Vervolgingen
door Jozef doorstaan in Nazareth en zijn geduld
De duivelse demon was razend op de voorspoed van Jozef. De
grillige draak maakte nu gebruik van
verschillende individuen die een antagonistische houding hadden tegenover de
Heilige. Hij wekte een gevoel van bitterheid en intense nijd op tegen Jozef,
omdat hij in staat was geweest om zijn Zoon te redden, terwijl zij hun zoon
hadden verloren. We werden allen beroofd van onze onschuldige zonen door Herodes
tirannie, terwijl hij alleen in staat was om zijn Zoon te redden, zeiden ze
onder zichzelf. Ze konden het gewoon niet verdragen om herinnerd te worden aan
Jozefs geluk.
Ze wisten gewoon geen betere manier om lucht te geven aan
hun droefheid en kwelden hem door middel van hun scherpe verwijten. Ze vielen
hem lastig in het dorp en verweten hem zijn kwaadaardigheid (dat was hoe ze
zijn aandacht en zorg inschatten) door te beweren: Jij heb een hatelijke zaak
gepleegd! Terwijl je altijd deed uitschijnen een zeer eenvoudige man te zijn,
was je sluw genoeg om te vluchten, vooraleer Herodes besluit je zou kunnen
treffen. Misschien was het de duivel zelf, die je die informatie gaf om
voldoende tijd te hebben om te vluchten vooraleer de onrechtvaardige moord van
onze kinderen plaats vond! Je bent uiterst verachtelijk, erger nog dan Herodes,
want je wist van het besluit en toch informeerde je niemand, en gebruikte je
jouw geheime kennis alleen voor eigen voordeel. Maar God zal je wel straffen, egoïstisch
schepsel! Hij zal ervoor zorgen dat jouw Zoon ook zal omkomen net zoals de onze
zijn omgekomen.
Hun razernij was zo intens toen ze hun opmerkingen deden,
dat het leek alsof ze zochten om hun woorden zoals pijlen op hem af te schieten.
De Heilige boog zijn hoofd en zweeg. Dit bevestigde enkel hun ongoddelijk
oordeel, en zorgde dat ze uitriepen: Ah, jij bent een hypocriet! Je zegt niets
omdat je zeer goed weet dat je een kwaadaardige daad hebt begaan. Het is
genoeg! Je zal de straf betalen! Jouw Zoon zal ook sterven! We zullen een
manier vinden om Hem te doden! Het is niet eerlijk dat jouw Zoon zou leven,
terwijl al onze zonen hun leven moesten opofferen.
O, wat teisterden deze beschuldigingen Jozefs hart! Hij
wist niet goed wat te zeggen. Uiteindelijk verklaarde hij: Waarom zijn jullie
zo woedend op mijn onschuldige Zoon? Werk jullie woede op mij uit, als jullie iets
tegen mij te hebben, maar breng mijn Zoon geen schade toe. Hij is volledig
onschuldig. Daarop reageerden ze nog heftiger: Ook jouw Zoon moet afgeslacht
worden, net zoals onze zonen werden afgeslacht.
Hoewel hij zeer getroffen was door hun opmerkingen, sprak
Jozef openhartig tot hen: Enkel wat God wenst te laten gebeuren, zal gebeuren-niets
anders. Hij heeft het leven van Jezus in het verleden veilig gesteld, en Hij
zal dit opnieuw doen in de toekomst.
Gepikeerd vroegen ze hem hoe hij kon beweren dat God het
leven van zijn Zoon had gered, terwijl het eigenlijk door zijn kwaadaardigheid
en sluwheid was dat dit tot stand was gekomen. Jozef onderwierp zich geduldig en
in stilte aan hun verwijten. Dit was olie op het vuur en ze gingen nog meer
tekeer. Jozef ging terug naar huis, vervuld van smart en ellende. Het was niet
omwille van angst of ongeluk, maar omdat hij zag dat zijn God zo zwaar werd
beledigd. Hij was ervan overtuigd dat God Zijn Eniggeboren Zoon zeker zou
beschermen en Hem bevrijden van de woede van zijn vijanden.
Jezus en Maria waren aan het wachten op Jozef. Ze waren
zich beiden bewust van al wat er was gebeurd en Ze wensten om hem te troosten
en bemoedigen. Als Jozef Jezus zag begon hij te wenen. Jezus verwelkomde hem
met buitengewone tedere liefde en zei: Wees niet bang, lieve vader. De
duivelse monsters zijn vertoornd tegen jou, maar ze zullen niet in staat zijn
om je te treffen. Onderga gewoon deze vervolgingen met geduld, want je zal
grote verdiensten verkrijgen en je zal ervoor zorgen dat je bijkomende gunsten
en genaden verkrijgt van Mijn Hemelse Vader. Ook Maria bemoedigde Jozef op gelijkaardige
wijze.
Met vernieuwde moed, verklaarde Jozef Hen zijn onverschrokkenheid
met betrekking tot elke eventualiteit, en zijn enige zorg op dat moment waren
de beledigingen van deze mensen tegen de Hemelse Vader. Hij smeekte Jezus en de
Moeder van God om deze ongelukkigen aan de barmhartigheid van de Vader aan te
bevelen, omdat ze werden opgehitst door de duivel. Hij wilde dat ze hun
ongerechtigheid zouden erkennen en hun leven beteren. Jezus en Maria smeekten
samen met Jozef de Hemelse Vader dat op grond van Zijn grote mildheid, Hij deze
misleide zielen zou verlichting schenken. Daarna vertelde Jozef alles wat deze
mensen hem hadden gezegd en hij nam zich voor het huis eventjes niet meer te
verlaten, om hen niet nog een gelegenheid te bieden om hem te verwijten, en zo
God te beledigen.
Dit bleek niet te baten, omdat sommigen buren waren
bezweken onder de ophitsing van de duivel en zowel Jozef als Maria benijdden,
omdat zij het leven van hun Zoon hadden kunnen redden. Ze herinnerden zich ook
hoe zij in het geheim waren gevlucht, zonder iemand te informeren. Met als
gevolg dat deze mensen zich zeer uitdagend gedroegen, en hen verschillende
keren uitscholden. De H. Familie doorstond dit alles met een onovertroffen
geduld. Jozef nam zijn toevlucht tot Jezus: O mijn dierbare, lieve Zoon! Is
het mogelijk dat beproevingen ons herhaaldelijk treffen? Ik geloofde dat Jij
hartelijk zou ontvangen worden door onze dorpelingen, maar nu zie ik dat je
benijd wordt en vervolgd. Ik had gehoopt op een vredevol en vreugdevol
samenzijn met Jou, maar nu zie ik een nieuwe verdrukking opkomen.
Jezus herinnerde Jozef eraan dat het geen tijd was voor rust
en troost, maar dat het zeer passend was altijd beproevingen te doorstaan.
Enkel in het hemelse thuisland zou hij de volle troost krijgen. God de Vader
had beschikt dat Jozef gedurende zijn leven hier op aarde altijd een of ander kwelling
zou moeten ondergaan, om zijn trouw en liefde te bewijzen. De heilige Jozef
boog zijn hoofd als reactie hierop en aanvaardde de goddelijke wil met totale
overgave.
Het was zelfs zo dat een aantal van deze mensen Jozef zelfs
verwijten maakten in zijn eigen werkplaats. Hij besefte dat de nijd die ze hem
toedroegen hen niet zou toelaten dat ze in vrede met hem leefden. Met als
gevolg dat kort na hun thuiskomst, Jozef Jezus verborgen hield zodat Hij deze
klachten en beschuldigingen niet zou horen. Hij vreesde dat ze Jezus zouden
verdriet doen, en dit zou voor hem nog een grotere kwelling betekenen.
Op een andere gelegenheid, wenste God Jozefs deugd nog meer
te beproeven, om hem nog een grotere verdienste te kunnen schenken. Hij liet
toe dat hij gekweld werd, maar zonder hem enige troost te schenken. Hij liet
hem dubbel afzien. Nadat hij verschrikkelijk werd beschuldigd door zijn vijanden,
zocht Jozef troost in de aanwezigheid van Jezus en Maria. Maar Maria had zich teruggetrokken
in Haar kamer en Jezus bevond zich in een extreme terughoudende en grimmige houding.
Een diep leed doordrong Jozefs ziel. Hij boog zijn hoofd en
keerde verdrietig en bezorgd naar zijn werkplaats terug, waar hij ontroostbaar
weende, want hij geloofde dat hij de oorzaak was van Jezus terughoudendheid. Oh,
mijn dierbare, geliefde Jezus, mompelde hij, miserabele ellendeling dat ik
ben, wat kwaad heb ik nu gedaan om Jou in zon terughoudendheid te zien
tegenover mij? Oh, ongelukkig schepsel dat ik ben, als ik Jou, de bron van al
mijn troost en vreugde, inderdaad heb beledigd, waar zal ik dan kracht en vrede
vinden? Wat kan ik doen- wat kan ik zeggen- om Jou, mijn Jezus, te sussen?
Hij verhief zijn geest tot de Hemelse Vader, en riep uit: O
Vader van Barmhartigheid, kijk neer met medelijden op mijn miserie. Als het Uw
wil is dat uw onwaardige dienaar moet gekweld en verdrukt worden en zonder
enige opluchting blijft, dan zal ik het met berusting aanvaarden. Als het deel
uitmaakt van Uw plan dat ik de rest van mijn leven moet doorbrengen in zon omstandigheden,
dan onderwerp ik mij met berusting, opdat er geen schuld van zonde in mij
aanwezig zou zijn. Vandaar smeek ik U, mijn God, om Uw meest onwaardige dienaar
te kwellen en te straffen, en om elke troost weg te nemen, om toe te laten dat
ik U nooit beledig! Moge al het ongeluk van de wereld mij hier beneden treffen,
als Ik maar nooit, zelfs niet in de minste mate, U onaangenaam ben, O
Goddelijke Majesteit, die alle liefde en aanbidding waardig bent!
Als Jozef deze oproepen deed tot de Hemelse Vader, voelde
hij zijn zwaarmoedig hart lichter worden. Hij merkte dat hij innerlijk gesterkt
werd. Maar zijn ziel was nog steeds doordrongen van leed wanneer hij dacht aan
Jezus grimmige uitdrukking. Hij dacht dat Maria nu ongetwijfeld een
gelijkaardige houding zou aannemen tegenover hem. Ah, Jozef, dacht hij, tot
wie ga je nu je richten om steun te krijgen? Er is nu niemand van wie je enige
hulp kunt verwachten. Zelfs je God, die de enige is die op dit moment je kan
troosten, moet zeker boos op je zijn, omdat Jezus, Zijn Mensgeworden Zoon, en
ook Maria zich zo gedragen.
Jozef was zo verdrietig en door kwellingen getroffen, dat
hij niet wist wat hij moest doen. Hij voelde plotseling de drang om naar Jezus
terug te keren om Hem vergeving te vragen voor welke belediging hij ook had
gedaan, maar iets hield hem tegen. Pas toen hij een geweldige drang voelde, wilde
hij toch naar Jezus gaan. Hij wilde zich vol vertrouwen en vol hoop aan de
voeten van zijn geliefde Jezus werpen. Toen hij dit van plan was, vond hij
echter Jezus die naar hem kwam in een liefdevolle omhelzing. O wat vond Jozef
troost op dat moment. Wie kan het geluk en uitbundigheid van zijn hart
bevatten? Jezus was de eerste die sprak: Verheug je, lieve vader, want je hebt
Mij nooit beledigd, en Ik heb de grootste liefde voor jou.
O mijn lieve Zoon, antwoordde de gelukkige Jozef, mijn
ziel was zo zwaar van bezorgdheid, maar nu dat ik Jouw vreugdevolle gezicht
zie, is mijn ziel terug opgetogen. Je weet waarom ik bang was. Nu dat Je mij
hebt verzekerd dat ik Jou niet heb beledigd, verkeert mijn hart in vrede.
Mijn lieve Jozef, je mag je inderdaad verheugen,
herhaalde Jezus, want je hebt mij en de Hemelse Vader veel voldoening gegeven
door jouw beproevingen te verdragen. Daarom verkrijg je grote verdienste door
je in alle dingen te schikken naar de goddelijke wil. Toen Hij dit zei, nam
Jezus Jozef bij de hand en samen gingen ze naar Maria, die op de komst van
Jozef wachtte.
Jozef kreeg nog een grote troost door wat Maria hem zei, en
hij vernederde zich om zon grote liefde te ontvangen, en achtte zich onwaardig
voor zon zegeningen. Hij weende van geluk, en smeekte Jezus en zijn heilige
echtgenote om God de Vader te danken voor hetgeen Hij hem voortdurend in Zijn
vrijgevigheid schonk, en hij verklaarde zijn totale onwaardigheid. Jezus en
Maria gehoorzaamden onmiddellijk en dankten en prezen de Vader namens Jozef.
Dit was zeer aangenaam voor Jozef en hij manifesteerde zijn dankbaarheid
tegenover Hen. Ze streelden hem met liefde en moedigden hem aan om elke
beproeving moedig te dragen. De Heilige keerde naar zijn werkzaamheden terug,
en was volledig gerustgesteld en tevreden. Hij prees God en dankte Hem vurig
voor alles wat Hij toeliet te gebeuren voor het welzijn van zijn ziel. Als hij
de vele genaden overwoog die hij had ontvangen, verbaasde hij zich er nog meer
over en samen met de drie jongelingen van Babylon in de H. Schrift die machtig
God prezen, aanriep hij opnieuw de hele schepping om de Schepper lof te
prijzen.
Zijn ziel werd zo volledig ondergedompeld in God dat zelfs
zijn werk geen hindernis was. Zijn geest was voortdurend opgenomen in gebed, lofprijzing,
dankzegging, smeekgebed of liefdevol offer. Wegens zijn voortdurend verblijf in
Gods liefde en voortdurende aandacht aan Hem, gebeurde het dikwijls dat hij een
nauwkeurig en precies werk had uitgevoerd zonder het te beseffen. Terwijl zijn
lichaam het druk had met zijn bezigheden, vond zijn ziel genot in het liefste
en hoogste Goed. Jozef bezat hiermee een bijzondere genade en hij toonde zijn
diepste dankbaarheid tegenover God.
Net zoals voorheen, gebeurde het dat bepaalde individuen
die niets te doen hadden, naar Jozefs werkplaats kwamen om te babbelen, en
volledig onopgemerkt bleven door hem. Jozef werd door hen aanzien als een dwaas.
Toen dit bekend werd, dankte hij God dat deze mensen hem als een zwakzinnige
zagen. Het deed hem plezier in zijn nederigheid, door niemand hoog in aanzien
gesteld te worden. Hij aanzag deze beledigende mensen als goedgunstige mensen.
Dit was werkelijke een gelegenheid van grote verdienste voor hem, en hij kon zo
zijn ziel verrijken met onvergankelijke schatten.
Vandaar dat hij veel voor hen bad en wanneer hij door hen
werd lastig gevallen en slecht werd behandeld, toonde hij hen een nog blijer
gezicht dan gewoonlijk. Hij groette hen beleefd en in zijn hart wenste hij hen
enkel alle goeds. Hij was in staat om voor hen vele genaden voor hun ziel te verkrijgen
door zijn gedrag, wat zodanig aangenaam was voor God, dat Hij hem onmiddellijk alles
verleende wat hij vroeg. Het besef dat hij God een grote voldoening schonk,
stelde Jozef in staat om met een grote zielsvreugde de deugd in praktijk te brengen.
Zelfs onder degenen die hem goedgezind waren, moest Jozef
een groot deel van minachting aanvaardden. Hun commentaar was goed bedoeld,
want ze waarschuwden hem niet nog langer in andere steden rond te lopen zoals
hij eerder had gedaan. Anderen lachten hem uit en noemden hem een landloper en
beschuldigden hem er bovendien van niets te betekenen omdat hij zijn echtgenote
zo ver weg van huis had meegenomen. Ze verklaarden dat Zij, die zo wijs was, zo
gedistingeerd, en zo lief, enkel zou blootgesteld worden aan verdere laster.
Daarom zou hij zich permanent moeten vestigen in Nazareth. Daardoor zou hij aanzienlijk
ervaring opdoen, verklaarden ze, en zou hij zeker een man met rijpheid worden!
Deze opmerkingen drongen dip in Jozefs ziel. Om zijn geheim
niet te onthullen, was hij genoodzaakt om te zwijgen en zich schuldig te
bevinden aan deze beschuldigingen, en als een onverantwoordelijke persoon te
worden aanzien. Zijn gezicht werd rood van schaamte als hij deze mensen dankte
voor hun goede wil en smeekte hen om aan zijn arm begripsvermogen tegemoet te
komen. Binnen zijn hart offerde hij alles op aan God en verklaarde hij zich
klaar om veel meer te lijden uit liefde voor Hem. Voor zover ik zo gezegend en
begunstigd werd door U, o mijn God, weende hij, is het passend dat ik
geminacht word door de mensen. Bovendien is het genoeg voor ij om in staat te
zijn U te behagen en om U goddelijke wil te volbrengen. Zie, ik ben zelfs
bereid om mijn geboorteland opnieuw te verlaten als U het zou wensen! Ik zou
met blijheid mij opnieuw onderwerpen, niet alleen aan al de pijn en ontberingen,
maar ook aan al het misbruik en laster van de mensen die een foute
interpretatie hebben van mijn daden.
Jozef was ten allen tijde klaar om de goddelijke wil tot
uitvoer te brengen in alles. Voor hem was het synoniem met vrede, een vrede dat
hij zo overvloedig vond in het vervullen van zijn eisen.
Wanneer Jozef terug thuis kwam na een van zon
gelegenheden, streelde de jonge Jezus hem uitgebreid en vertelde hem hoezee Hij
zich met hem verheugde over de verdienste die hij had verkregen en de voldoening
die hij de Hemelse Vader gaf. Hij deed dit zonder enige communicatie van Jozef
over de onaangenaamheden die hij had ervaren.
Jozef smeekte Jezus, op grond van Zijn goedheid, de Hemelse
Vader te danken voor de liefde dat Hij hem betoonde, en dat Zijn Vader de
kleinigheden zou aanvaarden dat hij had doorstaan uit liefde voor Hem. Hij bood
ook vrijelijk aan om nog meer te verdragen, als de Hemelse Vader grotere
beproevingen wilde opleggen.
|