Witte Donderdag :
Op Witte Donderdag begint het Triduum Sacrum of Heilig Paasmysterie (lijden,
dood en verrijzenis van Christus) dat verder bestaat uit Goede Vrijdag en
Stille Zaterdag, die tijdens de paaswake overgaat in het paasfeest.
Op Witte Donderdag wordt het Laatste Avondmaal van
Christus met zijn apostelen en de instelling van de H. Eucharistie door
Jezus herdacht.
De gebeurtenissen staan beschreven in de vier canonieke
evangeliën; Mattheüs 26:17-75, Marcus 14:12-72, Lucas 22:7-65, en Johannes
13:1-18:27.
In de middag van de 14de Nisan, de vastendag voor het Pesach,
treffen de discipelen voorbereidingen voor het Pesachmaal. Na zonsondergang
breekt de 15de Nisan aan; de eerste dag van het Pesachfeest. Het Pesachmaal
houdt Jezus met Zijn discipelen. Tijdens deze maaltijd stelt Hij
het Heilig Avondmaal in. Johannes beschrijft hoe Jezus de voeten van
alle discipelen wast en hen de opdracht geeft elkaar te helpen en bij te staan.
Judas vertrekt hierop en gaat [zo blijkt later] naar het Sanhedrin om hen te
helpen Jezus gevangen te nemen. In de nasleep van de maaltijd onderwijst Jezus
Zijn discipelen en leert hen het Onze Vader. Vervolgens lopen ze naar de
hof van Getsemane, gelegen op de Olijfberg, waar Jezus Zijn discipelen
vraagt met Hem te waken. In de hof worstelt Jezus met de zware taak die Hem te
wachten staat, waarbij Hij druppels bloed zweet.
Judas had ondertussen het leger van het Sanhedrin opgehaald
en brengt ze naar de hof van Getsemane. Hier verraadt hij Jezus door een kus te
geven, waarop Deze wordt gearresteerd en meegenomen. Eerst wordt Hij voor de
hogepriester Annas gesteld, dan naar het paleis van Kajafas waarbij een valse
getuigenverklaring wordt afgelegd. Hij wordt bespuwd en geslagen. Petrus, die
het paleis binnen geglipt is, wordt opgemerkt. Hij ontkomt door te zeggen dat
hij Jezus niet kent.
De term "Witte Donderdag" verwijst naar de
gewoonte om alle kruisbeelden en andere beelden met een wit kleed te
bedekken, dat na de dienst door een paars kleed wordt vervangen.
Soms worden in de Passietijd afbeeldingen en
beelden bedekt?
Deze oude Katholieke praktijk stamt uit de tijd waarin de
vroegere liturgische kalender waar het Evangelie gelezen werd op de 5de
zondag van de Vastentijd (de start van de Passietijd) ons vertelt hoe Jezus
Zich verborg voor de Joden wanneer ze probeerden Hem te stenigen. Volgens St
Augustinus was het moment wanneer Jezus zich verborg voor de Joden, Christus in
feite onzichtbaar door middel van Zijn Goddelijke natuur. Om dit mysterie te
duiden worden kruisbeelden en afbeeldingen van Christus bedekt door purperen
doeken op de avond voor de start van de Passietijd. Hetzelfde geldt voor de
afbeeldingen van de heiligen, omdat als de glorie van de Meester wordt
verborgen ook Zijn dienaren zouden verborgen moeten zijn.
Wat de Passietijd betreft : voor de revisie van de
liturgische kalender in 1969 verwees de Passietijd naar de laatste 2 weken van
de vastentijd, en begon deze op de 5de zondag van de vastentijd en
eindigde op Stille zaterdag. In deze periode herdenkt men de openbaring van
Christus goddelijkheid en Zijn tocht naar Jeruzalem. In de oude Passietijd van
twee weken werden alle beelden bedekt in het paars, op de Passiezondag (5de
zondag van de vastenperiode) en bleven ze bedekt tot de Paaswake.
De liturgische kleur van Witte Donderdag is dan ook
wit. De liturgie van Witte Donderdag omvat de voetwassing van twaalf
gelovigen door de priester, die Jezus en de apostelen symboliseren.
Tijdens de voetwassing zingt men gewoonlijk de hymne Ubi Caritas. Het tabernakel is
bij aanvang van de H. Mis leeg en de godslamp daarom
gedoofd. Tijdens het Gloria luiden onophoudelijk de klokken en altaarschellen,
waarna deze niet meer gebruikt mogen worden tot Pasen. In plaats van de
sacristiebellen en de altaarschel wordt de ratel gebruikt. Ook het orgel wordt
vanaf dat moment niet meer bespeeld. Het Allerheiligste wordt na
de communie in een ciborie naar een zijaltaar, het zogenaamde rustaltaar,
gebracht terwijl men het Pange lingua zingt, waarmee de H. Mis is
afgelopen. Het altaar wordt ook volledig leeggemaakt. Er is overigens geen
wegzending en zegen op het einde van de mis. Het allerheiligst Sacrament wordt
enige tijd uitgesteld en de gelovigen blijven nog enige tijd in de kerk om -
net als op de Olijfberg - met Jezus te bidden en te waken. De hosties worden
bewaard en gecommuniceerd op Goede Vrijdag, omdat op Goede Vrijdag geen consecraties worden
gedaan.
Vooral in de kloosters worden de Donkere metten nog
in ere gehouden, een bijzondere viering van de Getijden die alleen
tijdens het triduüm gehouden mag worden. Omdat de viering van de instelling van
de Eucharistie op deze dag in zekere mate donkergekleurd is door het aankomende
lijden en sterven van de Heer, is in de 13e E het feest
van Sacramentsdag ingesteld (na de visioenen van de H. Juliana
van Cornillon.)
De pontificale chrismamis, de mis waarin door de bisschop voor
het hele jaar de heilige oliën worden gewijd, wordt gelezen op de ochtend of de
vooravond van Witte Donderdag.
Goede Vrijdag
Van 8 uur : Pilatus veroordeelt Jezus tot de dood (Matt
27:1-2)
Van 9 uur : Jezus wordt gekruisigd (Marcus 15:25)
Van 12 uur op de middag : Duisternis bedekt het land (Matt
27:45)
Op 15 uur : Jezus sterft
Van 18 uur : Jezus Lichaam wordt in het graf gelegd (Matt
27:57-60)
Op het einde van Goede Vrijdag
Johannes 17:19-26
Niet voor hen alleen bid Ik, maar ook voor hen die door hun
woord in Mij geloven, opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in
Mij en Ik in U: dat ook zij in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove, dat Gij
Mij gezonden hebt. Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij
geschonken hebt, opdat zij één zijn zoals Wij één zijn: Ik in hen en Gij
in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en de wereld zal erkennen, dat Gij Mij hebt
gezonden en hen hebt liefgehad, zoals Gij Mij hebt liefgehad. Vader, Ik
wil dat zij die Gij Mij gegeven hebt met Mij mogen zijn waar Ik ben, opdat zij
mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, daar Gij Mij
lief hebt gehad vóór de grondvesting van de wereld. Rechtvaardige Vader, al
heeft de wereld U niet erkend, Ik heb U erkend, en dezen hier hebben erkend dat
Gij Mij gezonden hebt. Uw naam heb Ik hun geopenbaard en Ik zal dit
blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad, in hen moge zijn
en Ik in hen.
Goede Vrijdag Op deze dag wordt
de kruisiging en de dood van Jezus op de Calvarieheuvel op de plaats Golgotha (Schedelplaats)
bij de stad Jeruzalem herdacht.
Jezus stierf door de kruisdood, nadat hij door Pontius
Pilatus, de Romeinse stadhouder op aandrang van het sanhedrin,
de Joodse hoge raad, hiertoe was veroordeeld.
Heel vroeg in de morgen komen de hogepriesters, oudsten en
het hele sanhedrin bij elkaar. Besloten wordt om Jezus ter dood te
brengen. Hij wordt geboeid en naar de stadhouder Pilatus gebracht. Die weet
zich niet goed raad met de situatie, bedenkt dan dat Jezus oorspronkelijk uit
Galilea komt en daardoor onder het recht van Herodes valt. Deze blijkt in
de stad te zijn, waarop Jezus naar Herodes gestuurd wordt.
Herodes drijft de spot met Jezus; hij geeft hem een mantel
en stuurt hem als een "nepkoning" terug naar Pilatus. Deze probeert
Jezus vrij te laten, door het volk te laten kiezen tussen de moordenaar Barabbas en
Jezus. Het volk heeft echter liever de moordenaar vrij. Pilatus laat Jezus
geselen. Romeinse soldaten nemen hem mee naar de binnenplaats van het
gerechtsgebouw, zetten een doornenkroon op zijn hoofd en doen hem een purperen
mantel om. Ze lachen hem uit en slaan hem op zijn hoofd. Pilatus laat hierop
Jezus aan het volk zien, maar het wordt niet voldoende geacht; "kruisig
hem". Uiteindelijk geeft Pilatus toe aan de wens van het volk en 'wast
zijn handen in onschuld'.
Tussen acht en negen uur 's morgens begint de kruisweg van
Jezus. Drie uur later wordt het donker op heel de aarde, tot drie uur 's
middags (Mat. 27:45). Dan sterft Jezus, tussen twee misdadigers. De aarde
schudt, het voorhangsel in de tempel scheurt van boven naar beneden en talrijke
doden staan op om na hun getuigenis terug in hun gaf te verdwijnen.
Ongeschonden Lam
In het Oude Testament moest elke dier dat aan God werd
geofferd onderzocht worden door de Hogepriester en beoordeeld worden als
perfect en zonder gebreken (ongeschonden).
Het lam moet gaaf zijn, van het mannelijk geslacht en
eenjarig. (Ex 12:5).
In het Nieuwe Testament veroordeelde Kajafas, de
Hogepriester Jezus van godslastering (Mt 26:25) en zond Hem naar Pontius
Pilatus om op de proef gesteld te worden (onderzocht).
En Pilatus, zei nadat hij Jezus, het Lam van God (Joh 1:29)
had onderzocht aan de hogepriesters en de menigte: 'Ik kan in deze man geen
enkele schuld ontdekken.' (Luca 23:4) Dan zeiden ze hierop dat Hij een
onruststoker was.
De doornenkroon
Wanneer God Adam en Eva strafte voor hun ongehoorzaamheid,
vervloekte God de grond, en verklaarde dat het altijd doornen en distels zou
voortbrengen (Gen 3:17-18). Jaren later, nadat God Abrahams geloof op de proef
had gesteld, vond Abraham een ram in een doornstruik.
Abraham keek om zich heen en bemerkte een ram, die met zijn
horens in het struikgewas vastzat. Hij greep de ram en droeg die als brandoffer
op, in plaats van zijn zoon. (Gen 22:13)
En duizenden jaren later, nam Gods Eniggeboren Zoon de
vloek op Zich in plaats van de mensheid. Een doornenkroon werd op Zijn Hoofd
geplaatst, zoals het ram van weleer.
Opschrift op het Kruis : INRI
Dit zijn de initialen voor de Latijnse titel dat Pontius
Pilatus had geschreven boven het hoofd van Jezus op het Kruis:
Iesus Nazarenus Rex Iudeorum (Jezus van Nazareth, de Koning
der Joden)
Tegen de avond gaat Jozef van Arimathea, een lid van
het Sanhedrin naar Pilatus en vraagt toestemming om Jezus te begraven. Hij
wordt in zijn graf gelegd, dicht bij Golgotha.
De betekenis van de dood van Jezus en van Goede Vrijdag
ligt in het offer dat Jezus heeft gebracht. Zijn dood wordt in
het Nieuwe Testament door Paulus en de andere apostelen gezien als een
offer (Hebreeën 10:4-10). De brieven van Paulus over de gekruisigde
Jezus Christus, zijn 20 tot 30 jaar na de kruisiging geschreven. De offers in
het Oude Testament moeten gezien worden als een voorafschaduwing van
of vooruitzien naar de dood van Jezus. De geofferde dieren (vooral de lammeren)
wezen er al op dat voor betaling van de schuld bloed nodig is. Johannes de
Doper heeft Jezus aangewezen als het Lam van God (Johannes 1:29). Door
zijn dood heeft Jezus de schuld van de zonde betaald die er eerst was
gekomen door Adam en Eva, het eerste mensenpaar. Zij waren God ongehoorzaam
geweest en hadden naar satan geluisterd. Door zijn dood en verrijzenis heeft
Jezus ook satan overwonnen. Christenen herdenken daarom op Goede Vrijdag de
verlossing van de zonde, de verzoening met God de Vader en de overwinning op de
satan.
Hoewel het lijden en sterven van Jezus centraal staan,
spreekt de Kerk toch van 'Goede' Vrijdag, om erop te wijzen dat Jezus zichzelf
opgeofferd heeft ter verzoening van de zonden. Andere bronnen zeggen echter dat
een verbastering van "Gods vrijdag" heeft geleid tot de naam zoals
wij hem nu kennen.
Laatste 7 woorden van Jezus op het Kruis
Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen. Luc
23:34
Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs
zijn. Luc 23:43
Dat is uw zoon. En Dat is je moeder. Joh 19:26-27
Mijn God, Mijn God, waarom hebt U mij verlaten? Mat 27:46
Mar 15:34 Ps 22:2
Ik heb dorst. Joh 19:28
Het is volbracht. Joh 19:30
Vader, in Uw handen leg ik mijn geest. Luc 23:46 Ps 31:6
(uit Jezus geeft zelf onderricht voor deze tijd
deel 3 Maria Valtorta)
De uitleg van deze woorden moet gezien worden in het
vooruitzicht van de dood. Ook Jezus ging dood op het kruis. Hij kan dus als
geen ander een zicht geven op het stervensuur en de dood. Hij weet hoe angstig
de mens is voor de dood.
1. Vader, laat indien mogelijk deze kelk aan
Mij voorbijgaan. Matt 26:39 Mar 14:36 Luc
22:42
Dit was mijn eerste woord van passie die Ik in de Hof van
Olijven tot mijn Vader richtte. Het was de voorbereiding op alle andere stappen
die tot het ultieme Offer hebben geleid. Het is een smeekbede tot de Schenker
van het leven. Het is de berusting in het lot. Het is het gebed, waarin het
lichaam gehoorzaamt en de ziel de kans krijgt om zich te vervolmaken.
Vader ! Dit is het uur waarin de wereld verdwijnt en het
andere, onbekende leven en het daarbij horende vonnis dichterbij komt. Op dat
moment zoekt de mens God. Hij wil zijn kleine handje in de Zijn hand leggen als
een bang en alleen gelaten kind. Gezin, familie, vrienden betekenden voor de
stervende alles in zijn leven, zolang de dood ver weg was. Maar nu de dood in
de nek van de stervende blaast, verliezen al die gevoelens hun waarde. Ze
vervagen in het zicht van de dood. Elke aardse zaak wordt onbelangrijk, en
alles aan de andere kant wint aan belang. Bovendien is het bangelijk dichtbij
en angst overvalt de stervende. Maar als de dood niet bedroevend en
beangstigend zou zijn, dan zou ze ook geen laatste middel tot boetedoening en
redding kunnen zijn. De stervende kan en moet dit middel gebruiken in zijn
voordeel. Als er geen zonde was, dan zou er ook geen dood bestaan. Ik stierf
omdat Ik beladen was met alle Zonden. Ik weet wat sterven is.
Vader ! Het is het hart van de stervende die God dikwijls
als laatste bemint of zelfs niet bemint. Het hart, dat veel meer aandacht
schonk aan familie en vrienden dan aan God. Het hart, dat zovele keren zijn
liefde gaf aan zaken en personen die deze liefde niet waard waren. Het hart,
dat bezit aanbad als god. Zo dikwijls heeft dit hart God vergeten ! God, die
dit hart zelfs toeliet om Hem te vergeten ! God gaf het hart de vrijheid om Hem
te vergeten en liet maar betijen. Het hart dat God dikwijls bespotte,
vervloekte en deed alsof Hij niet bestond.
En nu op dit stervensuur verschijnt God dan in het
menselijk denken. God laat Zijn recht met macht gelden : Ik ben ! En ook op dit
moment toont God Zijn barmhartigheid. Om de stervende niet van schrik te doen
sterven door het openbaren van Gods Almacht en Glorie, verzacht Hij Zijn Woord.
Hij zegt : Ik ben je liefhebbende Vader ! Het is geen verschrikking meer. Het
is een gevoel van beschermende liefde. Leg je hand maar in de Zijne ! Door zelf
te sterven, begrijp Ik wat sterven is. Ik heb jullie voortdurend geleerd de
Allerhoogste, Vader te noemen. Door mijn dood heb Ik jullie geleerd om zonder
angst te sterven. In de doodstrijd leer Ik jullie God, Vader noemen.
Vader ! Mensen, wees niet bang ! Jullie, stervenden, wees
niet bang voor God ! Hij is jullie hemelse Vader ! Hij komt je niet met plezier
neermaaien, rukt je hart niet uit je lijf en komt niet met een cynisch lachje
je op je hoogtepunt van je leven wegmaaien. Hij komt met open armen en zegt :
Keer terug naar je thuis. Kom maar uitrusten. Ik zal je overvloedig vergoeden
voor wat je achterlaat. Je kunt bij Mij meer doen voor hen die ginds, op aarde,
in de miserie en strijd achterblijven. De dood is pijnlijk en triestig. Pijnlijk
en triestig om het lichamelijk en geestelijk lijden. Maar het moet lijden zijn
om als laatste middel van boetedoening te kunnen dienen. Opkomende nevels
brengen angst mee voor de overkant. Deze worden afgewisseld met beleving van
liefde. Deze nevels doen de ziel, het verstand en het hart gelijken op een
schip die ronddobbert in de storm. Eventjes zijn de kalme zones van vrede
zichtbaar in de haven waar je zult aanmeren. Eventjes is er een vrede voelbaar
die zo sereen is, dat die een blij en rustig gevoel geeft. Het is alsof men al
op voorhand geniet van een vermoeiend werk. Daarna wordt het schip teruggevoerd
naar plaatsen waar de storm hen dooreen schudt, hen doet lijden, hun angst
aanjaagt en hen doet weeklagen. Het beeld van de kommervolle wereld verschijnt
opnieuw. De situatie die de stervende niet meer in de hand heeft. Het hart ziet
terug de familie en de aardse zaken. En samen met de doodsangst brengen ze de
verschrikkingen mee van de laatste stap. De vraag : Wat volgt er dan ? De
duisternis omhult de stervende, boezemt de stervende angst in en verstikt het
licht. De stervende vraagt zich af waar de Hemel is en waarom hij moet sterven.
In de keel naar lucht happend : Ik wil niet sterven !
Lieve mensen, sterven is rechtvaardig ! Sterven is heilig en
door God gewild. Schreeuw toch niet zo ! Die kreet komt niet van jullie ziel.
Die kreet is jullie zwakheid, jullie Duivel. Jullie verstand dat het niet wil
begrijpen. Verander die laffe kreet in een kreet van liefde en vertrouwen :
Vader, laat zo mogelijk deze kelk aan mij voorbijgaan ! Zoals de regenboog na
de storm, brengt dit vertrouwen licht en rust terug. Richt je blik terug op de
Hemel, op de heilige reden van het sterven, op de beloning van het sterven en
vooral de terugkeer naar de Vader. Dan zullen jullie begrijpen dat de geest
voorrang heeft op het lichaam, omdat de geest eeuwig en bovennatuurlijk is.
Spreek dan het woord dat al jullie zonden van opstandigheid vergeeft : Nochtans
niet mijn, maar Uw wil geschiede !
Dit is de vrede en overwinning. Gods engel drukt zich dicht
tegen jullie aan en troost jullie, omdat jullie de strijd wonnen. Maak van de
dood een triomf door deze voorbereiding te treffen.
2. Vader, vergeef het hun.
Dit is het ogenblik waar alle nutteloos gewicht wordt
achtergelaten om met meer zekerheid naar God te kunnen vliegen. Enkel
genegenheid en goede, geestelijke rijkdom kunnen meegedragen worden. Bovendien
sterft geen enkele mens zonder iemand of velen vergiffenis te moeten schenken
voor veel daden of intenties om die daden te stellen. Iedere mens moet, als hij
sterft, lijden voor een daad van liefdeloosheid, leugen of enig ander nadeel
door hemzelf begaan of begaan door familieleden, echtgenoot, echtgenote of
vrienden (de levende en de gestorvenen). Dit is het uur van vergeven om zelf
vergiffenis te krijgen. Voluit vergeven, niet alleen wrok laten varen, niet
alleen de herinnering eraan laten varen. Zelfs de overtuiging dat onze
verontwaardiging in een of ander geval juist was, laten varen. Het is het uur
van de dood. Tijd, wereld, zaken, genegenheid eindigen, en worden niets meer
waard. Eén echte waarde bestaat voortaan : God. En God is Liefde. Het komt er
op aan te vergeven. Wie komt tot volmaakte liefde en vergiffenis zal niet meer
zeggen : En toch had ik gelijk. Dit loslaten is moeilijk voor een mens. Draag
jouw opdracht om vergiffenis te schenken over aan de Vader. Geef jouw
vergiffenis in Zijn handen. Aan Hem die volmaakt is en goed. Hij zuivert ze in
Zijn liefdesvuur, maakt het tot volmaakte vergiffenis en schenkt ze aan wie ze
verdient. Vergiffenis schenken aan levenden en doden. Zelfs aan doden die het
lijden veroorzaakten. Hun dood heeft de woede over hun beledigingen veel of
zelfs helemaal uitgewist. Maar de herinnering blijft. Zij veroorzaakten lijden
en er bleef de herinnering aan dat lijden. Die herinnering stelt altijd een
grens aan onze vergiffenis. Maar op het tijdstip van de dood niet meer. Nu
staat de dood op het punt alle grenzen voor de geest op te heffen. Stap de
eeuwigheid binnen. Wis dus ook deze herinnering uit, die een grens stelt aan
vergiffenis. Vergiffenis schenken, zodat de ziel het gewicht en de foltering
van de herinnering niet zou moeten dragen. Voordat je de Vredelievende ontmoet,
moet je met alle levende, dode en lijdende broeders in vrede kunnen zijn.
Vader, vergeef het hun. Degene die vergiffenis vraagt voor zijn broeders, bezit
heilige nederigheid en de zoete liefde van gegeven vergiffenis. Ook de
vergiffenis die we vragen voor onze eigen schuld tegenover God en de evenmens
is er in begrepen. Dit is een daad van liefde. In die liefdesdaad sterven is
bereid zijn tot liefde. Zalig degenen die, in de boetedoening voor de hardheid
van hun hart en de zonden van toorn en haat, kunnen vergeven.
3. Ziehier Uw Zoon.
Ziehier Uw zoon ! Afstand doen van alles wat je dierbaar
is. Zichzelf zonder weerstand overgeven aan God. Niet jaloers zijn op degenen
die in de wereld blijven. Jullie kunnen alles wat jullie dierbaar is op aarde,
toevertrouwen aan God. Alles wat je achterlaat, ook je angsten, ook jullie
geest zelf.
De Vader is dè Vader. Hij heeft de Vaderrol. Leg jullie
geest, die terugkeert naar de bron, in Zijn handen. Zeggen : Zie, hier ben ik.
Neem me met Je mee, want ik geef me aan Jou. Het is niet onder dwang, maar
onder liefde dat ik met Jou meega. Ik geef mij aan Jou. Ik hou als een zoon of
dochter van Jou die terugkeert naar zijn of haar vader. Zeggen : Zie, dat zijn
mijn dierbaren daar op aarde. Ik geef ze aan Jou. Dat zijn mijn zaken, waar ik
op aarde aan gehecht was. Dit zijn de daden die ik gesteld heb. Nu zie ik dat
ik slechts een oneindig kleine schakel in het volmaakte organisme van Jouw
Voorzienigheid was. Ik presteerde het vaak om als onvolmaakte schakel Uw
Volmaakte Organisme te verstoren. Nu de wereld in mijn gezichtsveld aan het
verdwijnen is, voel ik hoe onvoldoende en onafgewerkt mijn daden en werken
waren ! Hoe schril stak het af tegenover het Goede ! Ik dacht iemand te zijn.
Maar het was Jij, de Vooruitziende en Heilige. Jij verbeterde mijn werken en
maakte ze nog nuttig. Ik zei wel eens, dat Je mij niet beminde, omdat ik niet
slaagde zoals de anderen of alles kreeg zoals de anderen. Degenen die ik
benijdde over wat ze waren of wat ze hadden. Nu zie ik de reden in waarom alles
gebeurde zoals het gebeurde. Heb medelijden met mij ! Ik geef me nederig over
aan Uw Voorzienigheid. Herstel mij van mijn verwaandheid, begeerte en afgunst.
Herstel mijn menselijke daden, die Jou vervingen door menselijke zaken en
begeerte naar verschillende rijkdommen. Kortom : Neem al het kwade van mij weg
!
4. Denk aan mij.
Jullie hebben de kelk van de dood aanvaard. Jullie schonken
vergiffenis en stonden af wat jullie toebehoorde tot zelfs jullie eigen leven.
Jullie zijn voor een groot deel afgestorven aan het menselijk ik en jullie ziel
is grotendeels bevrijd van hetgeen onaangenaam is aan God. Jullie stonden
aan de Heer jullie arme leven af, de poverste gerechtigheid en de povere
menselijke bezittingen. Jullie zijn als Job : wegkwijnend en naakt voor God.
Dan pas kunnen jullie zeggen : Denk aan mij.
Jullie zijn niets meer. Jullie bezitten zelfs jullie zelf
niet meer. Jullie zijn als een larve die tot vlinder kan overgaan, of wegteren
in de kerker van het lichaam. Jullie zijn slijk dat tot slijk terugkeert of
slijk dat zich in een ster verandert. Jullie kiezen of jullie afdalen in de
riool van de Duivel, of opstijgen in de liefdesstroom van God. Het laatste uur
beslist over het eeuwige leven. Denk daaraan en roep : Denk aan mij !
God wacht op die kreet van de arme Job, om hem in Zijn Rijk
met alle goeds te overstelpen. Voor een Vader is het zoet te vergeven, in te
grijpen en te troosten. Hij wacht slechts op die kreet om te zeggen : Zoon, Ik
ben bij je. Wees niet bang. Spreek dat woord uit als herstel voor die vele
malen dat jullie de Vader hebben vergeten, of hoogmoedig zijn geweest.
5. Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten ?
Soms lijkt het alsof de Vader ons in de steek laat. Maar
Hij verbergt Zich alleen maar om de boetedoening te vergroten en om zo een
grotere vergiffenis te kunnen schenken. De mens is niet in de positie om zich
daarover te beklagen, want hoeveel keer heeft hij God alleen gelaten ? Als God
hem eventjes op de proef stelt, moet hij dan wanhopen ?
Hoeveel dingen hebben jullie gekoesterd, die niet met God
te maken hadden. Hoe dikwijls waren jullie niet werkloos voor Hem ? Met hoeveel
zaken hebben jullie Hem niet afgestoten en verjaagd ? Met alles hebben jullie
je hart gevuld en gesloten, bang dat Hij met Zijn komst je luiheid en rust zou
verstoren. Bang dat Hij jullie hart zou zuiveren en de dooddoeners zou
verdrijven. Zolang jullie gelukkig waren, hadden jullie God niet nodig.
Ik heb alles al, zeiden jullie, en ik heb het verdiend. En
wanneer jullie in het ongeluk vielen, zijn jullie dan voor God gevlucht ?
Hebben jullie Hem soms niet de schuld gegeven van jullie ongeluk ?
Onrechtvaardige kinderen ! Jullie nemen zelf gif in, lopen
een doolhof in, dansen op de rand van een afgrond en dan zeggen jullie : God is
de schuldige. Gelukkig dat God een heilige Vader is ! Jullie klagen in droevige
uren en vergeten Hem in gelukkige uren. Onrechtvaardige kinderen, vol met
zonden ! Jullie willen aanspraak maken op een voorkeursbehandeling waarmee
zelfs Ik, als Zoon van God, niet werd behandeld in het uur van het Offer. Zeg
eens, wie was het meest verlaten ? Het was Ik, Christus, de Onschuldige, die om
jullie te redden de totale verlatenheid van God heb aanvaard, na Hem altijd
zielsveel te hebben bemind. Jullie, die de naam Christenen dragen, hebben de
plicht jullie zelf te redden. Voor degenen, die in luie zelfgenoegzaamheid
vrezen door Mijn komst gestoord te worden, is geen redding meer mogelijk !
Volg Christus na, terwijl jullie de kreet Waarom heb Jij
mij verlaten, Jij Die weet dat ik zonder Jou niets vermag?' slaken. Het moet op
een toon van zachtmoedigheid en nederigheid gevraagd worden en niet van vloek
en berisping. Kom goede en liefdevolle Vader, kom mij redden, kom en geef mij
de kracht mijzelf te redden want, de dood is vreselijk en de Duivel drijft hem
vol list hoger op. Hij fluistert mij toe dat Je niet meer van mij houdt. Vader
laat Je voelen, niet om mijn verdiensten, maar juist omdat ik niets ben en geen
verdiensten heb. Ik kan niet overwinnen in mijn verlatenheid. Nu besef ik, dat
het leven werken voor de Hemel was.
Er is gezegd : Ongelukkig de verlatenen. Verscheurd en eeuwig ongelukkig zijn
zij, die alleen zijn in het uur van de dood, alleen met zichzelf, alleen
tegenover Satan en het vlees ! Maar wees niet bang. Indien jullie de Vader
roepen, dan zal Hij komen. Roep Hem in alle nederigheid aan en dan zullen
jullie je schuldige gevoelloosheid, valse vroomheid en de verlammende
ongeregelde liefdes van het eigen ik, uitboeten.
6. Ik heb dorst.
De diepe dorst naar hemels water en hemelse dingen komt,
wanneer men de ware betekenis van het eeuwig leven begrijpt. Men begrijpt het
volledig als het eeuwig leven zich aftekent tegenover het aardse leven. Het
verlangen naar welke menselijke dorst ook, is overwonnen, wanneer de zuivering
van lijden en dood in heilige gehoorzaamheid is aanvaard. De bovennatuurlijke
dorst komt naar boven, wanneer de geest in enkele uren of minuten naar God is
toegegroeid. Dorst naar God en dorst naar liefde. Het eindresultaat is op dat
moment groter dan in een heel leven bereikt wordt. De dorstige ziel snakt naar
liefde. Zoals water dat op de grond viel en terug wolk wil worden in plaats van
slijk. De ziel zoekt naar de plaats van haar ontstaan. Nu de vleselijke
verpakking bijna is afgelegd, voelt de opgesloten ziel haar oorspronkelijk
verblijf en verlangt ernaar met heel haar zijn. Het is als thuis komen. Het
is als een uitgeputte pelgrim, die na jaren afwezigheid, zijn geboorteplaats
nadert. Hij verzamelt al zijn krachten om vlugger en met volharding die
geboorteplaats te bereiken. Hij maakt zich geen zorgen over al wat er sinds de
dag van zijn heengaan allemaal is gebeurd of om het bezit dat hij achterliet.
Hij is ervan overtuigd het geluk terug te vinden en er nog meer dan vroeger van
te genieten. Hij heeft ervaren, dat het povere dat hij in ballingschap vond,
niet gelukkig maakt.
Ik heb dorst. Dorst naar Jou, mijn God. Om bij Jou te zijn.
Om Jou alles te geven. Op de drempel tussen hemel en aarde begrijpt men heel
goed wat naastenliefde betekent en hoe ze moet worden beleefd. Er komt een
verlangen om God te geven aan hen die op aarde achterblijven. Je wilt die
boodschap aan de achterblijvers meedelen. Hen doen inzien wat werkelijk telt.
Al de heiligen storten zich in liefde over hen, die nog strijden op aarde om
God liefde te geven en Hem te doen beminnen. Zij zijn als zaadjes die dood zijn
gegaan om daaruit boom of gewas te kunnen worden.
Ik heb dorst. Wanneer de ziel de drempel van het Leven
bereikt, is er maar één water die de dorst lest namelijk het Levend Water of
beter God zelf. Hij is de ware Liefde. De Liefde die de tegenpool is van
egoïsme. Egoïsme is bij de rechtvaardigen reeds voor het lichaam gestorven en
er heerst alleen nog liefde. Het is die liefde die roept : Ik heb dorst naar
Jou en de zielen. Redden, beminnen, sterven om bevrijd, vrij te kunnen beminnen
en te redden. Sterven om te worden geboren. Alles verlaten om te bezitten. Alle
zoetheid en alle troost weigeren, omdat alles schijn is op aarde. De ziel wil
alleen maar zich onderdompelen in de oceaan van de Godheid. Drinken van het
water en er zonder dorst te blijven, want de Fontein van het levende Water zal
haar hebben ontvangen. Deze dorst ondergaan, dient tot herstel van
liefdeloosheid en begeerte.
7. Alles is volbracht Vader, in Uw handen
beveel ik mijn geest.
Elke verzaking, alle lijden en beproevingen, strijd,
overwinningen en offers : alles. Nu is de tijd gekomen om zich voor te stellen
aan God. De tijd die aan de mens is toegestaan om een god te worden en aan
Satan om de mens te bekoren is volbracht. Het lijden, de beproeving en de
strijd eindigen. Enkel het eindrapport blijft : de liefdevolle zuivering van
het vagevuur of het onmiddellijke verblijf in de Hemel. Maar alles wat aards
is, samen met de menselijke wil, neemt een einde. Alles is volbracht ! Dat is
het woord van de totale berusting of de diepe dankbaarheid om het einde van de
beproeving en het brengen van het offer. Degenen die sterven in staat van
doodzonde en waarbij duivels uitroepen dat alles is volbracht is, horen
natuurlijk niet bij deze groep. Ik spreek hier van berouwvolle zondaars, goede
christenen of helden van de deugd. Deze laatsten roepen : Alles is volbracht,
het offer is ten einde. Neem mijn sterven aan als mijn uitboeting ! Ontvang het
als mijn liefdesoffer !
Eens gekomen tot de bevrijding van de materie, leggen de
stervenden hun geest op Gods boezem neer en zeggen : Vader, in Jouw handen
beveel ik mijn geest.
Kruisweg
Binnen de Katholieke Kerk vindt op veel plaatsen
op Goede Vrijdag om drie uur 's middags de kruisweg plaats, waarbij
de lijdensweg van Christus vanaf het gerechtsgebouw (het paleis van de Romeinse
procurator Pontius Pilatus) tot op de heuvel Golgotha, plaats van zijn
terechtstelling, wordt herdacht. Daarbij wordt bij 14 staties telkens
stilgestaan:
I Jezus wordt ter dood veroordeeld.
II Jezus neemt het kruis op Zijn schouders.
III Jezus valt voor de eerste maal onder het kruis.
IV Jezus ontmoet Zijn Heilige Moeder.
V Simon van Cyrene helpt Jezus het kruis te dragen.
VI Veronica droogt het aangezicht van Jezus af.
VII Jezus valt voor de tweede maal.
VIII Jezus troost de wenende vrouwen.
IX Jezus valt voor de derde maal.
X Jezus wordt van Zijn klederen beroofd.
XI Jezus wordt aan het kruis genageld.
XII Jezus sterft aan het kruis.
XIII Jezus wordt van het kruis afgenomen.
XIV Jezus wordt in het graf gelegd.
Kruishulde
's Avonds is er een viering met kruisverering. In kerkgebouwen
is de godslamp gedoofd omdat het Lichaam van Christus in het
tabernakel afwezig is. Het altaar is op deze dag volledig kaal:
het kruis, de kandelaren en het altaardwaal zijn verwijderd. De liturgische
kleur is rood, een verwijzing naar het lijden en het vergoten bloed van
Christus. In het eerste deel van de dienst wordt, net zoals op Palmzondag,
het lijdensverhaal van Christus voorgelezen. Daarna wordt er gebeden voor
de Kerk, de paus, alle ambtsdragers van de Kerk en gelovigen,
de doopleerlingen, de eenheid van de Kerk, het joodse volk, de
niet-christenen, de ongelovigen, de gezagsdragers van het land en
alle noodlijdenden. Daarna volgt de kruishulde, waarbij het kruis in processie door
de kerk wordt gedragen, het kruishout ontbloot en ten slotte vereerd wordt door
de gelovigen. Het is in veel kerken gebruikelijk om op Goede Vrijdag tijdens de
kruishulde de Improperia uit te voeren. Na de kruishulde volgt een
communiedienst. Daarbij worden hosties gebruikt die tijdens de
avondmis van Witte Donderdag speciaal voor de communie op Goede
Vrijdag zijn geconsacreerd. Goede Vrijdag en Stille Zaterdag zijn immers de
enige twee dagen van het jaar waarop er geen mis wordt gevierd. Het
altaar is tijdens de communieviering bedekt met dwaal en corporale.
De Improperia of Beklag Gods is
een gezang tijdens de kruisverering in de Latijnse liturgie van Goede
Vrijdag. De titel Improperia komt uit het Kerklatijn, en is meervoud
van improperium = verwijt, namelijk het verwijt van Christus
aan het volk dat hem ter dood bracht.



Het wordt door het koor gezongen, terwijl de gelovigen het
kruis vereren. Na de Improperia wordt het Crux fidelis gezongen.
Aanvankelijk werden de Improperia eenstemmig (gregoriaans) getoonzet, maar
later werden ze herhaaldelijk meerstemmig gecomponeerd, onder andere door Palestrina (ca.
1525-1594).
|