|
Dit gezang heeft de vorm van een vraag- en antwoordgezang (responsoriaal gezang).
De figuur van Jezus beklaagt zich over het feit dat zijn volk ("popule
meus") ondankbaar is geweest, terwijl hij het onder andere uit Egypte
heeft geleid en het gevoed heeft met manna gedurende de 40-jarige
tocht door de woestijn. Het koor antwoordt met een bede tot God.
De Improperia bestaan uit drie delen. Het eerste deel
bestaat uit drie verwijten, namelijk, Popule meus (Micha 6:3), Quia
eduxi en Quid ultra (Jeremia 2:21), en een deel
gebaseerd op het trisagion (Sanctus Deus, Sanctus fortis, Sanctus
immortalis) dat na elk van de verwijten in het Latijn en het Grieks wordt
herhaald. Het tweede deel bevat negen verwijten. Het derde deel hoort niet
strikt tot de Improperia. Het bestaat uit de antifoon Crucem tuam
adoramus, het eerste vers van Psalm 67 (Deus misereatur nostri),
het gedicht Crux fidelis van Venantius Fortunatus en
de hymne Pange lingua gloriosi lauream.
|
Crux fidélis, inter
omnes arbor una nóbilis : nulla silva talem profert fronde, flore,
gérmine.
O
Kruis, mijn vertrouwen, onder de bomen de edelste; geen woud biedt uw
gelijke, naar blad of bloem of vruchten.
|
|
Dulce lignum dulces
clavos, dulce pondus sústinet.
O
zoet hout, o zoete nagels, dragers van een zoete last.
|
|
Pange, lingua, gloriósi láuream certáminis, et super
Crucis trophǽo dic triúmphum nóbilem : quáliter Redémptor orbis
immolátus vícerit.
Zing,
mijn tong, over de zegepraal die behaald werd na de glorievolle strijd, en
bij het Kruis als zegeteken, spreek over de roemrijke triomf. Zing hoe zoet
de Verlosser der wereld geslachtofferd de dood overwon.
|
|
Crux fidélis, inter
omnes arbor una nóbilis : nulla silva talem profert fronde, flore,
gérmine.
O
Kruis, mijn vertrouwen, onder de bomen de edelste; geen woud biedt uw
gelijke, naar blad of bloem of vruchten.
|
|
De paréntis protoplásti fraude Factor cóndolens, quando
pomi noxiális in necem morsu ruit : ipse lignum tunc notávit, damna
ligni ut sólveret.
God betreurde
de ontrouw van onze allereerste vader toen de verderfelijke appel hem om een
beet in de dood stortte: het hout duidde Hij toen aan om van het hout de
schade en schuld uit te wissen.
|
|
Dulce lignum dulces
clavos, dulce pondus sústinet.
O
zoet hout, o zoete nagels, dragers van een zoete last.
|
|
Hoc opus nostræ salútis ordo depopóscerat :
multifórmis proditóris ars ut artem fálleret : et medélam ferret inde,
hostis unde lǽserat.
Dit plan
eiste het grootste werk van onze verlossing. De Wijsheid zou het beleid
beschamen van de sluwe verrader, en genezing daaruit putten waarmee de vijand
ons had verwond.
|
|
Crux fidélis, inter
omnes arbor una nóbilis : nulla silva talem profert fronde, flore,
gérmine.
O
Kruis, mijn vertrouwen, onder de bomen de edelste; geen woud biedt uw
gelijke, naar blad of bloem of vruchten.
|
|
Quando venit ergo
sacri plenitúdo témporis, missus est ab arce Patris Natus, orbis
Cónditor : atque ventre virgináli carne amíctus pródiit.
Toen
de heilige tijd tot volheid was gekomen, werd van de troon van de Vader Zijn
Zoon gezonden, de Schepper van de wereld; en uiteen maagdelijke schoot
verschijnt Hij met vlees bekleed.
|
|
Dulce lignum dulces
clavos, dulce pondus sústinet.
O
zoet hout, o zoete nagels, dragers van een zoete last.
|
|
Vagit Infans inter
arcta cónditus præsépia : membra pannis involúta Virgo Mater
álligat : et Dei manus pedésque stricta cingit fáscia.
Het
Kind weent in een kleine kribbe neergelegd: zijn ledematen in doekjes
omwikkelt de Moedermaagd Hem. Gods handen en voeten worden door nauwe banden
gebonden.
|
|
Crux fidélis, inter
omnes arbor una nóbilis : nulla silva talem profert fronde, flore,
gérmine.
O
Kruis, mijn vertrouwen, onder de bomen de edelste; geen woud biedt uw
gelijke, naar blad of bloem of vruchten.
|
|
Lustra sex qui iam
perégit, tempus implens córporis, sponte líbera Redémptor passióni déditus,
Agnus in Crucis levátur immolándus stípite.
Toen
de dertig jaren reeds voorbij waren van zijn lichamelijk bestaan, gaf de
Verlosser uit eigen wil zich over aan het leiden, als Offerlam werd Hij
opgehangen aan de kruisboom ter slachting.
|
|
Dulce lignum dulces
claves, dulce pondus sústinet.
O
zoet hout, o zoete nagels, dragers van een zoete last.
|
|
Felle potus ecce
languet : spina, clavi, láncea mite corpus perforárunt, unda manat et
cruor : terra, pontus, astra, mundus, quo lavántur flúmine !
Gal
drinkend, kwijnt Hij weg. Doornen, nagels en een lans doorboren Zijn teder
lichaam. Bloed en water vloeien eruit: aarde, zee, sterren, wereld, door welk
een stroom worden zij gereinigd!
|
|
Crux fidélis, inter
omnes arbor una nóbilis : nulla silva talem profert fronde, flore,
gérmine.
O
Kruis, mijn vertrouwen, onder de bomen de edelste; geen woud biedt uw
gelijke, naar blad of bloem of vruchten.
|
|
Flecte ramos, arbor
alta, tensa laxa víscera, et rigor lentéscat ille, quem dedit
natívitas : et supérni membra Regis tende miti stípite.
Buig
uw takken, verheven boom, los uw gespannen vezels, en moge de ruwheid
verminderen die de natuur u schonk; en de leden van de Hemelse Koning: strek
ze uit op een zachte stam.
|
|
Dulce lignum dulces
clavos, dulce pondus sústinet.
O
zoet hout, o zoete nagels, dragers van een zoete last.
|
|
Sola digna tu fuísti ferre mundi víctimam : atque
portum præparáre arca mundo náufrago : quam sacer cruor perúnxit, fusus
Agni córpore.
U
alleen bent waardig geweest het Slachtoffer van de wereld te dragen; en een
haven te bereiden, zoals de ark aan de wereld die vergaat, u bent gezalfd met
het heilig Bloed uit het Lichaam van het Lam gevloeid.
|
|
Crux fidélis, inter
omnes arbor una nóbilis : nulla silva talem profert fronde, flore,
gérmine.
O
Kruis, mijn vertrouwen, onder de bomen de edelste; geen woud biedt uw
gelijke, naar blad of bloem of vruchten.
|
Sempitérna sit beátæ Trinitáti
glória : æqua Patri Filióque ; par decus Paráclito : Uníus
Triníque nomen laudet univérsitas. Amen.
Eeuwige
Glorie van de Drie-eenheid: gelijk de Vader en de Zoon, door de Parakleet.
De Naam van de Drie-eenheid zij geprezen in het universum. Amen.
|
|
Dulce lignum
dulces clavos, dulce pondus sústinet.
O
zoet hout, o zoete nagels, dragers van een zoete last.
|
|
|

|
|
|
|
|
|
|
Vooral het refrein (Trisagion, driemaal heilig) in het Grieks
en het Latijn is opvallend. Het Trisagion is met het Kyrie een
van de weinige overgebleven Griekse teksten in de Latijnse liturgie.
Zowel het zich beklagen van God over zijn volk, als de
vraag en antwoordvorm ervan, ademen een Judaïsche traditie.
Christenen zien in de Improperia een uiting van het feit
dat allen geconfronteerd worden met zowel de schuld die zij dragen aan het
oprichten van het kruis als het heil dat dit kruis hun brengt. De kruismeditatie is
daarom een akte van schuldbelijdenis, toewijding en van hoop.
"Pange
lingua gloriosi corporis mysterium" is
een Middeleeuwse Latijnse hymne die werd geschreven door de H. Thomas van
Aquino (12251274) voor het Feest van Corpus Christi. Het wordt ook gezongen op
Witte Donderdag gedurende de processie van de kerk naar de plaats waar het H.
Sacrament wordt bewaard tot Goede Vrijdag. De laatste twee strofen
(afzonderlijk worden ze het Tantum Ergo genoemd) en worden gezongen bij de
Zegening van het H. Sacrament. De hymne drukt de leer uit dat het brood en wijn
veranderen in het werkelijke lichaam en bloed van Christus gedurende de viering
van de Eucharistie.
Pange, lingua, gloriósi
Córporis mystérium,
Sanguinísque pretiósi,
Quem in mundi prétium
Fructus ventris generósi
Rex effúdit géntium.
Zing
mijn tong, het geheim van het glorievol Lichaam en het kostbare Bloed, dat de
spruit van edele schoot, geofferd heeft tot losprijs van de wereld.
Nobis datus, nobis
natus
Ex intácta Vírgine,
Et in mundo conversátus,
Sparso verbi sémine,
Sui moras incolátus
Miro clausit órdine.
Ons
gegeven, en voor ons geboren uit een onbevlekte Maagd, verkoos Hij de aarde tot
zijn woning, strooide er het zaad uit van Zijn Woord en besloot zijn leven met
de voltrekking van het grootste wonder.
In suprémæ nocte coenæ
Recúmbens cum frátribus
Observáta lege plene
Cibis in legálibus,
Cibum turbæ duodénæ
Se dat suis mánibus.
Toen
Hij met Zijn broeders aan tafel aanlag in de laatste nacht van zijn leven,
heeft Hij het Paasmaal gehouden, zoals de wet het voorschreef, en zich daarna
met eigen handen ten spijs gegeven aan zijn twaalf leerlingen.
Verbum caro, panem
verum
Verbo carnem éfficit:
Fitque sanguis Christi merum,
Et si sensus déficit,
Ad firmándum cor sincérum
Sola fides súfficit.
Het
vleesgeworden Woord maakt door een woord het brood tot zijn Vlees en de Wijn
wordt het Bloed van Christus: al mogen de zintuigen falen, het geloof alleen is
voldoende om het vrome hart te overtuigen.
Tantum ergo sacraméntum
Venerémur cérnui:
Et antíquum documéntum
Novo cedat rítui:
Præstet fides suppleméntum
Sénsuum deféctui.
Laat
ons dan dat grote sacrament geknield vereren end at de eredienst van het oude
verbond wijkt voor deze godsverering. Dat het geloof aanvult, waar onze
zintuigen tekort schieten.
Genitóri, Genitóque
Laus et jubilátio,
Salus, honor, virtus quoque
Sit et benedíctio:
Procedénti ab utróque
Compar sit laudátio.
Amen.
Aan de
Vader en aan de Zoon brengen wij lof en glorie, heil, eer, hulde en jubeltoon,
en gelijke hulde brengen wij Hem, die uit Hen beiden voortkomt. Amen.
Vastendag
Goede Vrijdag is, net zoals Aswoensdag, een
verplichte vastendag voor katholieken. Dit houdt in dat
alle gedoopten tussen 18 en 60 jaar gehouden zijn op die dagen slechts één
volledige maaltijd te nemen en geen vlees te nuttigen. Wie kan wordt uitgenodigd
om ook op andere dagen, zoals Stille Zaterdag en de vrijdagen van de
veertigdagentijd, te vasten. Goede Vrijdag is, net zoals alle andere vrijdagen
van het jaar, ook een dag van onthouding.
|