften van het Oude Testament en de tradities van de joodse
godsdienst geofferd moest worden ter vergeving van zonden. Met de voorstelling
van Jezus als het eeuwige paaslam werd in geestelijke zin een 'nieuw
verbond' tussen God en mens aangeboden, gebaseerd op de genade, waarmee
het oude verbond, gebaseerd op de wet, buiten werking kon worden gesteld. Wie
in Hem gelooft, hoeft volgens de christelijke traditie niet meer 'onder de wet'
te leven, maar valt 'onder de genade'. Deze begrippen en de verhoudingen tussen
het een en ander zijn in onder meer de brieven van de apostel Paulus nader
uitgewerkt.
Met het paasfeest wordt ook uitgekeken naar de
verwachte wederkomst van Jezus op aarde.
Pesach
De oorsprong van het christelijke paasfeest ligt in de
Joodse traditie. Het joodse Pesach is nauw verbonden met de uittocht uit Egypte,
de Exodus. De viering en herdenking hiervan werd volgens het
Bijbelboek Exodus de avond voor de uittocht ingesteld en is de eeuwen
door in verschillende vormen bewaard gebleven. Inherent is het herdenken van de
grote daden van God aan het volk Israël. Hierin ligt het idee
van 'bevrijding' besloten. Dit geldt ook voor het christelijke paasfeest, zij
het vanuit een andere invalshoek.
Pasen rond het begin van de jaartelling
In de tijd van Jezus waren er drie belangrijke
pelgrimsfeesten:
1 het Pesach of Feest van de Ongezuurde broden : Heel lang
geleden werd met dit feest de eerste oogst van het nieuwe jaar gevierd. De
eerste gerst en de eerste lammetjes werden geofferd. Nu wordt de uittocht van
het joodse volk uit Egypte herdacht. Na een periode van ongeveer 400 jaar
slavernij in Egypte wordt dat volk door een van haar leiders, Mozes, Egypte
uitgeleid op weg naar het beloofde land Israël. Het is een voorjaarsfeest.
2 het Wekenfeest in de zomer of Sjavoeot : het feest
Sjavoeot wordt vijftig dagen (7 weken) na Pesach gevierd. Sjavoeot is de
Hebreeuwse naam voor Wekenfeest. Precies zeven weken na Pesach - de uittocht
uit Egypte - verzamelden de joden zich aan de voet van de berg Sinai, waar God
hen de Tien Geboden gaf.
3 het Loofhuttenfeest in de herfst of Soekkot (Sukkot) :
een joods feest dat zeven dagen duurt, en waarbij herdacht wordt, dat de joden
veertig jaren lang in hutten in de woestijn omzwierven. Met Soekkot wordt
herdacht dat het joodse volk 40 jaar door de woestijn moest zwerven. Zij
leefden toen in hutten gemaakt van palmbladeren.
Het Pesach was nauw verbonden met het Massotfeest;
beide werden in feite als één feest gevierd. Van heinde en ver kwamen de mensen
naar de tempel in Jeruzalem. De betekenis was nog altijd: herdenking van de
bevrijding uit Egypte en hoop op de komende verlossing door de beloofde
Messias.
Het Laatste Avondmaal van Jezus en zijn volgelingen,
de discipelen, was volgens de Evangeliën een Pesachviering. Men trof de
voorgeschreven voorbereidingen de avond ervoor, de viering vond 's avonds
plaats in Jeruzalem, er werd wijn gedronken, brood gegeten en een loflied
gezongen, het Halleel. De vereiste kruiden en het woord 'ongezuurd'
(brood) worden genoemd, maar kunnen teruggevonden worden bij de visioenen van
A. K. Emmerick.
Eerste christenen
Ook de eerste christenen, van wie de meesten Joden waren,
bleven aan de joodse feesten deelnemen, ook aan het Pesach. Gaandeweg werd
het voor de christenen een tijd van vooral vasten ter herdenking van Jezus'
lijden en een nachtwake. Later is een scheiding tussen de feesten gekomen,
alleen al door het instellen van verschillende datums voor Pesach en Pasen. Na 313,
het jaar van de erkenning van het christendom door de Romeinse overheid met de
afkondiging van het Edict van Milaan, de zogeheten 'kerkvrede', kreeg
het paasfeest een ander aanzien. Het werd nu voor pelgrims mogelijk om de
gebeurtenissen van Pasen te vieren op de plek waar ze volgens het verhaal
hadden plaatsgevonden, in en rond Jeruzalem. Een vroege (laat-vierde-eeuwse )getuige
hiervan is het verslag van de pelgrim Egeria. Dit werkte een
'historisering' van de Paasliturgie in de hand. In Jeruzalem werd deze verdeeld
in losse gebeurtenissen die op losse dagen en verschillende plaatsen gebeurd
zouden zijn. Het liturgische Triduum Sacrum werd ingevoerd:
1.
Witte Donderdag (instelling van de
Eucharistie en het priesterschap, begin van het lijden van Jezus);
2.
Goede Vrijdag (lijden en sterven);
3.
Stille zaterdag of paaszaterdag
(grafrust);
4.
Paaszondag (opstanding).
Op het 4de Concilie van Lateranen (1215
- 1216) te Rome werd bepaald dat christenen op zijn minst een maal per jaar en
dan vooral op Pasen de eredienst moesten bijwonen en moesten biechten.
Het concilie van Nicea bepaalde in 325 dat
Pasen moet worden gevierd op de zondag na de eerste volle maan in de lente.
In1582 voerde paus Gregorius XIII een kalenderhervorming door,
die door de orthodoxe kerken niet werd gevolgd. De orthodoxe kerken,
zoals de Russisch Orthodoxe kerk (maar niet de Grieks-orthodoxe
kerk), bleven de juliaanse kalender volgen in plaats van de gregoriaanse
kalender, waardoor het begin van de lente, en dus ook de paasdatum, op
verschillende dagen valt. Om de zoveel jaar valt de paasdatum van de westerse
kerken samen met die van de orthodoxe kerken.
|