Het
bevel om terug te keren naar Nazareth
Jozef was nu tevreden om in Egypte te verblijven. Bijna iedereen
waardeerde en beminde hem en zijn gezin. Hoewel hij dikwijls in het begin van
hun ballingschap het met Maria had over een terugkeer naar Nazareth, en op een
bevel van God had gewacht, dacht hij er niet langer meer aan. Hij was gelukkig
om op deze plaats te leven, waar God hem had gezonden met het doel het leven
van de Verlosser te redden. Op een nacht kwam de engel plotseling opnieuw en
beval hem terug te keren naar Nazareth, omdat Herodus, die had geprobeerd om
het Kind te vermoorden, nu was overleden.
Jozef was niet in het minst geschokt. Bij het ontwaken
vertelde hij Maria over wat de Engel had gezegd. Zoals gewoonlijk was Zij reeds
op de hoogte, hoewel Ze het Jozef niet liet merken. In respect voor dit
bericht, knielden ze beiden en aanbeden God, die hen dit mandaat had gegeven.
Dan besproken ze de zaak met hun geliefde Jezus, die hen verder informeerde over
de goddelijke maatregelen. Zijn woorden waren vervuld van beminnelijkheid en wijsheid.
Aan de ene kant was Jozef zeer verheugd over het vooruitzicht terug naar zijn
thuisland te keren, maar aan de andere kant huiverde hij bij de gedachte om
Jezus en zijn echtgenote terug mee te nemen op een lange en ellendige tocht, en
Zij het ongemak zouden moeten verdragen.
Na de verheven bevelen die Jezus hen gaf over de zaak, was
Jozef gelukkig en tevreden, en was hij volledig bereid om het goddelijk mandaat
uit te voeren. Hij sprak tot Jezus: O mijn geliefde Zoon, Je zal zeer veel
moeten doormaken op deze tocht en dit doet mij verdriet. Jezus troostte hem
met Zijn levengevende woorden door te verklaren dat voor Hem lijden, vreugde
betekende, omdat dit de manier was waarop de wil van Zijn Vader zou vervuld
worden.
Jozef begon de verplichtingen die hij had met zijn werk, in
orde te brengen. Hij verkocht zijn werktuigen en gaf milde aalmoezen aan de armen.
Hij bracht de mensen die bijzonder goed voor hem waren geweest, op de hoogte van
zijn vertrek naar zijn thuisland. Velen onder hen weenden, want zelfs deze
afgodendienaars bewonderden het deugdzame karakter van deze heilige man. Ze waren
enorm aangetrokken tot Jezus door Zijn bevalligheid en door Zijn andere
buitengewone eigenschappen.
Ook waren sommige vrouwen ontroostbaar omdat ze een grote
liefde voor de Moeder van God voelden. Maria troostte hen en gaf hen raad in
verband met het ware geloof, en deed hen verlangen om het goede te doen en te
groeien in liefde en kennis van God. Maria sterkte hen, en voorzag hen van vele
geestelijke herinneringen. Ze beloofde om hen altijd in gedachten te houden en tot
de ware God te bidden in hun naam.
Jozef deed hetzelfde en gaf mensen raadgevingen. Het was
logisch dat vele van deze mensen verdrietig waren over Marias en Jozefs
aanstaande vertrek, omdat ze vele geestelijke en tijdelijke gunsten van hen
hadden ontvangen. Maria en Jozef hadden deze mensen hun hulp en liefde aangeboden
in verschillende moeilijkheden zoals in ziekte en andere problemen. Ze gaven de
weinige huisraad die Ze bezaten weg aan de meest behoeftigen onder hun
kennissen. Ze planden zonder bagage te reizen, in een volledige overgave aan de
Goddelijke Voorziening. Jozef had enkel een klein beetje geld bij, en zelfs dat
was hij van plan af te staan aan een of andere arme die hij op weg kon
ontmoeten.
Toen ze voorbereidselen troffen voor het vertrek, kon Jozef
zijn tranen niet bedwingen wanneer hij hoorde hoe zijn liefdevolle buren door
verdriet waren overmand. Zijn hart was zo teder en meevoelend. Hij dankte hen
liefdevol voor al de liefde en goedheid die ze Hen hadden betoond. Sommigen vroegen
hem waarom hij hen plotseling wilde verlaten. Hij zei dat hij de wil van God
moest vervullen en dat Hij het was die hen naar Egypte had gezonden en hen nu
terugriep naar hun thuisland.
Desondanks vroegen de Egyptenaren hem met aandrang bij hen te
blijven, en een aantal van hen stelden hem voor, in zijn noden te helpen voorzien.
De Heilige dankte hen van harte en drukte zijn dankbaarheid uit om hun
bezorgdheid en goede wil. Onder deze mensen, was er iemand die smeekte om zijn
Zoon achter te laten, en hij haalde verschillende argumenten aan. Hij legde voornamelijk
de nadruk op het gevaar van ziekte waaraan de jonge Jezus zou blootgesteld
worden. Jezus had een teer gestel. Hij was zeer overtuigend in zijn pogingen om
Jozef om te praten, maar de Heilige glimlachte alleen maar en verklaarde
rechtuit dat hij nooit zou vertrekken zonder zijn geliefde Zoon. Zijn hele
troost bevond zich juist in Jezus. Hij verklaarde verder dat hij vol vertrouwen
was dat Jezus kracht genoeg had, omdat Hij niet ziek was geworden wanneer Hij
als pasgeborene naar Egypte was gekomen. Hij zou geen gezondheidsproblemen
krijgen, nu Hij groter was geworden. Hij stelde zijn volle vertrouwen in God,
die hen zeker zou bijstaan en beschermen, zoals Hij reeds bij elke gelegenheid
had gedaan.
Met deze verklaringen was Jozef in staat om de vrees van deze
mensen te bedwingen en ze erkenden dat hij gelijk had om zijn Zoon niet achter
te laten in Egypte. Ieder die in zijn plaats was zou ook niet toegestemd hebben
om van Jezus gescheiden worden. Maria en Jozef hadden de dag en het uur vastgelegd
van hun vertrek, volgens wat ze beschouwden als Gods wil. Vooraleer ze
vertrokken knielden ze nogmaals en richtten hun gebed tot de Hemelse Vader om
Hem te danken voor alles wat Hij door Hen had volbracht in deze stad. Er waren
een aanzienlijk aantal mensen tot kennis van de ware God gekomen.
Ze smeekten God om deze mensen te belonen voor de liefde en
goedheid die ze hen hadden betoond. Maria en Jozef baden ook voor de hele natie,
opdat het hele volk tot kennis van de ware God zou komen. Ze beveelden vooral
al degenen aan in hun gebed die reeds tot verlichting waren gekomen. Tenslotte
vroegen ze Hem om Zijn vaderlijke zegen, en smeekten Hem om hen bij te staan
met Zijn hulp op hun vermoeiende en lange tocht.

|