Stille
Zaterdag (Latijn : Sabbatum Sanctum) volgt op Goede
Vrijdag. Het is de zaterdag voor Pasen en de laatste dag van de vastentijd en
lijdensweek die voorbereidt op het christelijke paasfeest. Deze zaterdag
wordt ook wel Stille Zaterdag genoemd, omdat op die dag de
klokken niet luiden tot aan de Paaswake.
Op deze dag herdenken christenen de tijd dat het
dode lichaam van Jezus Christus in het graf lag, getuige verhalen uit
de Bijbel. Zijn ziel was echter in het paradijs: "Heden zult gij met Mij
in het paradijs zijn" (Lucas 23:43b).
De apostel Petrus beschrijft in 1 Petrus 3:19-20a
dat Jezus Christus in Zijn dood Zich heeft geopenbaard aan de geesten in de hel
om Zijn triomf te tonen: "In Denwelken [Zijn dood] Hij ook heengegaan
zijnde, de geesten die in de gevangenis zijn, gepredikt heeft. Die eertijds
ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte in de
dagen van Noach, als de ark toebereid werd". De Katholieke Kerk leert dat
Christus op Paaszaterdag 'neergedaald is ter helle'. Liturgisch gezien duurt
Paaszaterdag slechts tot de schemering, waarna
de Paaswake gevierd wordt.
Nedergedaald ter Helle
De Hemel was gesloten voor de mensheid door de zonde van
Adam en Eva. De rechtvaardigen onder de doden konden de Hemel niet binnen tot
Christus genoegdoening had gebracht voor de zonden van de mens. Na Christus
dood, daalde Zijn ziel, die nog steeds verenigd was met Zijn goddelijkheid in
het Rijk van de doden om de zielen die daar aan het wachten waren het
vreugdevol nieuws te brengen dat met Zijn dood, Hij de Hemel had heropend voor
de mensheid. Het betekent niet dat Hij in de Hel bij de verdoemden was. Hij
bezocht het Limbo of Voorgeborchte.
In de Katholieke Kerk wordt op Stille Zaterdag net als op
Goede Vrijdag de Eucharistie niet gevierd. In tegenstelling tot Goede
Vrijdag wordt op Paaszaterdag zelfs de Heilige Communie niet uitgereikt. Er
worden wel enige geconsacreerde hosties voorradig gehouden, voor het
geval stervenden willen communiceren. Het altaar is ontdaan van
het altaardwaal. Het tabernakel staat open als teken dat Jezus
gestorven is en tijdelijk niet meer onder ons is. De kerken zijn sober
ingericht, zonder versieringen. Ook de klokken luiden niet op die
dag, tot 's avonds de Paaswake wordt gevierd.
Paaswake
De Kerk aanziet de
Paaswake als de moeder van alle vigilies/wakes. Het is een vigilie een tijd
van verwachting en voorbereiding.
De liturgie van de Paaswake begint
bij zonsondergang en eindigt bij zonsopgang tijdens de nacht
van paaszaterdag op Pasen. Herdacht wordt dat Jezus in
deze nacht opstaat. De paaswake is het feest van het licht, het feest van het
water en het feest van de vreugde; om Jezus' verrijzenis.
In de Paaswake wordt in de
late avond het Licht, als teken voor Christus, feestelijk binnengedragen
in de kerk en bejubeld. Dit staat symbool voor de opstanding. De viering is in
de katholieke traditie een viering waarin een groot aantal symbolen
met elkaar gecombineerd worden.
- Duisternis, aan het begin van de viering is er geen enkel licht in de kerkruimte
aanwezig. Duisternis staat ook voor het ontbreken van ordening.
- Licht,
met name: nieuw licht. Het vuur voor de Paaskaars is net ontstoken.
Zeker vóór de tijd van de lucifer en de aansteker was licht een
duidelijk teken voor "iets nieuws beginnen". Licht brengt
ordening in de chaos. Licht als symbool voor Christus: licht op de
levensweg.
- Verspreiden van licht: de gelovigen steken hun eigen kaars aan met het
vuur van de paaskaars. Dit laatste kan direct of indirect, men geeft het
licht aan elkaar door. Als symbool voor Christus ook: het geloof
verspreiden, het evangelie, de Blijde Boodschap, verspreiden.
Het eerste hoofdstuk van
het boek Genesis wordt gelezen, het verhaal van de schepping, met
zijn herhaalde "En God zag dat het goed was". Na de
symboliek van het nieuwe vuur, benadrukt dit verhaal nogmaals de ordening die
door God gebracht wordt. De evangelielezing verhaalt over de nieuwe
morgen en het lege graf: "Waarom zoek je levende onder de doden?"
- Wijding van het water
- er wordt over het water geblazen, vergelijk
het Pinksterverhaal.
- de Paaskaars wordt tot drie maal in het te
wijden water gedoopt.
Het doopwater wordt
gezegend en hernieuwen gelovigen de doopbeloften. Als er dopelingen zijn,
worden deze gedoopt. Vervolgens wordt de Eucharistie gevierd.
Symbool van de verrezen Heer is de paaskaars die van nu af haar licht
zal doen schijnen. In de kaars zijn vijf wierookkorrels in kruisvorm gestoken.
Paaskaars
Licht : het licht van Christus dat in de duisternis schijnt
Vuur : het vertegenwoordigt Christus verrijzenis
Korrels van wierook : ze vertegenwoordigen de 5 wonden van
Christus (2 wonden aan de handen, 2 aan de voeten, en een zijwonde), de wierook
is een herinnering aan de aromatische kruiden die dienden om het Lichaam van
Christus te balsemen
Alfa en Omega : Christus in het begin en einde van alle
dingen
Kruis : het vertegenwoordigt Christus en Zijn eeuwig licht
Jaar : het doet ons denken aan Gods aanwezigheid hier en nu
Deze kaars uit zuivere bijenwas wordt in paasnacht voor
het eerst ontstoken. De zuiverheid van de bijenwas vertegenwoordigt de
zondeloze Christus die Mens is geworden in de schoot van Zijn Moeder. De kaars
symboliseert in de christelijke liturgie het licht van de
verrezen Christus. Het is een grote kaars, versierd met het kruis,
de Griekse letters alfa en omega en
het jaartal. Er worden ook vijf wierrookkorrels (paasnagels)
toegevoegd die de vijf wonden van Christus aan het kruis symboliseren. De
paaskaars wordt aangestoken in de paaswake, de belangrijkste viering van
het kerkelijke jaar. De priester ontsteekt de paaskaars middels een
lontje aan in het paasvuur dat hij vooraf gezegend heeft. Dit kan buiten het
kerkgebouw of de kapel gebeuren, waarop de priester de paaskaars plechtig
binnendraagt. Het licht van de paaskaars verdrijft de donkerte van het gebouw:
de kaarsen van de gelovigen worden ontstoken aan de paaskaars. De paaskaars
symboliseert daarmee het licht van Christus, die volgens de christelijke
traditie het duister, het kwaad heeft overwonnen.
De paaskaars brandt verder in alle vieringen van de
paastijd tot en met Pinksteren. Na het Pinksterfeest wordt de paaskaars op
waardige wijze bewaard in de doopkapel bij de doopvont, achteraan links
in de kerk. Bij een uitvaart wordt de paaskaars bij de lijkbaar geplaatst als
teken dat men het Pasen viert van de overledenen. De paaskaars brandt ook
op Allerzielen (2 november).
paaskaars
Paaswake
- viering
Wijding
van het nieuwe vuur
Op het vastgestelde uur wordt het altaar voorbereid, maar
de kaarsen worden niet aanstoken tot het begin van de H. Mis. Intussen wordt er
vuur gemaakt van een vuursteen, en worden er kolen van ontstoken. De celebrant
draagt een paarse koorkap.
De co-celebranten en misdienaars gaan met het
processiekruis, wijwater, en wierook naar de deuren, waar buiten aan de ingang
van de kerk de Heilige riten gebeuren. De celebrant zegent het nieuwe vuur, en
zegt:
V. Dominus vobiscum. (De Heer is met U) R. Et cum spiritu
tuo. (En met Uw geest)
Oremus - Deus, qui per Filium tuum, angularem scilicet
lapidem, claritatis tuae ignem fidelibus contulisti: (Laten wij bidden : God,
die door Uw Zoon, dei de hoeksteen is van de kerk, aan Uw gelovigen het vuur
van Uw klaarheid hebt gebracht:)
Productum e silice, nostris profuturum usibus, novum hanc
ignem sancti+fica: (heilig dit nieuwe vuur, dat wij tot ons gebruik en nut uit
een keisteen verwekt hebben:)
Et concede nobis, ita
per haec festa paschalia caelestibus desideriis inflammari; ut ad perpetuae
claritatis, puris mentibus, valeamus festa pertingere. (en
vergun ons dat wij door dit Paasfeest zo in hemelse begeerte ontvlamd worden,
dat wij met een zuiver gemoed tot het feest van de eeuwige klaarheid mogen
geraken.)
Per eumdem Christum Dominum. (Door dezelfde Christus, onze
Heer.) R. Amen.
Oremus Domine Deus, Pater omnipotens, lumen indeficiens,
qui es conditor omnium luminum: (Laten wij bidden : Heer God, almachtige Vader,
eeuwig schitterend Licht, en Schepper van alle licht:)
Bene+dic hoc lumen, quod a te sanctificatum atque benedctum
est, qui illuminasti omnem mundum; (zegen dit licht dat Gij, toen Gij de hele wereld
met licht hebt begiftigd, geheiligd en gewijd;)
Ut ab eo lumine accendamur, atque illuminemur igne
claritatis tuae: et sicut illuminasti Moysen exeuntem de AEgypto, ita illumines
corda et sensus nostros; (opdat wij door dit licht ontvlamd en verlicht worden
door het vuur van Uw klaarheid; en zoals Gij Mozes, toen deze uit Egypte
uittrok, verlicht hebt, verlicht ook onze harten en zinnen)
Ut ad vitam et lucem
aeternam pervenire mereamur. Per Christum Dominum nostrum. (zodat wij
verdienen tot het eeuwig leven en het eeuwig licht te geraken. Door Christus,
onze Heer.) R. Amen.
Oremus Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus:
benedicentibus nobis hunc ignem in Nomine tuo, et unigeniti Filii tui Dei ac
Domini nostri Jesu Christi, et Spiritus Sancti, cooperari digneris: (Laten wij
bidden : Heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God, gelieve mee te werken met
ons die dit vuur wijden in Uw Naam, in de Naam van Uw eniggeboren Zoon, onze
God, en Heer Jezus Christus, en in de Naam van de H. Geest,)
Dan besprenkelt hij het vuur drie keer in stilte.
Een misdienaar neemt een gezegende kool en plaatst het in
het wierookvat; de celebrant plaatst wierook in het wierookvat, en zegent het
als gewoonlijk, en dat bewierookt hij drie keer het vuur.
Wijding
van de Paaskaars
Een misdienaar draagt de paaskaars naar het gezegende
nieuwe vuur en staat voor de celebrant die een kruis maakt tussen de openingen
waar de wierookkorrels zullen geplaatst worden. Boven het kruis plaatst hij de
Griekse letter Alfa, en onder het kruis, de Griekse letter Omega. Tussen de
armen van het kruis, plaatst hij de vier getallen van het huidig jaar, en zegt
hoorbaar:
Christus heri et hodie (de vertikale lijn van het kruis)
Christus, gisteren en vandaag
Principium et Finis (de horizontale lijn van het kruis)
Begin en Einde
Alpha (de A boven het kruis) Alfa
et Omega. (de letter Omega onder het kruis) en Omega
Ipsius sunt tempora (eerste getal van jaartal, boven links)
Van Hem zijn de tijden
et saecula. (tweede getal, boven rechts) en de eeuwen.
Ipsi gloria et imperium (derde getal, links beneden) Aan Hem is de glorie en het rijk
per universa aeternitatis saecula. Amen. (vierde getal,
rechts beneden) in alle eeuwigheid.
Er worden vijf wierrookkorrels gewijd door de celebrant die
ze drie keer besprenkelt met wijwater, en hen drie keer bewierookt. Dan steekt
hij de vijf wierrookkorrels in hun opening, en zegt:
Per sua sancta vulnera
gloriosa custodiat et conservet nos Christus Dominus. Amen. (Door
Zijn heilige en glorierijke wonden, moge Christus de Heer ons bewaren en
beschermen. Amen)
Dan biedt de misdienaar een kleine kaars aan en wordt deze
van het nieuwe vuur ontstoken. De celebrant ontsteekt de Paaskaars en zegt:
Lumen Christi gloriose resurgentis dissipet tenebras coris
et mentis. (Moge het licht van Christus, die glorierijk is verrezen, de
duisternis verdrijven van het hart en geest.)
De celebrant ontsteekt de Paaskaars.
V. Dominus vobiscum. (De Heer is met U) R. Et cum spiritu
tuo. (En met Uw geest)
Oremus Veniat, quaesumus, omnipotens
Deus, super hunc incensum cereum larga tuae bene + dictionis infusio: (Dat over deze wierook,
smeken wij U, almachtige God, ruimschoots de uitstorting van Uw zegen
neerkomt,)
et hunc nocturnum
splendorem invisibilis regenerator intende; (en ontsteek onzichtbare
Herschepper, het glanzend licht van dit nachtelijk Feest,)
ut non solum sacrificium,
quod hac nocte litatum est, arcana luminis tui admixtione refulgeat; (opdat
niet alleen het Offer dat U deze nacht wordt opgedragen, door de geheimvolle
mededeling van Uw licht schittert,)
sed in quocumque loco ex
huius sanctificationis mysterio aliquid fuerit deportatum, expulsa dibolicae
fraudis nequitia, virtus tuae maiestatis assistat. (maar
dat ook uit elke plaats waarheen iets van wat hier geheimenisvol gewijd wordt,
zal overgebracht worden, de boosaardige listen van de duivel geweerd worden en
daar de kracht van Uwe Majesteit aanwezig is.)
Per Christum Dominum
nostrum. (Door Christus, onze Heer.) R. Amen.
Het volk krijgt kaarsen, die aanstoken worden van de
Paaskaars en men trekt in processie in de Kerk.
Processie
met de Paaskaars
De celebrant plaatst opnieuw wierook in het wierookvat,
waarna de diaken de Paaskaars neemt. De processie wordt op de volgende wijze
gedaan: misdienaar met het wierookvat, misdienaar met het processiekruis, misdienaar
met de Paaskaars, de celebrant, en de co-celebranten volgens hun rang, en dan
het volk).
Wanneer de celebrant op de drempel van de Kerk komt, zingt
hij drie keer:
V. Lumen Christi (Het licht van Christus) iedereen knielt
voor de Paaskaars (behalve degenen met het wierookvat en het processiekruis.)
R. Deo gratias (God zij dank)
Het licht in de Kerk wordt aanstoken.
Het
zingen van de afkondiging van Pasen
De Paaskaars wordt aan de rechterkant (evangeliezijde) van
het koor geplaatst. De celebrant gaat aan de linkerkant (epistelzijde) staan.
De celebrant plaatst wierook in het wierookvat en degene met het Heilig Boek vraagt
om de zegen, en zegt:
Jube, domne, benedicere. (Heer, gelieve mij te zegenen)
De celebrant antwoordt:
Dominus sit in corde tuo,
et in labiis tuis, ut digne et competenter annunties suum paschale praeconium:
In nomine Patris, et Filii, + et Spiritus Sancti. (De
Heer zij in uw hart en op uw lippen, opdat gij op waardige en passende wijze
zijn Paaslof mag verkondigen: In de Naam van de Vader en de Zoon en de H. Geest.) R. Amen.
Daarna gaat de celebrant naar de katheder, die volledig
bedekt is met een wit doek. Hij plaatst het boek op het ambo en bewierookt het,
en dan gaat hij rond de Paaskaars en bewierookt deze.
Allen staan recht en houden de verlichte kaarsen vast tot
het einde van de afkondiging van Pasen.
Exsultet iam Angelica
turba caelorum: exsultent divina mysteria: et pro tanti Regis victoria, tuba
insonet salutaris. (Juich
nu Engelenschaar in de Hemelen, weergalm nu vreugdevol de goddelijke geheimenissen,
en voor de zegepraal van een zo verheven Koning weerklinkt de heilsbazuin.)
Gaudeat et tellus tantis
irradiata fulgoribus: et aeterni Regis splendore illustrata, totius orbis se
sentiat amisisse caliginem. (Verblijdt
zich ook de aarde door zon een schitterende glans omstraald en door de luister
van de eeuwige Vorst beschenen, voelt zij dat over het hele heelal de
duisternis is verdwenen.)
Laetetur et mater
Ecclesia, tanti luminis adornata fulgoribus: et magnis populorum vocibus haec
aula resultet. (Verheugt
zich ook onze Moeder de kerk met de glans van zon uitnemend licht versierd, en
deze tempel weergalmt van het machtige gejuich van de volkeren.)
Quapropter astantes vos,
fratres carissimi, ad tam miram huius sancti luminis claritatem, una mecum,
quaeso, Dei omnipotentis misericordiam invocate. (Daarom, zeer geliefde
broeders, hier aanwezig bij de wonderbare klaarheid van dit heilige licht,
aanroep, bid ik u, samen met mij, de barmhartigheid van de almachtige God,)
Ut qui me non meis meritis
intra Levitarum numerum dignatus est aggregare: luminis
sui claritatem infundens, Cerei huius laudem implere perficiat. (opdat Hij die zich verwaardigd heeft mij
niet om mijn verdiensten onder het getal der Levieten aan te nemen, mij de
helderheid van zijn licht instort om het lof van deze paarskaars op volmaakte
wijze te voltooien.)
Per Dominum nostrum Jesum
Christum Filium suum: qui cum eo vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti
Deus per omnia saecula saeculorum. (Door onze Heer Jezus
Christus, zijn Zoon, die met Hem leeft en heerst in de eenheid van de H. Geest,
God, in alle eeuwen der eeuwen.) R. Amen.
V. Dominus vobiscum. (De Heer is met U) R. Et cum spiritu
tuo. (En met Uw geest)
V. Sursum corda. (Verheffen wij onze harten omhoog.) R.
Habemus ad Dominum. (Wij hebben ze tot de Heer verheven.)
V. Gratias agamus
Domino Deo nostro. (Laten wij de Heer onze God dank zeggen.) R.
Dignum et justum est. (Het is passend en rechtvaardig.)
Vere dignum et iustum
est, invisibilem Deum Patrem omnipotentem, Filiumque ejus
unigenium, Dominum nostrum Iesum Christum, toto cordis ac mentis affectu, et
vocis ministerio personare. (Het is waarlijk passend en rechtvaardig
de onzichtbare God, de almachtige Vader en Zijn Eniggeboren Zoon, onze Heer
Jezus Christus, in al de vurigheid van hart en ziel, met behulp van de stem, luid
te verheerlijken.)
Qui pro nobis aeterno
Patri, Adae debitum solvit: et veteris piaculi cautionem pio cruore detersit. (Die voor ons de schuld van Adam bij de
eeuwige Vader heeft afgelost en de oude schuldbrief met zijn schuldeloos
Bloed heeft uitgewist.)
Haec sunt enim festa
paschalia, in quibus verus ille Agnus occiditur, cuius sanguine postes
fidelium consecrantur. (Deze
zijn immers de Paasfeesten, waarop dit ware Lam geslachtofferd wordt, met
wiens Bloed de deuren van de gelovigen geheiligd worden.)
Haec nox est, in qua
primum patres nostros filios Israel eductos de Aegypto, mare Rubrum sicco
vestigio transire fecisti. (Dit
is de nacht waarin U vroeger onze vaderen, de zonen van Israël uit Egypte
hebt geleid, droogvoets de Rode Zee hebt doen doortrekken.)
Haec igitur nox est,
quae peccatorum tenebras, columnae illuminatione purgavit. (Dit is dan de nacht, die de duisternissen
van de zonden door een vuurkolom heeft verdreven.)
Haec nox est, quae hodie
per universum mundum, in Christo credentes, a vitiis saeculi, et caligine
peccatorum segregatos, reddit gratiae, sociat sanctitati. (Dit is de nacht die heden over heel de wereld
de gelovigen in Christus, die door ondeugden van de wereld en duisternis van onze
zonden afgezonderd, de genade terug schenkt en deelgenoten aan de heiligheid maakt.)
Haec nox est, in qua
destructus vinculis mortis, Christus ab inferis victor ascendit. (Dit
is de nacht waarin Christus, na het verbreken van de boeien van de dood, zegevierend
uit het graf opstaat.)
Nihil enim nobis nasci
profuit, nisi redimi profuisset. (Want
onze geboorte was ons niet nuttig geweest, indien de verlossing ons niet ten
goede was gekomen.)
O mira circa nos tuae pietatis dignatio! ( O bewonderenswaardige goedertierenheid
voor ons!)
O inaestimabilis dilectio caritatis: ut servum redimeres, Filium tradidisti!
( O onwaardeerbare genegenheid van liefde: om de slaaf vrij te kopen
hebt U Uw Zoon overgeleverd!)
O certe necessarium Adae peccatum, quod Christi morte deletum est! (O
zeker noodzakelijk was Adams zonde, die door Christus dood werd vernietigd!)
O felix culpa, quae talem ac tantum meruit habere Redemptorem! (O gelukkig schuld die zon volmaakte en
verheven Verlosser verdiende!)
O vere beata nox, quae sola meruit scire tempus et horam, in qua Christus ab
inferis resurrexit! (O waarlijk gelukzalige nacht, die alleen de
tijd en het uur heeft mogen kennen, waarop Christus uit het graf is verrezen!)
Haec nox est, de qua
scriptum est: (Dit is de nacht waarvan geschreven staat:)
Et nox sicut dies
illuminabitur: et nox illuminatio mea in deliciis meis. (En
de nacht zal als de dag even helder zijn, en de nacht zal mij tot verlichting
zijn in mijn vreugde.)
Hujus igitur sanctificatio noctis fugat scelera, culpas
lavat: (De heiliging van deze nacht verdrijft de boosheden, wast
de schulden weg,) et reddit
innocentiam lapsis, et moestis laetitiam. (en geeft de onschuld terug
aan al wie viel, en blijdschap aan de bedroefden.)
Fugat odia, concordiam
parat, et curvat imperia. (Zij
verdrijft haat, maakt tot eendracht bereid en onderwerpt de machten.)
In hujus igitur noctis gratia, suscipe, sancte Pater, incensi
huius sacrificium vespertinum: (In deze genadevolle nacht,
ontvang Heilige Vader, het avondoffer van deze wierook:)
quod tibi in hac Cerei
oblatione solemni, per ministrorum manus de operibus apum, sacrosancta reddit
Ecclesia. (dat
de H. Kerk, bij de plechtige opdracht deze Kaars, was van het werk van bijen,
door de handen van haar bedienaren, U aanbiedt.)
Sed iam columnae huius
praeconia novimus, quam in honorem Dei rutilans ignis accendit. (Wij vernamen echter reeds het lof van
deze waskolom, die een schitterend vuur ter ere van God doet ontvlammen.)
Qui licet sit divisus in
partes, mutuati tamen luminis detrimenta non novit.
(Dit vuur kent toch, al wordt het in delen verdeeld door de mededeling van
zijn licht, geen verlies.)
Alitur enim liquantibus
ceris, quas in substantiam pretiosae huius lampadis, apis mater eduxit. (Het wordt immers gevoed door het
smeltende was, dat moeder de bij tot bestanddeel van deze kostbare fakkel
heeft voortgebracht.)
O vere beata nox, quae
exspoiliavit Aegyptos, ditavit Hebraeos! (O waarlijk gelukkige nacht,
die de Egyptenaren heeft beroofd en de Hebreeën heeft verrijkt!)
Nox, in qua terrenis
caelestia, humanis divina junguntur. ( O
nacht, waarin het hemelse met het aardse, het goddelijke met het menselijke
wordt verbonden.)
Oramus ergo te, Domine:
ut Cereus iste in honorem tui nominis consecratus, ad noctis huius caliginem
destruendam, indeficiens perseveret. (Wij bidden U daarom, O
Heer, dat deze Kaars, die ter ere van Uw Naam is gewijd, zonder ophouden
verder licht geeft om de duisternis van deze nacht te verdrijven.)
Et in odorem suavitatis
acceptus, supernis luminaribus misceatur. (En dat zij, in zoete geur
van welbehagen aanvaard, haar glans met de hemellichten vermengt, en dat Haar
vlam de Morgenster aanschouwt.)
Flammas eius lucifer
matutinus inveniat. (Deze Morgenster, zeg ik, die geen ondergaan
kent.)
Ille, qui regressus ab
inferis, humano generi serenus illuxit. (die uit het graf is weergekeerd, het menselijk geslacht
met glanzende klaarheid heeft verlicht.)
Precamur ergo te,
Domine: ut nos famulos tuos, omnemque clerum, et devotissimum populum: (Wij
smeken U, O Heer, dat U, ons Uw dienaren, heel de geestelijkheid en het U toegewijde
volk,) una cum beatissimo Papa nostro N. et
Antistite nostro N. quiete temporum concessa, (samen
met onze heilige Vader Paus N., en onze Bisschop N., vrede wil schenken in
deze tijd) in his paschalibus
gaudiis, assidua protectione regere, gubernare, et conservare digneris. (en
in deze vreugdedagen van Pasen met Uw bestendige bescherming, U over ons wil
regeren, ons besturen en ons bewaren.)
Respice etiam ad eos,
qui nos in potestate regunt, et, ineffabili pietatis et misericordiae tuae
munere, dirige cogitationes eorum ad iustitiam et pacem, ut de terrena
operositate ad caelestem patriam perveniant cum omni populo tuo. (Beschouw ook degenen die over ons
regeren, en verleen hen Uw ongeëvenaarde goedheid en barmhartigheid, leid hun
gedachten in gerechtigheid en vrede, dat van hun aardse werk, hun hemelse
beloning mogen ontvangen met al Uw volk.)
Per Christum Filium
tuum: Qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus: Per omnia
saecula saeculorum. (Door
dezelfde Jezus Christus, Uw Zoon, onze Heer, die samen met U leeft en heerst in
de eenheid van de H. Geest, God: in de eeuwen der eeuwen.) R. Amen.
Daarna worden de kaarsen gedoofd en gaat men allen zitten.
Lezingen
Eerste
lezing : Genesis 1:1-31, 2:1-3



Dan knielen de gelovigen samen met de celebrant die dan
het volgende gebed zingt met een misdienaar die het Heilig Boek voor hem
houdt.
V. Oremus. Flectamus genua. (Laten wij bidden. Buigen wij
op de knieën.) R. Levate. (Sta op.)
Deus, qui mirabiliter
creasti hominem, et mirabilius redemisti: (O God, die de mens op
wonderbare wijze hebt geschapen en hem op nog meer wonderbare wijze hebt vrijgekocht:)
da nobis, quaesumus, contra
oblectamenta peccati, mentis ratione persistere; (geef
ons, zo smeken wij U, dat wij dan de verlokkelijkheid van de zonde weerstaan door
de waakzaamheid van ons verstand:) ut mereamur ad aeterna gaudia pervenire. (opdat wij verdienen
tot de eeuwige vreugde te geraken.)
Per Dominum nostrum Jesum Christum, Filium tuum, qui tecum vivit et regnat
in unitate Spiritus Sancti Deus: per omnia saecula saeculorum. (Door
Jezus Christus, Uw Zoon, onze Heer, die samen met U leeft en heerst in de
eenheid van de H. Geest, God: in de eeuwen der eeuwen.) R. Amen.
Tweede
lezing : Exodus 14:24-31, 15:1


Cantemus Domino, gloriose enim magnificatus est: equum et
ascensorem eius deiecit in mare! Adjutor, et Protector factus est mihi
in salutem. (Zingen wij lof voor de Heer, want roemvol heeft Hij zich
verheerlijkt; paard en berijder wierp Hij in de zee, Mijn Helper en Mijn Beschermer
is Hij mij tot heil geworden.)
V. Hic Deus meus, et honorificabo eum: Deus patris mei,
et exaltabo eum. (Deze is mijn God, en ik zal Hem verheerlijken; de God van
mijn Vaderen, en ik zal Hem verheffen.)
V. Dominus conterens bella: Dominus nomen est illi. (De
Heer vernietigt de oorlogen, de Heer is Zijn Naam.)
|
|